Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stand en staat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stand en staat

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds. A. Moerkerken (predikant van de Gereformeerde Gemeente Capelle aan den IJssel, docent aan de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten te Rotterdam), heeft een boekje geschreven over standen in het genadeleven. De titel van het boekje verwijst reeds daarnaar. Het heet Bethel en Pniël¹ met als ondertitel: Standen in het genadeleven. Reeds eerder, twintig jaar geleden, kwam er een geschrift uit de pen van ds. Moerkerken, waarin hij in feite hetzelfde betoogde, als wat hier geboden wordt: het heette toen: Genadeleven en genadeverbond. Het verbond der genade (een dogmatisch heet hangijzer in de Gereformeerde Gezindte) werd toen min of meer afhankelijk gemaakt van de beleving ervan.
Die gedachte speelt hier ook op de achtergrond mee. De ervaring van de gelovige bepaalt grotendeels de vraag of men deel heeft aan het verbond der genade. Daarmee wordt de vaste belofte van het verbond min of meer op de tweede plaats gesteld ten opzichte van de ervaring. En daarmee zitten we op een spoor dat (natuurlijk nooit bedoeld) in hetzelfde klimaat voert als waarin de moderne theologie zich ophoudt. Ondanks alles is Moerkerken moderner dan hijzelf zou willen toegeven. Hij zal dit niet opvatten als een compliment, zoals het ook niet is bedoeld.
Het betoog van dit boekje komt er op neer dat een kind van God de dingen kan beleven, waardoor de zaligheid hem nu nader komt, terwijl een ander kind van God nog „vóór de zaak staat". Ds. Moerkerken meent hier twee standpunten te kunnen onderscheiden. Het ene zegt dat alle kinderen van God hetzelfde ontvangen hebben, „maar dat de een er meer van mag zien dan de ander", terwijl het andere „standpunt" er van uitgaat dat de één nog voor „de zaak" staat, terwijl de ander die reeds beleefd heeft.
Bethel is Pniël niet. In Bethel is Jacob weliswaar een kind van God, maar in Pniël komt hij er eerst achter, dat hij het is. Deze bevindelijke theologie wordt tot in bijzonderheden uitgesponnen. Er zijn kinderen van God, die niet verder komen dan Bethel, er zijn er ook die Pniël beleefd hebben. Er zijn er die geestelijk gezien Bethlehem beleven, maar die nimmer Paasfeest (wezenlijke vergeving), laat staat Pinksterfeest (bevindelijke kennis van de Geest der aanneming) beleven.
Ds. Moerkerken ziet deze twee „standpunten" tegenover elkaar staan. Hij kiest voor het tweede en spreekt dan breeduit over de „standen", de zielsgesteldheden in het leven van de genade. Daarover valt menig woord te zeggen en ds. Moerkerken doet dit ook, pastoraal, met kennis van zaken, zich aansluitend bij een interpretatie van Comrie, die ook anders zou kunnen uitvallen. Zijn bedoeling is geen andere, dan die van een herder die de kleinen wil helpen. Het valt te vrezen, dat velen zijn taal en zijn opzet niet begrijpen. Toch zijn er stevige bedenkingen in te brengen tegen zijn methode. Ik noem een paar ervan.
In de eerste plaats: wie dwingt ons om een keuze te maken tussen het ene en het andere „standpunt"? Ik vind het kunstmatig, dit dilemma. Het is helemaal niet nodig, om het ene tegenover het andere te plaatsen. Geestelijke groei, kennis, of inzicht in de genade, kan blijkens de Schrift geschieden op een manier waarbij Timotheüs zich evengoed thuis voelt als Petrus en Paulus. Wast op, zegt Petrus, in de kennis en genade van de Here Jezus Christus. Het gaat om beide, het zijn en het bewustzijn. Maar het eerste is niet afhankelijk van het tweede.
In de tweede plaats: als het er op aankomt is de stand van een christen van secundair belang. Het gaat om diens staat voor God. Een „standentheologie" kan geen recht doen aan de rechtvaardiging door het geloof, zoals we deze vinden in de Romeinen- en in de Galatenbrief (excuus voor dit germanisme).
Een wezenlijk bezwaar lijkt me de verwarring die optreedt in de relatie tussen heilsgeschiedenis en heilsorde. Het spreken over het laatste begrip lijkt me niet in overeenstemming met de gebruikelijke hantering van het begrip in de goede gereformeerde theologie. De heilsorde is hier gekanteld in de persoonlijke heilsgeschiedenis en daarmee is het in genen dele meer de oorspronkelijke orde des heils. Daarover zou veel meer te zeggen zijn, maar hier ligt in ieder geval een theologische onduidelijkheid, die ook tot pastorale onklaarheid zou kunnen leiden. Wie dit standpunt inneemt kan Pasen beleven en voor eigen besef nog buiten de eigenlijke zaak staan. Hij kan zelfs het volle heil van Pinksteren smaken en niettemin zeggen, dat hij er nog niets van weet, omdat de heerlijkheid nog uitstaat.
Ik zou willen weten hoe ds. Moerkerken preekt over: In Hem zijt gij volmaakt, en over: wij zijn zalig geworden op de manier van de hoop. Een mens heeft niets, als hij in Christus niet is geïncorporeerd en een mens heeft alles, als hij één lijf is geworden met Christus. Kortom ik vind te veel christen en te weinig Christus in het hele verhaal, nu afgedacht van de exegese, die meer homiletisch dan uitlegkundig is.
Daarom heb ik, evenals dr. Blaauwendraad bedenkingen bij dit boekje, overwegend van dezelfde soort als hij. Tegelijk moet ik zeggen het te betreuren, dat de materie, de inhoudelijke, bevindelijke trend bij velen vandaag terra incognita is geworden. Dan verzeilt men ook in oppervlakkigheid, zoals déze systeemdwang eveneens de mensen met lege handen heen zendt. Zou het uiteindelijk geen gevolg kunnen zijn van een verkiezingssysteem, dat bouwt op kenmerken die de weg zouden moeten banen voor de prediking van het evangelie van genade die immers volbracht is? Als christenen met christenen worden vergeleken is er geen troost. Wij prediken Christus de gekruisigde. Wie het in trouw doet mag de rest aan de Here overlaten.

W. van 't S.

1. Ds. A. Moerkerken, Bethel en Pniël. Standen in het genadeleven. Uitgave Den Hertog Houten, 72 blz., ƒ 18,90.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 maart 1998

De Wekker | 16 Pagina's

Stand en staat

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 maart 1998

De Wekker | 16 Pagina's