Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wandelend langs de lange rijen stenen...

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wandelend langs de lange rijen stenen...

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Bij 't credo kan ik het geloven, op 't kerkhof komt de twijfel boven". Deze woorden drukken, denk ik, het gevoel van heel veel mensen uit als zij zich om welke reden dan ook op een begraafplaats bevinden. Ook dit jaar zullen wat vroeger of later op de paasmorgen mensen weer naar het kerkhof gaan.

Ze komen daar wel vaker en misschien zelfs met een zekere regelmaat, uit piëteit en in postume liefde voor een geliefde die men er ter ruste legde. Als er goede, hechte banden en diepe liefde bij het leven waren, kan zich dat na de scheiding die dood bracht, op soms ontroerende en treffende wijze voortzetten in liefdevolle verzorging van het graf en in verstilde momenten van herinnering op de plaats, die we wellicht ook voor ons zelf als laatste rustplaats hebben bestemd.
De drang tot deze gang is bij sommige mensen heel sterk. Soms zò groot dat nabestaanden, wier geliefde niet werd begraven maar gecremeerd, aan beheerders van kerkhoven vragen naar een graf van iemand van hetzelfde geslacht en van ongeveer dezelfde leeftijd, om daar plaatsvervangend bloemen neer te leggen en een enkele moment in herinnering te verwijlen.
Op paasmorgen zal die gang door christenen worden gemaakt met in gedachten wat het paasevangelie ons vertelt over de verrijzenis van Jezus Christus uit de doden en over de éénmaal zalige opstanding van allen, die de verschijning van deze Here in waarheid hebben liefgehad en die de verzoening door het offer van deze Heiland der wereld over hun leven hebben ingeroepen.

Grafschriften die heenwijzen naar zijn toekomst
Wandelend langs de rijen stenen valt het oog die morgen extra op de grafopschriften die op de opstanding uit de dood van de Here Jezus betrekking hebben of die heenwijzen naar zijn toekomst, die wellicht ook de toekomst van de reeds ontslapenen mag zijn. „Wachtend op de jongste dag", „In vertrouwen op de belofte van zijn toekomst", „Verwachtend de zalige opstanding uit de doden", „Eens als de bazuinen klinken", „Ik ben de opstanding en het leven", „Indien wij met Hem gestorven zijn zullen wij ook met Hem leven", „Wie in Mij gelooft, zal leven ook al is hij gestorven", „Bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken", „Want dit vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen", het zijn evenzovele woorden van troost en bemoediging waarmee de overledenen de grens van dood en leven overgingen of die door de achterblijvenden als grafopschrift werden bedacht.

Het Evangelie gebeiteld in steen, maar dan in stenen die alle nog altijd overeind staan of die nog altijd op de familiegraven liggen in de stand, waarin zij erop werden aangebracht, in onafzienbare rijen, weliswaar voor een groot deel omhoog wijzend, naar de hemel van waaruit wij Jezus mogen verwachten. Als die verwachting in vervuiling gaat, zullen na die ene steen, die Maria van Magdala weggenomen zag, ook al die andere omver gaan, „als de ure komt, dat allen die in de graven zijn, naar zijn stem zullen horen en zullen uitgaan, wie het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, wie het kwade bedreven hebben, tot de opstanding ten oordeel" (Joh. 5:28 en 29).

Met een gelovig hart en een ongelovig hoofd
Wandelend over het kerkhof en staande bij een steen waarvan het opschrift door de tand van de tijd verweerde en onleesbaar werd, probeert men zich daarvan een voorstelling te maken. Binnen ons kleine menselijke denkraam is het onmogelijk ook maar enigermate voorstelbaar te maken hoe de toedracht zal zijn als deze en andere woorden van de Schrift werkelijkheid zullen worden. Erger, men kan als christen, evenals de vrienden van Jezus nà zijn opstanding, staan te mijmeren bij de graven met een gelovig hart en een ongelovig hoofd, met een hoofd en een hart waarin hoop, verwachting, vertrouwen en twijfel, ongeloof en nuchtere werkelijkheidszin over elkaar heen buitelen. Opstanding van de miljarden van alle eeuwen, hoe ook gestorven, waar ook begraven of helemaal niet begraven, tot as gereduceerd in de crematoria van de tweede wereldoorlog, in grote en lange oorlogen zonder identiteit in massagraven terechtgekomen, onvindbaar geraakt onder modder- en sneeuwlawines, spoorloos na ontvoerd te zijn, hoe zal dat in zijn werk gaan? Hoe is dat mogelijk? Hoe kan die gedachte in de absurditeit van onze werkelijkheidservaring voor ons menselijk denken enigermate aanvaardbaar worden gemaakt? Hoe leer ik dat onvoorwaardelijk geloven?

Dood is dood?
In de geschiedenis van de mensheid is dat door velen gezegd. En je kunt het nog horen, hoewel je vandaag opmerkelijk veel uit de mond van mensen die zich niet aan het christelijk geloofsgoed verwant voelen, kunt horen dat zij de dood niet als de eindstreep zien. Velen houden het echter op „dood is dood".

Ook het Woord van God lijkt dat op bepaalde plaatsen te zeggen. „Dit is het ergste, dat onder de zon geschiedt: dat allen éénzelfde lot treft; daarom is het hart der mensenkinderen vol boosheid en er is verdwaasdheid in hun hart, hun leven lang; en daarna gaat het naar de doden. Want voor al wie tot de levenden behoort, is er hoop, immers een levende hond is beter dan een dode leeuw. De levenden weten tenminste dat zij sterven moeten, maar de doden weten niets; zij hebben geen loon meer te wachten, zelfs hun nagedachtenis is vergeten. Zowel hun liefde als hun haat en hun naijver zijn reeds lang vergaan; en zij hebben nimmer deel aan iets, dat onder de zon geschiedt" (Spreuken 9:3-6). Tot de levenden wordt in hetzelfde hoofdstuk even verderop gezegd: „Al wat uw hand vindt om naar uw vermogen te doen, doe dat, want er is geen werk of overleg of kennis of wijsheid in het dodenrijk, waarheen gij gaat". Wel zegt Prediker in hoofdstuk 12 dat als het stof wederkeert tot de aarde, zoals het geweest is, de geest wederkeert tot God, die hem geschonken heeft.
Ook in het boek van de psalmen weten we plaatsen te vinden die op ons, staande bij de graven van onze geliefden, met kracht kunnen toekomen. „Want in de dood is Uwer geen gedachtenis; wie zou u loven in het dodenrijk?" (ps. 6:6). Was ook de dichter van psalm 88 in zijn omstandigheden niet iemand die bij de gedachte aan dood en graf geen verwachtingsvolle overwegingen had? „Onder de doden is mijn verblijf, gelijk geslagenen die in het graf liggen, die Gij niet meer gedenkt, en die aan uw hand ontrukt zijn" (vers 6). En verderop in de verzen 11 en 12: „Zult Gij aan de doden een wonder doen; zullen schimmen opstaan en u loven? wordt in het graf uw goedertierenheid verkondigd, uw trouw in de plaats der vertering?"

In een ander licht
Wie op het kerkhof staat en langs de lange rijen stenen wandelt, zou in de somberheid en de uitzichtloosheid van wat hij waarneemt gevangen kunnen blijven, ware het niet dat we weet mogen hebben van nog andere woorden uit de Schrift. Woorden, die de sombere woorden uit het Oude Testament weliswaar niet van hun ernst en somberheid ontdoen maar er iets aan toevoegen, dat voor wie het mag geloven alles toch in een ander licht plaatst. „Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden, als eersteling van hen die ontslapen zijn. Want, dewijl de dood er is door een mens, is ook de opstanding der doden door een mens. Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden." Christus' dood en opstanding, keerpunt in onze geschiedenis, troost voor wie zijn leven erin begrepen mag weten, bemoediging voor wie de stenen bij elk bezoek aan het kerkhof nog steeds in dezelfde stand ziet staan of liggen.

Wij geloven wat ongelooflijk lijkt, heeft iemand eens gezegd. En zo voelen we het vaak. En daarom is het goed dat bij elke begrafenis op het kerkhof aan het slot het credo klinkt. Gelukkig de mens van wie mag gelden dat het daarin besloten geloofsgeheimenis zijn geestelijk eigendom is geworden.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 april 1998

De Wekker | 20 Pagina's

Wandelend langs de lange rijen stenen...

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 april 1998

De Wekker | 20 Pagina's