Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De veelkleurigheid van het christelijk dienstbetoon

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De veelkleurigheid van het christelijk dienstbetoon

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan wederzijdse steekpartijen heeft hij geen behoefte. Laat staan aan concurrentie tussen het dienstbetoon langs kerkelijke weg en christelijke hulpverlening door particuliere organisaties. Voor dr. W.H. Velema hebben beide naast elkaar bestaansrecht. Wel acht hij het nuttig een aantal piketpaaltjes te slaan. Richting particuliere organisaties: „Vanuit mijn kerkelijk denken leg ik de prioriteit bij het ambtelijke diaconaat." En richting kerkelijke instellingen: „Aan kerkelijke hulpverlening mogen dezelfde eisen worden gesteld als aan het werk door particuliere organisaties."

Onder de vele vakken die hij aan de Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken doceerde, was ook diaconaat. Het noopte dr. W.H. Velema tot nauwkeurig onderzoek van de bijbelse fundering van het christelijk dienstbetoon. Op grond van alle Schriftgegevens kwam hij tientallen jaren geleden al tot de conclusie dat het veelkleurig van aard is. „Het Griekse woord 'diaconia' heeft niet alleen een ambtelijke, maar ook een algemene betekenis. Allerlei taken van christenen worden met dit woord 'dienst' aangeduid. Zowel het ambtelijke dienstbetoon als het priesterschap van alle gelovigen ligt erin opgesloten. Lange tijd hebben we in onze kringen diaconaat louter gezien als ambtelijk diaconaat. De achterliggende 25 jaar is in toenemende mate het besef doorgebroken dat het breder is. Een bekende term is 'de diaconale gemeente'. Afkomstig uit een wat andere hoek van de kerk, maar op zichzelf is het een goede aanduiding. De werfkracht van de eerste christenheid had in belangrijke mate te maken met het concrete dienstbetoon vanuit de gehele gemeente."

Componist
„De term particulier diaconaat die in dit verband wel wordt gebruikt kan ik begrijpen, maar vind ik zelf niet zo gelukkig. Je wekt daarmee de indruk dat het om een particuliere kwestie gaat. Wanneer je als christen op niet-ambtelijke wijze diaconaal bezig bent, doe je dat als het goed is toch ook in opdracht van en verbondenheid aan Christus."
Hoe ziet u de verhouding tussen het ambtelijke en het algemeen christelijke diaconaat?
„In het ambtelijke diaconaat zie ik twee aspecten. In de eerste plaats dat wat wij altijd als diakenwerk gezien hebben: steun verlenen, zowel materieel, met troostrijke woorden, als met raad en daad. Een tweede taak, waarvoor ik in de loop der jaren meer oog heb gekregen, is het diaconaal bewust maken van de gemeente. Dr. F.H. von Meyenfelt heeft een heel mooi boekje geschreven onder de titel: 'De diaken als componist van de gemeente'. Componist in die zin, dat hij samenvoegt en bijeenhoudt, zoals we dat zien in Handelingen 6.
Het werk van de eerste diakenen was niet alleen ervoor te zorgen dat ook de Griekse weduwen werden bediend, maar evenzeer dat die geïntegreerd werden in het gemeenteleven. Diakenen hebben de gemeente te stimuleren tot diaconaal dienstbetoon. Zonder daar hun eigen verantwoordelijkheid af te schuiven."

Uitvergroting
Welke plaats hebben de particuliere christelijke hulporganisaties in dit geheel?
„Ik zie ze als een uitvergroting, een institutionalisering ook, van het persoonlijke dienstbetoon door christenen. In dat licht hebben ze een legitieme plaats naast de kerkelijke instanties. Ik denk niet dat christenen alle hulpverlening buiten eigen kring beslist hoeven te laten lopen via het ambtelijke diaconaat. In de Christelijke Gereformeerde Kerken is het kerkelijke diaconaat heel sterk gekoppeld aan de Evangelieverkondiging. Aan het begin van de jaren zestig is daarover een hele discussie gevoerd. Vanuit breed hervormde kring wordt het werelddiaconaat als een kerkelijke vorm van ontwikkelingshulp gezien, zonder dat daarbij het Evangelie aan de orde hoeft te komen.
Onze synode heeft beslist dat ook het ambtelijke diaconaat over de grenzen altijd op een of andere wijze in relatie moet staan met de Evangelieverkondiging. Ik vind dat heel juist. De kerk is geen maatschappelijke actiegroep of een organisatie voor ontwikkelingssamenwerking. Tegelijk kan ik me voorstellen dat individuele christenen behoefte hebben om op particuliere basis bepaalde noden in de wereld te verlichten. Daaruit is de oprichting van organisaties als Woord en Daad en ZOA te verklaren."

Vrijer
Hoeft in het hulpaanbod van de particuliere christelijke hulporganisaties de binding met de Evangelieverkondiging er niet te zijn?
„Bij particuliere organisaties zal dat soms iets minder expliciet en formeel het geval zijn. Zeker wanneer het om noodhulp gaat. Maar in z'n algemeenheid kan ik me niet voorstellen dat je om Christus' wil hulp verleent, zonder op enig moment te verwijzen naar de Heere Jezus Christus als de bron daarvan."
Hoe verklaart u dat de particuliere hulporganisaties, gezien hun inkomsten, meer aanspreken dan de kerkelijke hulporganen?
„In het algemeen zijn ze wat vrijer. Binnen de kerk heb je te maken met kerkelijke vergaderingen, die regels stellen en verantwoording verwachten. Ik acht dat nodig, geen kwaad woord ervan, integendeel. Van de besteding van gemeenschapsgelden, ook kerkelijke gemeenschapsgelden, moet verantwoording worden afgelegd. Maar de kerkelijke structuur kan een zekere traagheid veroorzaken. Particuliere organisaties stellen zelf hun regels, doelstellingen en arbeidsterreinen vast. Dat is op bepaalde momenten een plus. Je kunt spontaner helpen en de slagvaardigheid is groter, omdat er niet zo breed vergaderd hoeft te worden als in kerkelijk verband."

Achterstand
„Het is misschien een wat vreemde vergelijking, maar je kunt een parallel trekken met de handelswereld. Iemand die er particulier, voor zijn eigen zaak, op uit gaat, kan snel van alles en nog wat opzetten. Ga je als vertegenwoordiger van een departement, dan ligt dat moeilijker.
Het tweede is dat de particuliere organisaties vanuit hun eigen karakter soms hulp en geld geven aan projecten waar de kerken niet aan toe komen. In de derde plaats is de hulpverlening door particuliere organisaties zeer concreet. Ook in reformatorische kring vraagt men om herkenbare projecten, vanuit de behoefte doelgericht te kunnen geven. Daar hebben deze organisaties op ingespeeld. De kerkelijke diaconale organen zijn hen daarin gedeeltelijk gevolgd, maar een achterstand haal je niet zomaar in."
Het deputaatschap Hulpverlening in Bijzondere Noden van de Gereformeerde Gemeenten nam recent financiële adoptie in haar hulppakket op, een vorm van hulpverlening waardoor Woord en Daad groot is geworden. Hoe beziet u dat?
„Ik vind dat niet fraai. De kerk moet haar eigen doelstellingen en strategieën hebben, en geen elementen van particuliere organisaties overnemen omdat die succesvol blijken. Dan maakt ze zichzelf tot een kopie van de particuliere organisaties en wordt het voor de achterban wel erg onduidelijk waarin het verschil ligt."

Geen voorwaarden
In een artikel in het Reformatorisch Dagblad stelde ir. J. Lock, directeur van Woord en Daad, dat van hulpverlening langs kerkelijk weg strikt gezien alleen sprake is binnen het kader van een formele kerkelijke relatie. Deelt u die visie?
„Nee, die opvatting deel ik niet. Hèt kenmerk van kerkelijk diaconaal werk is, dat het wordt opgezet vanuit kerkelijke vergaderingen. Daaraan is men ook verantwoording schuldig. De manier waarop en de weg waarlangs de hulp wordt verleend, kan variëren. Dat hangt af van de situatie. In de Christelijke Gereformeerde Kerken werken we bij voorkeur samen met kerken ter plaatse, maar het is geen vereiste dat daarmee een officiële band bestaat. Het kunnen zelfs individuele christenen uit verschillende kerken zijn.
Een particuliere organisatie mag niet gaan voorschrijven hoe de kerk hulp heeft te verlenen. Dat gaat me te ver. Mijn moeite met het model van Lock is, dat het je in je kerkelijke diaconaat beperkt tot die gebieden waar kerken zijn waarmee je formele banden onderhoudt. Zijn die er niet, dan moet je machteloos toezien en de hulpverlening aan anderen overlaten. Ik zou voor het kerkelijke diaconaat wat meer flexibiliteit willen bepleiten. Wezenlijk is voor mij wel dat er altijd het label van het Evangelie aan hangt."

Afstemmen
„Vanuit mijn kerkelijk denken leg ik de prioriteit bij het ambtelijke diaconaat. Als lid van de gemeente moet je je er ten volle voor inzetten dat de kerk kan doen wat ze meent te moeten doen, ook op het terrein van de hulpverlening. Gelukkig verkeren de meesten onder ons in de financiële positie dat daarnaast nog het nodige valt weg te geven. Daar mogen de particuliere organisaties gerust van profiteren.
Wel denk ik dat we ervoor moeten oppassen dat ze de kerk niet al te zeer boven het hoofd groeien. Het moeten geen koninkrijkjes in zichzelf worden, die het kerkelijke diaconaat in de schaduw stellen. Dat is een reëel gevaar, waarover ik me weleens zorgen maak. Het zou een goede zaak zijn als particuliere organisaties zekere grenzen gingen stellen aan hun groei."
Wat meer aan giften binnenkomt dan het vastgestelde maximum, dient geretourneerd te worden?
„Dat gaat wat ver. Wel kun je op een gegeven moment de fondswerving remmen. Daarnaast lijkt het me wenselijk dat de verschillende organisaties hun fondswerving op elkaar afstemmen."

Zelfonderzoek
De particuliere organisaties kloppen ook bij de diaconieën aan. Is dat verdedigbaar?
„Dat hangt van de aard en de doelstelling van een organisatie af. Betreft het terreinen waarop de kerk niet werkzaam is, dan kan het zinvol zijn. Maar ik zou er moeite mee hebben om als diaconie hulpverlening vanuit particulier initiatief te steunen, wanneer eigen kerkelijke organisaties in hetzelfde gebied gelijksoortig werk verrichten. Tenzij welbewust gekozen is voor bepaalde, duidelijk afgebakende vormen van samenwerking. Zo is er een project van de christelijke gereformeerde zending ondersteund door Woord en Daad."
Betekent dit dat diaconieën nauwelijks boodschap hebben aan factoren als deskundigheid en doelmatigheid, omdat ze de inkomsen primair via eigen kerkelijke organen dienen te besteden?
„Zeker niet. Het kan niet zo zijn dat vanwege de nadruk op het ambtelijke karakter van het diaconaat en de prioriteit die je daaraan geeft, de wijze van hulpverlening, de doelmatigheid, en de controle op de besteding van gelden van minder belang worden geacht. Aan de kerkelijke hulpverlening moeten dezelfde eisen worden gesteld als aan het werk door particuliere organisaties. Wanneer de kwaliteit van het ambtelijke dienstbetoon geringer is, zal men in de verantwoordelijke organen eens aan zelfonderzoek moeten doen."

Merkwaardig
„Persoonlijk denk ik dat kerken de hulpverlening bij acute calamiteiten doorgaans het best kunnen overlaten aan specialistische organisaties, die over de gewenste deskundigheid en contacten beschikken. Je moet niet de indruk wekken dat je in een week over veertien dagen ergens een hulpverleningsstructuur kunt opzetten.
Wel vind ik dat ook de kerkelijke collecten voor noodhulp gehouden moeten worden voor het eigen diaconale deputaatschap. Dat kan het geld vervolgens afstaan aan de instelling die het snelst en het doelmatigst hulp kan verlenen. Zeker in zo'n situatie mag van rivaliteit geen sprake zijn.
Waar het structurele vormen van hulpverlening betreft, moeten de kerken ernaar streven eigen projecten op te zetten. Het is een beetje merkwaardig als geld van particuliere en kerkelijke organisaties uiteindelijk in dezelfde pot terechtkomt."

Zorgvuldigheid
Hoe ziet u het verschil in verantwoordelijkheid tussen plaatselijke diaconieen en overkoepelende diaconale organen?
„Ik ben geneigd om te zeggen dat de brede vergaderingen de eindverantwoordelijkheid dragen voor dat wat breedkerkelijk gedaan wordt. Wel zie ik daarin het gevaar - daar gaan mijn ogen steeds meer voor open - dat de plaatselijke diaconieën het makkelijk laten afweten. 'De deskundigen zoeken het maar uit'. Ik zou meer de eigen verantwoordelijkheid van de diaconieën willen accentueren. Laat ze de hulpverlening vanuit het eigen kerkverband maar eens kritisch onder de loep nemen en als daar aanleiding toe is de financiële gegevens opvragen.
Iets heel nieuws is, dat plaatselijke diaconieën soms directe contacten leggen met plaatselijke gemeenten elders. Ik ken verschillende christelijke gereformeerde gemeenten die hulpgoederen inzamelen en transporteren naar gemeenten in Oost Europa waarmee een vriendschapsband is ontstaan. Dat vind ik een heel interessante ontwikkeling."
Met het onbedoelde neveneffect dat de ene gemeente soms wordt overladen, terwijl een buurgemeente niets ontvangt.

„Ik onderken dat bezwaar. Zo weet ik van een kerk in Afrika die langs vier kanalen hulp kreeg, zonder dat die kanalen van elkaars bestaan wisten. Pas tijdens de ontmoeting op een internationale vergadering kwam het openbaar. Dat zijn nare dingen. Ik vind het geen reden om met zulke initiatieven te stoppen, maar het illustreert wel de noodzaak van nuchterheid, eerlijkheid en zorgvuldigheid."

Overleg
Een aantal particuliere hulporganisaties, waaronder Woord en Daad en ZOA, stemt de werkzaamheden op elkaar af binnen het Overlegorgaan Christelijke Hulporganisaties in Nederland. Zouden ook de kerkelijke organen die zich met soortgelijk werk bezighouden daarin moeten participeren?
„Het is op z'n minst wenselijk dat kerkelijke organisaties en deputaatschappen voeling houden met het geheel aan activiteiten op het terrein van de christelijke hulpverlening. Je moet dezelfde dingen niet dubbel gaan doen. Dat vraagt een vorm van overleg. Zeker bij calamiteiten in het buitenland.

Het mag niet zo zijn dat vertegenwoordigers van particuliere en kerkelijke organisaties in dezelfde periode naar dezelfde plaats reizen om via hetzelfde kanaal hulp te gaan besteden. Die verspilling van gelden moét toch in goed overleg met elkaar voorkomen kunnen worden. Dat is een kwestie van een keer bij elkaar komen. Desnoods een telefonische vergadering. Dat mag geen probleem zijn."


Prof. W.H. Velema bood bijgaand interview uit „Terdege " bij de redactie aan. We plaatsen het vanwege de betekenis voor het diaconaat in zijn geheel.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 april 1998

De Wekker | 16 Pagina's

De veelkleurigheid van het christelijk dienstbetoon

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 april 1998

De Wekker | 16 Pagina's