Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pniël, de plaats der wedergeboorte? (II)

Bekijk het origineel

Pniël, de plaats der wedergeboorte? (II)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bezwaar tegen Van Lingens gevoelen over de wedergeboorte. Op de kerkenraadsvergadering van 18 juni 1897 werd door Wessels officieel bezwaar aangetekend tegen de opvatting die Van Lingen in De Wekker had te kennen gegeven over Jacobs wedergeboorte aan de Jabbok. Wessels was reeds enkele kerkenraadsvergaderingen afwezig geweest, de eerste keer omdat hij ziek was, de andere zonder kennisgeving. Wat daarvan de oorzaak was laat zich licht raden: spanning onder de broeders. Toen hij op 18 juni wél kwam, was de eerste mededeling van zijn kant, dat hij zijn werk als scriba van de gemeente neerlegde. Gevraagd naar de reden van deze handeling, gaf hij te kennen dat hij die niet zou opgeven.

Er broeide blijkbaar iets, waarover hij nu niet gesproken wilde hebben. Een andere broeder nam het scribaat over, voorlopig om zich nog te bezinnen of hij het werkelijk zou willen en kunnen. Daarna kwam Wessels met een formeel bezwaar tegen Van Lingen.
De notulen vermelden het volgende: „Br. Wessels oppert bezwaren tegen een artikel van Doc. Van Lingen in een der jongste nummers van De Wekker opgenomen. De voorzitter was het eveneens met dat artikel niet eens. Hij zegt dit reeds met Br. Renkema te hebben besproken. Ook anderen keurden dit artikel af. Eer men echter Doc. Van Lingen op de onjuistheid wijst, zal men afwachten of niet misschien anderen er op wijzen".
Uit dit besluit blijkt, dat men, misschien niet unaniem, maar toch wel grotendeels in de kerkenraad overeenstemde in de beoordeling van wat Van Lingen had geschreven. Ds. Van der Vegt had er al met Renkema over gesproken. De afkeuring van het artikel door de kerkenraad was duidelijk. Maar bij de behandeling van het probleem aarzelde de kerkenraad. Men nam een afwachtende houding aan. Misschien zou een ander op de ketting springen. Zou dat voor het Utrechtse gezelschap niet eenvoudiger zijn? Wie weet wat voor moeilijkheden men zich op de hals haalde. Daarom was het beter, om eerst eens te zien, of anderen op het artikel zouden wijzen. Op de volgende kerkenraadsvergadering werd er niet over gesproken. Wel besloot men om ds. Wessels, de broer van het bezwaarde kerkenraadslid te vragen om in de aanstaande kermisweek te Utrecht te komen preken. In de gespannen situatie zou dit een middel kunnen zijn om wat rust te verkrijgen.
Of dit middel krachtig genoeg was, is de vraag. Op een van de volgende kerkenraadsvergaderingen legde Renkema zijn ambt neer. Hij voelde zich beledigd door Wessels. Maar dit was, zo deelde hij mee, niet de eigenlijke reden. Toen de broeders, na lang heen en weer gepraat, elkaar de hand hadden gegeven, bleef Renkema bij zijn besluit: hij voelde zich meer en meer onbekwaam en ongeschikt voor deze bediening en meende daarom te moeten heengaan. „Na lang over en weer praten, voldoet br. Renkema eindelijk aan het verzoek en trekt zijn schrijven in". Zo bleven die beiden tezamen! Een redelijk besluit werd vervolgens op de kerkenraadsvergadering van 8 oktober genomen, en wel met algemene stemmen: „Is besloten dat indien voortaan brs. iets tegen elkander mogten hebben, met zulke bezwaren niet te blijven leven zonder elkander die bezwaren te hebben meegedeeld, en zoo mogelijk uit den weg te ruimen, opdat niet dadelijk zulke zaken op een kerkenraad gebracht worden". Dat was een verstandig besluit. Ook van de kerkenraadstafel geldt dat deze zo leeg mogelijk moet blijven, vooral waar het gaat om persoonlijke wrijvingen.

Toenemende vervreemding
Het besluit van de broeders om onderlinge twist niet op de kerkenraad te brengen voordat pogingen tot verzoening vruchteloos bleken, heeft niet lang gefunctioneerd. De zaken van het bredere kerkelijke leven, waaraan zowel Renkema als ook Wessels, ruim aandeel hadden gehad, bleken tot in de Utrechtse consistorie door te werken. De verschillen inzake de visie op de ontwikkelingen binnen de jonge Christelijke Gereformeerde Kerk werkten door. Wessels en Renkema stonden bij tijden als kemphanen tegenover elkaar. De beoordeling van Van Lingens positie binnen het geheel speelde daarbij een grote rol. Het kwam in Utrecht tot een breuk. Op de kerkenraadsvergadering van 3 juli 1898 werd de sfeer zo heet, dat Renkema de vergadering verliet. Hij voelde zich onheus bejegend door Wessels. Toen de voorzitter daarom verklaarde dat de duivel zelf aan het stoken was („hij zit er onder"), voelde Wessels zich persoonlijk aangesproken. Hij stapte op, waarna Renkema die blijkbaar niet definitief zich verwijderd had, terugkeerde.
Het is geen genoegen om de notulen te lezen. Het ging zo ver, dat er een afkondiging kwam, waarin aan de gemeente meegedeeld werd dat Wessels zijn ambt had neergelegd. Gemeenteleden vroegen daarna opening van zaken op de kerkenraad. Meer bedankjes volgden, meer ambtsverlatingen eveneens. De kerkenraad werd al kleiner. In een poging tot verzoening trachtte de kerkenraad een gesprek te organiseren met Wessels, hetgeen deze weigerde. Wel schreef hij een brief, waarin de Utrechtse zaken samen met die uit het land werden geanalyseerd door Wessels. Deze had inmiddels ook een paar brochures uitgegeven, die de situatie in de Christelijke Gereformeerde Kerk weergaven zoals hij deze zag. Te weinig principe! Te veel toegefelijkheid in het toelaten van mensen die geen kijk hadden op gereformeerde belijdenis of op gereformeerde kerkregering. De Christelijke Gereformeerde Kerk is niet gebleven in het beginsel van '92, zo schreef hij in zijn brief aan de kerkenraad. Zij heeft de deur opengezet voor zovelen die dat beginsel niet zijn toegedaan, die in leer en in kerkregering, verre van het zuivere gereformeerde verwijderd zijn, „wat mijn crediet van de gehele beweging van '92 deed verflauwen".

Het loog er niet om
De kritiek van J.H. Wessels was niet mals. Men proeft er zijn teleurstelling in over de ontwikkeling die de Christelijke Gereformeerde Kerk doormaakte en die volgens hem bij lange na niet gereformeerd was. Eerst waren er de moeiten geweest in Suawoude, waar op instigatie van de Synodale commissie de hele kerkenraad aan de kant was geschoven. Wessels deed daar een boekje over open in een kleine brochure, waarin hij verzet aantekende tegen de autoritaire activiteiten van de Synodale commissie. Deze had zich een macht toegeëigend, die door geen kerkelijk orgaan werd gecontroleerd. In plaats van zich te richten op haar eigenlijke taak: het contact met de overheid, had de commissie zich bemoeid met allerlei zaken, die niet tot haar competentie behoorden. Daarom moest die arbeid beperkt worden en teruggebracht binnen de grenzen. „Reeds van 1892 af ontging het aan onzen blik niet, dat deze Syn. Com. alles beheerschte". Deze macht noemde Wessels een macht van hiërarchie, „die zij niet van de kerk ontvangen heeft, doch die haar een aangeboren kwaal schijnt te zijn".
Bij deze supermacht van de Synodale commissie, waarin Van Lingen en Renkema stevig de teugels in handen hadden, voegde zich een bezwaar, waardoor Wessels bijzonder werd geplaagd. Er was nog een macht, namelijk die van het kerkelijk orgaan, dat bij haar alleen berust. Wessels bedoelt het kerkelijke blad De Wekker, waarvan ds. Wisse de hoofdredacteur was. Ook in deze situatie wenst hij verandering. De reden daarvan blijkt duidelijk uit zijn opmerking, die ik hier citeer: „Dat weekblad is het eigendom van den Redacteur, terwijl twee Syn. Com. leden hem trouw ter zijde staan. De kerk heeft daarover en daarin niets te zeggen. Daarom is het geen kerkelijk orgaan al geeft men het dien naam; het is geheel voor rekening van den eigenaar. Z.Eerw. doet daarom ook geen verantwoording, noch van het een noch van het ander. Niemand heeft daar ook recht op. Ingezonden stukken worden door hem naar willekeur geplaatst of geweigerd, zoo krijgt de kerk te lezen, wat de Redacteur belieft haar te laten lezen. Wat Z.Eerw. niet aanstaat, wordt als ongeschikt ter zijde gelegd, zonder daarvoor eenige verantwoording schuldig te zijn".
Wessels laakt het, dat de hogere leiding van Van Lingen en Renkema heeft ingegrepen in Suawoude op een onwettige manier en dat De Wekker zich daarvoor heeft geleend. Het verbaast ons niet, dat de beide broeders, die van het begin af met elkaar waren opgetrokken, binnen de Utrechtse kerkenraad als kemphanen tegenover elkaar stonden. Het landelijke beleid was in geding. De positie van Van Lingen was te oppermachtig. Die van Wisse, als hoofdredacteur van De Wekker niet te controleren. En daarachter signaleerde Wessels een landelijke ontwikkeling, die hem niet gereformeerd voorkwam.
Wás Van Lingen wel echt gereformeerd? Dit was voor hem de vraag. Zij werd echter gesteld in de sfeer van polemiek en vervreemding. En dit is nimmer een goede achtergrond. Beide partijen waren naar onze gedachte wel mede daaraan schuldig. De zwaarste beschuldiging, die de leerstellige gereformeerde orthodoxie van Van Lingen aanging, bracht Wessels in zijn brief aan de kerkenraad van Utrecht van 21 september 1899 naar voren. Hij vond diens opvatting inzake de wedergeboorte niet gereformeerd. Daarin stond de kerkenraad grotendeels achter hem. Maar de manier waarop hij met deze beschuldiging omging apprecieerde de kerkenraad niet. Zij zou hem zwaar worden aangerekend.

W. van 't S

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 mei 1998

De Wekker | 16 Pagina's

Pniël, de plaats der wedergeboorte? (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 mei 1998

De Wekker | 16 Pagina's