Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De biddende en roepende Geest

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De biddende en roepende Geest

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ook de Heilige Geest bidt. We lezen in dit artikel drie teksten over de biddende en roepende Geest. Paulus schrijft in Galaten 4:6 dat God de Geest van Zijn Zoon heeft uitgezonden in onze harten. En de Geest roept: Abba, Vader. Dat roept de Geest in de harten van de gelovigen. Leg hier eens naast Romeinen 8:15. Wij hebben niet ontvangen een geest van slavernij om opnieuw te vrezen, maar wij hebben ontvangen de Geest van het zoonschap. En wij roepen door de geest van de aanneming tot kinderen: Abba, Vader.

De Geest roept het in onze harten en wij roepen het door de Geest. Zo getuigt de Geest met onze geest dat wij kinderen van God zijn. De Geest Zelf is het zegel van Godswege op de aanneming tot kinderen en de adoptie heeft als grond het offer van Jezus Christus aan het kruis van Golgotha. God heeft Zijn Zoon uitgezonden om ons vrij te kopen van het regime van de wet en van de zonde, opdat wij het recht van zonen (en dochters) zouden verkrijgen (Gal. 4:5). God heeft Zijn Zoon uitgezonden en toen de Zoon Zijn werk had volbracht, heeft God de Geest van Zijn Zoon uitgezonden! God is de uitzendende God! En de Geest wordt rechtstreeks in onze harten uitgezonden. Dat is beleving en viering van Pinksteren. De Geest roept het ons voor. Abba, Vader. Het woord roepen als vorm van het bidden veronderstelt een situatie van nood. Ons lichaam is nog niet verlost. Wat zijn er een moeiten en tranen. Twijfels. Aanvechtingen. Wat ook nog dikwijls een afkerigheid en neiging tot de zonde in ons hart. Wie durft het te geloven dat hij en zij een kind van God is? Kind van God op deugdelijke gronden? Maar de Geest overwint de barricades en tegenwerpingen. De Geest houdt vol en zet door. Hij roept het uit in mij: Abba, Vader. Hij doet ons overnemen wat Christus ons heeft voorgezegd. Onze Vader, Die in de hemelen zijt. Dit roepen van de Geest is er temidden van al onze nood. In al onze zwakheid. Wij nemen dit roepen over met heel ons hart en het zijn rijke gebedsmomenten. Eén en al aanbidding. Verwondering. O Vader, hoe heilig, heerlijk en groot is Uw liefde. Wees mij genadig, o God en Vader. Stort Uw liefde uit in onze harten.

Toekomstgericht
De roepende Geest richt ons op het heil van God in Jezus Christus. Hij richt ons op God, Die verlossen zal. Hij richt ons op de grote toekomst. Waar de Geest roept en waar wij met de Geest mee gaan roepen, daar is altijd toekomstgerichtheid. Dat leest u in Openbaring 22:17: „En de Geest en de bruid zeggen: Kom!". Dat is de bruidsroep tot de Bruidegom. Kom. De bruid, zij is de kerk, roept om de volheid van de liefde. Zij wil verenigd worden met haar Liefste. Het is de Geest die de bruidsroep voorzegt en in stand houdt. Daar heeft de Heilige Geest veel werk aan. Want de bruid verslapt in haar liefde. De wereld is bij tijden zo mooi. De bruid heeft het bij tijden tamelijk goed in deze wereld. En ze vergeet de vurige liefde van haar komende Bruidegom. Erg. Maar dan is er de Geest. Hij bepaalt de bruid, door het Woord van de Bruidegom, bij de komst van Christus. En dan schaamt de kerk zich. Dat zij niet vuriger haar Here en Heiland heeft verwacht. Dat zij zich niet meer beijverde om in een geheiligd leven door de liefde haar Bruidegom te verwachten. Dank de Heilige Geest, met schaamte in het hart over onze slapheid van verwachten, dat Hij het grote einddoel in zicht blijft houden en in de harten wakker houdt. Ook in deze tekst het samengaan van het roepen van de Geest en de kerk. Wat de Geest roept, neemt de gelovige over. Dat kan niet anders. En als de gelovige gaat roepen, omdat de Geest het hem en haar leert en voorzegt, dan geeft de Geest er Zijn goddelijke goedkeuring aan. Hij getuigt met onze geest en bevestigt wat wij roepen. De Geest bewerkt het roepen, houdt het gaande en bevestigt het.

O die zwakheid!
Ons bidden en roepen is altijd een bidden en roepen in onze zwakheid. Dat staat in een derde tekst: Romeinen 8:26. In deze tekst gaat het over de zuchtende Geest, de pleitende Geest, de Geest Die voor ons de voorbede doet. „En evenzo komt de Geest onze zwakheid te hulp". Evenzo. In de voorafgaande verzen gaat het over het zuchten van de schepping, de verzen 19-22 en over het zuchten van de gelovigen, vers 23-25. Juist omdat de gelovigen de Heilige Geest als de eerste gave van het eeuwig heil hebben ontvangen, zuchten ze bij zichzelf. Ze delen nog niet in de volle verlossing. Zuchten is verlangen naar, sterk begeren, een roepen om. Het zuchten van de gelovigen komt tot uitdrukking in hun gebeden. De Geest voedt en sterkt de hoop. Gods kinderen zijn hier in dit leven in de hoop zalig. Boven die hoop komen ze niet uit. Ze zouden graag meer willen, maar dat is niet mogelijk. We hopen maar we zuchten tegelijk. Wij stuiten op onze zwakheid. Wij weten niet wat wij bidden zullen naar behoren. Dat weten we echt niet. Paulus zegt niet dat we af en toe niet weten hoe wij moeten bidden. Dat komt ook wel voor, maar dan hebben we het over iets anders dan waarover Paulus in Romeinen 8:26 schrijft. Konden wij maar bidden zoals het behoort. Daar is een sterk verlangen om zo te bidden, althans in de „beste gebedstijden". Maar altijd is er weer onze zwakheid. Het bidden naar behoren staat op één lijn met het pleiten naar Gods wil, vers 27. De Geest nu weet te pleiten naar de wil van God voor de heiligen. God wil dat Zijn heiligen het eeuwige leven in Zijn heerlijkheid zullen ontvangen. Maar wat komt er wat op af. Wat we meemaken kan in lijnrechte tegenspraak lijken met het eenmaal deelachtig mogen worden van de eeuwige vreugde in de gemeenschap met God. De dingen lijken eerder tegen te werken dan mee te werken. Er kunnen tijden zijn waarin we in de diepte komen. Je begint bijna te wanhopen. Heere, wat wilt U nu? Wat is Uw bedoeling, Uw wil met mijn leven? Hoor ik er wel bij?

Maar de Geest pleit!
We hebben gebedshulp nodig. Bijstand van een goddelijke Bidder. Nu is daar de voorbede van de Here Jezus Christus Zelf (zie maar Romeinen 8:34; ook Hebreeën 7:25) maar er is ook de krachtige en effectieve gebedshulp van de Heilige Geest. „De Geest Zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen". De Geest pleit. Het werkwoord dat Paulus gebruikt, betekent pleiten ten behoeve van. Het pleiten van de Geest komt ons ten goede. Het is in ons voordeel om zo te zeggen. Maar het heeft ook de betekenis van pleiten in de plaats van. Het is niet ons bidden, het is het eigen gebedswerk, het eigen pleiten van de Heilige Geest. Hij pleit met onuitsprekelijke verzuchtingen. Dat heeft met tongentaal niets te maken. Het zijn de verzuchtingen van de Geest! Die verzuchtingen zijn van een andere orde dan de woorden die op de aarde worden gesproken; ook van een andere orde dan de gebedswoorden die de gelovigen spreken. De verzuchtingen van de Geest zijn door ons niet uit en niet na te spreken. Het zijn verzuchtingen van een hemelse orde.
Toch is er een verbinding met ons hart. Dat zegt Paulus in vers 27: „En Hij, Die de harten doorzoekt". Dat is God Zelf. De Vader. Hij is de Kenner van ons hart. God doorzoekt ons hart. Ooit bedacht? God doorzoekt uw hart! Om van te schrikken. Al de vuilheid en onreinheid ligt open voor God. Hij moet Zich van ons afkeren. En met dat hart bidden wij ook nog. Daar spreken wij grote en goede woorden van. Van het bidden met ons hart. Wat is een bidden dat zonder het hart plaatsvindt? Dat is geen bidden. Maar we moeten toch niet te grote woorden spreken over het bidden met ons hart. Want daardoor is ons gebed niet geheiligd en aanvaardbaar voor God. God neemt onze gebeden niet in aanmerking omdat we met het hart bidden. Dat moet uiteraard wel. De Geest sluit Zich aan bij het biddende hart. Hij neemt als het ware dat bidden over en brengt het op een niveau waar het hoort, waar het wordt een bidden naar behoren, een bidden naar de wil van God. En als God nu onze harten doorzoekt, terwijl wij aan het bidden zijn, weet God de bedoeling van de Geest. Hij hoort de Geest pleiten voor de heiligen. Voor de biddende en dankende heiligen. Het pleiten van de Geest is naar Gods eigen wil over de heiligen. De heiligen moeten en zullen zalig worden! Daarvoor is de Vader onmisbaar, daarvoor is de Zoon onmisbaar, daarvoor is de Heilige Geest onmisbaar. De met onuitsprekelijke verzuchtingen biddende Geest is noodzakelijk voor ons zalig worden! En de Geest doet het. Hij houdt vol. Maar er moeten wel biddende harten zijn. Met andere woorden, en dat klinkt inderdaad als oproep en waarschuwing: de gebedshulp van de Heilige Geest komt niet ten goede aan hen, die niet bidden! Het is in dit opzicht net als met de voorbede van Christus: we delen niet in Christus' voorbede als we niet door Hem tot God gaan (Hebr. 7:25).
Maar wie nu bidt tot God, in de zwakheid, mag weten van de gebedshulp van de Geest. Daardoor zijn de gebeden van de gelovigen effectief en krachtig. Er wordt kracht aan verleend. Goddelijke kracht. De Geest bidt naar de wil van God voor heiligen. En daarom kan Paulus zeggen in Romeinen 8:28: „We weten nu, dat God alle dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben". Paulus weet dat. Hij is er zeker van. Zeker vanuit Gods eeuwig voornemen, zeker vanuit het pleiten van de Geest met onuitsprekelijke verzuchtingen. Dat laatste hoort er bij!

Blijven bidden
Wij mogen dus blijven bidden met gewone woorden. Die woorden kennen ook het zuchten van ons hart. Ach wanneer? Wanneer komt de volle verlossing? Wij moeten nog sterven. Er is het lijden van de tegenwoordige tijd. Er zijn de zonden en ook de tranen over de zonden. Er is het zelfmishagen. Maar de Geest is de roepende en biddende Geest. Het lijden van de tegenwoordige tijd weegt niet op tegen de heerlijkheid die over ons geopenbaard zal worden. Daar mag de gelovige zeker van zijn. En wie is een gelovige? De mens, die bidt. Die blijft bidden. Die roept en zucht en die door alles heen God liefheeft. En die mens zal veel blijdschap en dankbaarheid kennen. En verwoordt uw dankbaarheid in de aanbidding!

J. Jonkman

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 mei 1998

De Wekker | 20 Pagina's

De biddende en roepende Geest

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 mei 1998

De Wekker | 20 Pagina's