Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een verantwoording (Verantwoording I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een verantwoording (Verantwoording I)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is niet gebruikelijk dat een dagvoorzitter van een conferentie als op 23 mei jl. in de Ichthuskerk in Amersfoort werd gehouden, zelf een evaluerende terugblik geeft. Hem komt een evaluatie niet toe. Zij is bovendien niet nodig omdat ds. K. Boersma die taak op zich heeft genomen. Zijn tweede en laatste aflevering treft de lezer elders in dit blad aan. Wel voel ik mij gedrongen en zelfs gedwongen om als voorzitter van het comité landelijke ambtsdragersconferenties een verantwoording te geven van het besluit om deze conferentie te organiseren, zo goed als van de opzet, invulling en keuze van inleider en forumleden.

Ik voel me ertoe gedrongen door enkele brieven en telefonische vragen die mij na de conferentie bereikten, reacties die vanwege de relevantie van de vragen die men stelde een méér dan mondeling antwoord waard zijn. En ik voel me ertoe gedwongen door een impressie van de ambtsdragersconferentie van de hand van ds. J.W. Schoonderwoerd in Bewaar het Pand van 4 juni 1998. Omdat ik er enige moeite mee heb deze impressie als objectief aan te merken en er op onderdelen zelfs ernstige bedenkingen tegen heb, met name waar het de intenties van het organiserend comité betreft, wil ik proberen in enkele artikelen voor de conferentiegangers en de lezers van ons blad een paar dingen te verduidelijken en zo nodig op te helderen. Ik hoop mij daarbij te houden aan de regels van christelijke elegantie die bij het communiceren over moeilijke zaken onder christenen gangbaar dienen te zijn.
De impressie van ds. Schoonderwoerd zette in met enige verbazing over de constatering van het comité dat het met de toerusting van ambtsdragers om in hun ambtelijke praktijk op verantwoorde manier met de bijbel om te gaan, niet zo best gesteld is. Het thema van de conferentie stelde het vragenderwijs, zonder nadere argumentatie, aldus mijn broeder commentator. Voor wie het Wekker-artikel heeft gelezen dat destijds aanloop naar de conferentie bedoelde te zijn en voor wie een goede uitleg aan de openingswoorden op de conferentie heeft gegeven, zal duidelijk zijn wat het comité met het thema heeft bedoeld en hoe groot de zorg is als het op het antwoord op de themavraag aankomt.
Voor alle duidelijkheid geef ik hier enkele gedeelten uit het openingswoord weer.

Er is nogal wat aan de hand
„Het thema van deze conferentie is de vraag of u en ik, die het grote maar tegelijk verantwoordelijke voorrecht genieten ambtsdrager in de kerk van Christus te zijn, voldoende zijn toegerust om met de Bijbel en de vragen daarom heen in de ambtelijke praktijk verantwoord om te gaan. Naar mijn stellige indruk moet deze vraag ontkennend worden beantwoord. De Bijbel wordt door ons natuurlijk met de traditionele regelmaat nog wel gelezen en af en toe werpen we misschien ook nog wel eens een blik in de belijdenissen van de kerk om te zien wat daarin vanuit de Bijbel over de christelijke geloofsheimenissen wordt nagesproken, maar dat kweekt op zich nog niet het vermogen aan om met de Heilige Schrift op huisbezoek, in de toetsing van de prediking op haar bijbels gehalte en toepasselijkheid naar de gemeente toe en in de confrontatie met anders denkenden op adequate wijze om te gaan. Want er is vandaag nogal wat aan de hand.

In de theologische wereld gaat vandaag enorm veel om, aan oude en nieuwe vragen en af en toe, eigenlijk steeds meer, aan zaken die het fundament van ons christelijk geloof raken.
Vroeger gingen deze dingen misschien grotendeels langs het gewone kerklid heen en ambtsdragers verdiepten zich in theologische vraagstukken alleen voorzover zij er zich persoonlijk bij geïnteresseerd voelden.

Vandaag is dat anders. Niet alleen wetenschappelijk, maar ook in gepopulariseerde vorm bereikt een vloed aan boeken en geschriften het brede kerkelijke publiek, waarin gedachten over de meest fundamentele geloofsstukken worden ontvouwd, soms in bevestigende, ook veel in ontkennende zin. Met de woorden „ontkennende zin" wordt hier bedoeld dat vraagtekens worden gezet bij de wijze waarop de christelijke kerk bepaalde geloofswaarheden door haar geschiedenis heen voor zeker heeft gehouden. Nieuw, verbeterd en eerlijker Schriftonderzoek zou op sommige punten van de christelijke geloofsleer in een andere richting wijzen. Zo staat de houdbaarheid van de belijdenis van Jezus als God en mens ter discussie. (...)

Niet nieuw
De vragen die hier liggen zijn niet nieuw, maar ze komen nu sterker en met meer wetenschappelijke pretentie aan de orde. Vroeger gingen ze aan het gewone kerklid voorbij en ook nu gaat er aan theologische studies nog wel veel buiten de gemeente om. Hoewel er in de gemeenten met betrekking tot deze dingen misschien meer omgaat dan men oppervlakkig misschien gezien denkt.

Deze dingen raken namelijk het hart van de gemeente. Als in prediking, catechese en pastoraat de gemeente wordt geleerd antwoord te geven op de vraag wie Jezus Christus is, zullen - als daartoe aanleiding bestaat en duidelijke redenen aanwezig zouden zijn - oude, verkeerde of overtrokken termen en begrippen moeten worden bijgesteld. Als de oude dogmatische beelden van Jezus Christus als Zoon van God, Heiland der wereld, Verzoener van onze zonden. Eersteling uit de doden en Enige Middelaar tussen God en mensen (christenen en joden) nog voluit geldend blijken, zullen alle relativeringen daarvan, zoals deze nu zich aan ons opdringen, moeten worden weersproken. Wat is hier waar, wat is niet (meer) helemaal waar en wat is helemaal niet waar? Is er buiten Jezus Christus geen zaligheid? Is het alleen zijn zoenoffer dat mensen in een herstelde relatie tot God plaatst of zou kunnen blijken dat ook andere wegen mensen bij God doen uitkomen? Is een correctie op de traditionele visie van Jezus Christus als Heiland der wereld mogelijk, zonder dat het onbegrijpelijke geheimenis van Christus' kruisdood en opstanding geweld wordt aangedaan? Betekent een sterkere accentuering van het jood en mens zijn van Jezus tegelijk ontgoddelijking in de zin waarin Hij in de christelijke geloofsleer voor Goddelijk wordt gehouden?
De gemeente van Christus heeft er recht op te weten hoe vandaag, in de ontmoeting tussen jodendom en christendom, bij de verschijning van (ogenschijnlijk) goed gedocumenteerde studies rond de vraag wie Jezus nu eigenlijk was, blijvend antwoord moet worden gegeven op de vraag: maar gij, wie zegt gij dat Ik ben? Mijn verlosser en mijn God, hebben door de eeuwen heen miljoenen geloofd en beleden. De verzoener van mijn zonden, hebben evenveel miljoenen, hun brekend oog op het kruis gericht, gestameld. De enige weg tot God, geloven wij. En terecht, menen wij.

Veel meer moeilijke vragen, in elk geval vragen die het de ambtsdrager moeilijk kunnen maken
Denken we eens aan het Godsbestuur in het grote wereldgebeuren en in ons eigen kleine leven.
Twijfel en onzekerheid over de sturende hand van God in ons leven manifesteren zich niet alleen bij ongelovigen en onkerkelijken. Veel jongeren, die op de rand van geloof en van hun betrokkenheid bij de kerk balanceren, lijden bewust of onbewust ook aan deze twijfel. Wel vanuit een andere instelling, maar ook de gelovige, ook de kerkelijke mens, ook hij of zij die zich in bijbelse zin kind van God mag weten, kan ermee overhoop liggen.
Christenen staan niet buiten het grote wereldgebeuren en ook hen kan, als zij kijken naar het bonte gewriemel en gewemel op deze planeet, naar alle turbulente gebeurtenissen en rampen, naar alle onrecht en vernedering van mensen door mensen, wel eens de wurgende vraag bespringen: hoe moet ik in en achter al deze dingen de hand van God zien en welke zekerheid mag ik nu hebben dat mijn kleine leventje, met alles wat daarin aan vreugde en verdriet, aan voorspoed en tegenspoed omgaat, bij God bekend is en dat mijn signalen van dank bij voorspoed en mijn schreeuw om bijstand wanneer het tegenzit, inderdaad door Hem worden opgevangen? En treft in deze wereld het kwaad niet evenzeer de goeden als de slechten?

Het geloof in een persoonlijk God
Het geloof in een persoonlijk God die, als we dat zo mogen zeggen, tot al zijn schepselen in een levende en emotionele en tot zijn kinderen in Jezus Christus in een bijzondere relatie staat, is ouderwets aan het worden. In een combinatie van modern levensgevoel en moderne theologie wordt dat geloof bij stukjes en beetjes als fundament onder het leven van velen weggegraven. Over het wie, wat, waar en hoe van God, wordt in discussies veelal op zwevende, versluierende wijzen en in omstandige termen gesproken. Om het eigenlijke wordt vaak heen gedraaid met woorden, die niet ten volle ontkenning maar ook geen erkenning inhouden en die luisteraars en kijkers vaak met wezenlijke vragen en teleurgesteld achterlaten. Opmerkelijk is hoevelen onder de intelligentsia in christelijke kringen, het een gênante zaak vinden om nog ronduit voor hun geloof in een persoonlijk God uit te komen. Het staat modern om vragen over het persoonlijk geloof in algemene en vooral relativerende termen te beantwoorden, in elk geval in termen die elke gedachte aan of affiniteit met de „primitieve" geloofsopvattingen van het voorgeslacht uitsluiten. Men hoort vaak spreken over de waarden van het Evangelie, die waard zijn in alle sferen van ons bestaan uitgangspunt voor ons doen en laten te zijn, maar dan wel ontkoppeld van de gedachte dat we in dat alles met een persoonlijk God te maken zouden hebben.

Geen eenduidige visie op de Bijbel
Ambtsdragers krijgen hierover in hun praktijk wel eens indringende vragen toegeschoven.
Dan moet er met goede kennis van en een goed inzicht in de verbanden van de Heilige Schrift kunnen worden geantwoord. Op die aanwezige kennis moet elke ambtsdrager zichzelf maar toetsen. Met dat inzicht ligt het moeilijker, eenvoudig omdat binnen de kerken (in brede zin) steeds minder sprake is van een eenduidige visie op de Heilige Schrift. Ontstaan, auteurs, inspiratie, canonisering, historiciteit van in de Bijbel beschreven gebeurtenissen en wonderen, relevantie van geboden en verboden voor onze tijd, zie daar enkele trefwoorden, waar omheen in de laatste decennia heftige discussies zijn en nog steeds worden gevoerd.
Op dit laatste willen ons vandaag heel in het bijzonder bezinnen.

Mijn grootvader van moeders kant, ouderling van de gereformeerde gemeente van Aagtekerke, onder de toenmalige, later christelijk gereformeerd geworden ds. Kok, maakte bij diepzinnige discussies over geloofsvraagstukken nogal eens de door hem zelf bedachte of van anderen geleende opmerking: „Een druppel liefde is meer dan een zee vol kennis". Die uitspraak correspondeert met het voorgelezen schriftgeleerde uit 1 Corinthe 13.
Ik spreek graag de wens uit dat bij de zee van kennis die vandaag misschien over ons heen komt, die ene druppel liefde niet zal ontbreken."

In deze en andere openingswoorden lag de motivatie van het comité tot het organiseren van deze conferentie en de formulering van het thema besloten.
De volgende keer graag iets over de sprekerskeuze en de aan hem verstrekte opdracht.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juni 1998

De Wekker | 16 Pagina's

Een verantwoording (Verantwoording I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juni 1998

De Wekker | 16 Pagina's