Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bijbelstudie Jona (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bijbelstudie Jona (II)

Jona 1:4-10: En het lot viel op Jona

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In vers 4 wordt de reactie van de Heere op Jona's desertie uit het ambt beschreven. De Heere wierp een hevige wind op de zee. De Schrift spreekt beeldend. God werpt de vluchtende Jona een storm achterna. Er staat letterlijk dat het schip dacht (!) te zullen breken. God is dus de Bewerker van deze storm. De storm is Zijn eerste antwoord op de vlucht en ongehoorzaamheid van de profeet. De verhouding tussen de Heere en Jona en omgekeerd tussen Jona en de Heere is een van de hoofdthema's van het boek. In de bespreking kan dit thema worden uitgediept. Er is een betrokkenheid van de Heere bij het doen en laten van mensen. In elk geval dienen wij te beseffen dat wij ieder moment voor Gods aangezicht leven.

De verzen 5-7 hoe de schepelingen en hun kapitein reageren op en in de nood, waarin ze plotseling terecht zijn gekomen. Ze worden bevreesd. Ze zijn in levensgevaar gekomen. De angst maakt zich van hen meester. Het gebeurt vaker dat in grote nood de angst loskomt in mensen. De mannen op het schip beginnen een gebedsactie. Ze roepen ieder tot hun god. Op één man na: Jona. Hij slaapt. Hij doet niet mee aan de gebedsdienst terwijl hij de enige, ware God kent. De bemanning was dus wel godsdienstig zij het op hun (heidense) manier. Maar zij hadden geen deel aan de voorrechten van het verbondsvolk Israël. Hoe zou Jona trouwens kunnen bidden terwijl hij op de vlucht is voor God en bewust nee zegt tegen Gods Woord dat tot hem gekomen is?
Nood doet bidden. Niet altijd. Wel vaak. Nood kan ook doen vloeken en tot verdere verharding brengen. Elke schepeling heeft een eigen god om aan te roepen. Fijntjes tekent de Schrift ons hier de dubbele nood van deze mensen. Ze zijn in nood door de storm en ze zijn in nood omdat ze de levende God niet kennen. Als de dood in het aangezicht komt, wordt de allerdiepste laag van de ziel van de mens aangeboord en wakker gemaakt. Doodsangst is enerzijds een „normaal" verschijnsel, anderzijds uiting van de diepe ellende waarin we allen door de zonde verkeren. Ook kinderen Gods kunnen doodsangst kennen. Maar de angst heeft niet het laatste woord.

Ondertussen kennen deze heidenen ook het „bid en werk". Hun roepen tot hun goden schakelt hun zelfwerkzaamheid en verantwoordelijkheid niet uit. Ze doen wat ze kunnen om de plotselinge storm te overleven. Ze werpen de lading overboord om het schip lichter te maken. Dan is het blijkbaar beter bestand tegen het geweld van de golven. Het is dus paniek aan boord!
Daardoor valt het te meer op dat één man zich nergens iets van aantrekt. Jona was in het ruim van het schip afgedaald. Hij had zich neergelegd en was in een diepe slaap gevallen. Ver weg van de mensen en zo ver mogelijk weg van God. Jona, de grote egoïst, de man zonder enig medelijden. Jona, die zich letterlijk bijna dood ergert aan barmhartigheid en genade. Wat moet de profeet verbeten zijn. Hij riskeert welbewust zijn eigen leven en zet ook het leven van anderen op het spel en hun nood zal hem een zorg zijn. Hij is in „het inwendige" van het schip afgedaald. Dat herinnert aan het afdalen in het dodenrijk. Nu in het binnenste van het schip, straks in het binnenste van de grote vis. (En even vooruitlopend, Jezus Christus in het hart van de aarde, drie dagen en drie nachten). Jona heeft zich reeds ter ruste gelegd, aan het voorportaal van het graf Hij heeft zich bij de ondergang neergelegd. Dan kan Gods Woord niet meer klinken in Ninevé. De tekening van de Schrift is verbazend scherp en rauw. Zo ver kan een mens dus komen in zijn ergernis aan God en Gods genade. Hier zit wel degelijk een waarschuwing in. Pas op voor het begin van ergernis aan God. Jezus Christus is ook gezet tot een val voor mensen, namelijk voor hen die zich aan Hem stoten omdat ze Zijn genade niet willen. Maar het Woord Gods zal overwinnen. Dat is opnieuw een van de hoofdthema's van het boekje Jona. Gods vrije genade laat zich niet weerhouden en ophouden door een zich ergerend, koppig mens. Het is wel tekenend dat Jona in het geweld van de storm in een diepe slaap is gevallen.

De kapitein komt Jona storen in zijn slaap. Hoe kan Jona zo vast slapen! Sta op! Bidden! Ook jij. Roep tot uw God, misschien zal die God ons gedenken, zodat wij niet vergaan. De kapitein heeft het recht om Jona dit gebedsbevel te geven. Nu de eigen goden geen hulp tegen het dreigende vergaan bieden, kan misschien de God van Jona hen gedenken. Weer dat diepzinnige: het woord „gedenken". Het heeft in de Schrift een geladen inhoud. Het heeft het ook in de mond van de gezagvoerder. Gedenken is hier dus een reddend ingrijpen waardoor de oorzaak van het doodsgevaar wordt weggenomen. Gedenken komt op één lijn met redden en gered worden. Via Jona roept de gezagvoerder tot de God van Jona om behoud. In zekere zin is hij niet ver van het Koninkrijk. Maar hij kan de ware God alleen maar laten aanroepen door één van de dienstknechten van deze God. Maar Jona mist elke vorm van evangelische bewogenheid. Er is geen vonkje missionair elan in hem. Indirect is hier ook de gedachte van de noodzaak van de verkondiging van het Evangelie met het aanroepen van Gods Naam voor het behoud van heidenen. Maar tevens is er ook de gedachte dat de redding van zondaren - van verbondskinderen en van heidenen - geheel en al afhankelijk is van het welbehagen van God, van Zijn onweerstaanbare genade en van Zijn zich doorzettende barmhartigheid. God heeft geen lust in de ondergang van mensen. Daar krijgt Jona nog heel diepe, bevindelijke kennis van.

De bemanning besluit om het lot te werpen. Door middel van het lot moet de schuldige worden aangewezen. Ze brengen het onheil dat hun overkomt in verband met de schuld van één van de mensen aan boord. Opmerkelijk dit spreken en deze actie. Ze beseffen dat de storm niet zo maar is opgestoken. Hier is meer aan de hand dan een natuurverschijnsel. Hier zijn goden aan de gang. Er woedt toorn in deze storm. Wie is de schuldige in hun midden? Deze mensen hebben godsbesef, zij het verbasterd. Maar er is ontzag bij hen voor het goddelijke hoe ze dat verder ook interpreteren. Van deze godsdienstige heidenen is voor moderne heidenen nog iets te leren. Er zit ook iets dreigends in hun spreken. Wie als de schuldige wordt aangewezen, heeft zich te verantwoorden. Met hem zal moeten worden afgerekend. Men legt dus een direct verband tussen schuld en onheil. In het leven van een christen mag dit verband niet zo rechtstreeks worden gelegd. We lopen dan vast in de vragen en kunnen het uitzicht op de hemelse Vader, Die in Christus voor de Zijnen zorgt, verliezen.

Het werpen van het lot is wereldwijd verbreid en van alle tijden. Door middel van het werpen van het lot wordt een goddelijke beslissing uitgelokt. Ook in Israël kende men het werpen van het lot. Achan wordt waarschijnlijk door het lot als de schuldige aangewezen (Jozua 7). Jonathan wordt door het lot aangewezen als de man die tegen Sauls bevel honing gegeten heeft (1 Samuel 14:42). In Spreuken 16:33 staat dat het lot in de schoot wordt geworpen, maar dat elke beslissing daarvan van de Heere is. De Heere is de bestuurder van het lot. De ledige plaats van Judas wordt vervuld voor middel van het lot (Handelingen 1). Het lot valt op Jona. Hij wordt ontmaskerd. God arresteert Jona door middel van de storm en het lot. Jona en zijn God: een deserterend profeet. God en Jona: zet en tegenzet. God laat een mens niet zo maar gaan. Voor Jona had God tien andere profeten kunnen roepen. Maar de hele wereld moet weten van de onmeetbare barmhartigheid van Israëls God. Zelfs Jona. Het thema van Gods barmhartigheid loopt door heel het boek heen. Zelfs raakt Gods barmhartigheid aan Jona, die niet uit zwakheid in zonde valt maar willens en wetens de Heere uitdaagt. Jona staat model voor een kind van God in zijn slechtste tijden. Dan is er geen goeds van een kind van God te vertellen.

Een spervuur van vragen wordt op Jona afgevuurd (vers 8). Het is alsof Jona voor zijn rechters staat. De uitwijzing van het lot moet bevestigd worden door de woorden uit Jona' s mond. De zeelui zijn bang om zich te bezondigen aan onschuldig bloed. Jona wordt gedwongen zijn eigen schuldigverklaring uit te spreken en zijn doodvonnis te vellen. De profeet wordt steeds meer in de engte gedreven.
Jona doet belijdenis van zijn geloof, vers 9. Hij vreest de Heere, de God van de hemel Die de zee en het droge gemaakt heeft. Ook de zee! Indirect zegt Jona: Gods hand is in deze zee die tegen u is. Ook het droge: het behoud op het droge zal Jona nog leren kennen! Overigens wisten de mannen dat Jona op de vlucht voor zijn God was. Dat had hij hun reeds meegedeeld (vers 10), Jona belijdt Gods macht! Dat versterkt de vrees van de mannen. Wat heeft Jona op zijn geweten? Wat is de oorzaak dat zijn God zo tegen hem (en hen) woedt? De doodsangst wordt ook angst voor de God van Jona.

Vragen:
1 Wat is het verschil tussen de algemene betrokkenheid van God bij het leven van alle mensen en Zijn bijzondere betrokkenheid bij het leven van Zijn kinderen?
2 Hoe gaan wij in ons leven op een goede wijze om met het verband tussen zonde en tegenslagen? Hoe dus op een verkeerde wijze?
3 Wat is de waarde van religieus besef van mensen? Kunnen wij daar iets mee doen in het evangelisatiewerk?
4 Kunnen Gods kinderen doodsangsten kennen? Waar komt de angst vandaan en hoe kunnen wij ervan bevrijd worden? (Zie 1 Johannes 4:17,18).
5 Waar ligt het eerste begin van de verharding? Hoe onderken je die en wat is er tegen te doen?
6 Hebt u wel eens beleefd dat het lot op u viel vooral geestelijk gesproken? Hoe? (Zie o.a. Psalm 16:5,6 maar ook Psalm 51:6).
7 Kun je met een koud en onbewogen hart een geloofsbelijdenis uitspreken?

J. Jonkman

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 september 1998

De Wekker | 16 Pagina's

Bijbelstudie Jona (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 september 1998

De Wekker | 16 Pagina's