Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geloof, gevoel en gevoeligheden (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geloof, gevoel en gevoeligheden (I)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In enkele artikelen (geen lange serie overigens, want daarvan houden veel lezers kennelijk niet) wil over dit thema iets gezegd zijn.

Waarover hebben we het eigenlijk als we het woord gevoel in de mond nemen. Aan het woord kunnen verschillende betekenissen worden toegekend. Om enkele voorbeelden te geven. Iemand kan van een bepaald gevoelen zijn. Bedoeld wordt dan dat iemand over een zaak een bepaald oordeel heeft c.q. een bepaalde zienswijze erop nahoudt. Men kan over gevoel spreken als kwetsbaar onderdeel van het menselijk zieleleven. Men kan ook spreken over gevoel als ervaringsfactor, levensgevoel zou men kunnen zeggen.
Tussen geloof en gevoel bestaat een duidelijke relatie. Het geloof gaat niet buiten het gevoel om. Hoe verhouden die twee zich? Kan het gevoel een legitieme rol spelen als het aankomt op de waarheidsbevestiging van Gods Woord in het mensenleven en als voorwaarde voor persoonlijke geloofszekerheid? Binnen het gereformeerde denken wordt, als het op de geloofsbeleving aankomt, het menselijk gevoel (wat iemand in zijn of haar hart gevoelt) enerzijds als gevaarlijk en anderzijds als onmisbare voorwaarde aangemerkt.

Wollig en verpakt?
In de prediking wordt in vermanende en/of vertroostende zin soms sterk op het gevoel van de hoorders ingespeeld. De manier waarop en de mate waarin dat gebeurt worden sterk bepaald door karakter en instelling van de predikant. Hoe moet in de prediking op het gevoelsleven, op het gemoed van de hoorders worden ingespeeld, zonder goedkope gevoelseffecten na te streven? Waar overschrijdt men als dienaar des Woord hier het betamelijke?
Hoe recht-toe-recht-aan moet (mag) de prediking zijn als de dienaar des Woords weet dat hij met de eerlijkheid en de persoonlijke gerichtheid van het Evangelie in heel concrete zaken van geloof en leven, het gevoel van sommigen en misschien wel van velen kwetst? Staat het Evangelie toe dat haar waarheden in bepaalde situaties „wollig" en „verpakt" aan de gemeente worden voorgehouden? Om op die wijze gevoeligheden te ontzien?
In het pastoraat, zowel van predikanten als andere ambtsdragers, gaat nog wel eens iets mis doordat onvoldoende rekening wordt gehouden met het gevoel en de gevoeligheden van mensen. Dat gevoel en die gevoeligheden worden natuurlijk allereerst bepaald door het karakter van elk mens, maar ook door herkomst, opvoeding, opleiding, levenservaring en het geestelijk milieu waarin men kortere of langere tijd verkeerde. Hoe ga je als ambtsdrager met die verscheidenheid in gevoel en gevoelens om. Begripvol, erkennend, respecterend, waarderend of correctief, in deze zin, dat als gevoelens van de ander afwijkend zijn van wat je zelf voelt, een poging wordt gedaan om het gevoel van die ander bij of om te buigen? Kan altijd alles voluit worden gezegd, als men weet van doen te hebben met mensen die met een erg kwetsbaar gevoelsleven zijn bedeeld? Op een korte formule teruggebracht: hoe ga je als ambtsdrager op dit punt met elk mens in zijn of haar eigenheid om?

Echt en onecht
In het pastoraat luistert het al zeer nauw als het gaat om het menselijk gevoel in de persoonlijke geloofsbeleving. Over gevoelens van mensen op het persoonlijk-geestelijke vlak is in het verleden (en misschien gebeurt het ook nu nog wel) soms hard door ambtsdragers geoordeeld. Er kon en kan soms geringschattend over worden geoordeeld, met name als de indruk bestond of bestaat dat gevoelens méér het product van de eigen menselijke geest dan vrucht van de werking van de Heilige Geest waren of zijn. Door de vragen die ambtsdragers hierover stelden en ook nu nog wel stellen, konden en kunnen mensen onzeker en verdrietig worden gemaakt. Hoe moet in deze sfeer door de ambtsdragers met mensen worden omgegaan? Is het aan hen om te onderscheiden tussen echt en onecht in het gevoel van mensen?
Of is deze vraag voor het ambtelijk bezig zijn vandaag misschien niet meer relevant omdat de gesprekken op huisbezoek in de regel nog slechts een algemeen godsdienstig karakter hebben en bepaald niet meer dat van een natrekken van de persoonlijk-geestelijke gesteldheid van de gemeente?

Depressief?
De gereformeerde geloofsleer zou mensen depressief maken, met name waar zij de mens het gevoel van algehele verdorvenheid bijbrengt. Het tegenover God staan in persoonlijke verantwoordelijkheid voor eigen schuld en zonde, zou in het verleden (en misschien ook nu nog wel) mensen gevoelens van minderwaardigheid hebben bezorgd, die tot mentale ontregeling hebben geleid.
Het heeft er overigens de schijn van dat dit bezwaar tegen de gereformeerde geloofsleer vandaag niet meer zó actueel is. In veel prediking krijgt de algehele verdorvenheid van de mens niet meer zó'n sterk accent. De leer daaromtrent is in de praktijk van prediking en pastoraat teruggebracht tot een zeker besef van zondig zijn in concrete levenssituaties. Het element van de structurele verdorvenheid van de mens wordt hoogstens nog „verpakt" aangeduid. En waar het nog wèl voluit en „onverpakt" gebeurt, krijgt men wel eens de indruk dat het de persoonlijke gevoelens van de hoorders ook niet zó sterk raakt. Het in de prediking collectief als structureel verdorven zondaar te worden aangemerkt, wordt door velen instemmend opgevat als een algemene godsdienstige waarheid, maar die waarheid wordt tegelijk gerelativeerd door het gevoel van eigenwaarde en zelfrespect, door de overtuiging dat men er het in het leven van elke dag als redelijk net mens nog niet zó slecht afbrengt. Het is dus de vraag of het met die godsdienstige depressiviteit onder invloed van de gereformeerde geloofsleer algemeen gesproken wel zo erg is gesteld. Vraag blijft wel hoe met deze en andere dingen in prediking en pastoraat op zuivere, dat is Schriftuurlijke en psychologisch verantwoorde wijze moet worden omgegaan.

Gesloten
De wijze waarop het christelijk geloof vanuit de reformatorische en gereformeerde traditie wordt beleefd, laat naar het oordeel van sommigen weinig ruimte voor de expressie (uiting) van godsdienstige gevoelens, waarvan in andere culturen en in andere tradities wel sprake is. Men stelt wel dat dit een gevolg is van het feit dat in onze traditie in de erediensten alles zich toespitst op het aanhoren van en het bezig zijn met het Woord. Visualisering met beelden en symbolen, zoals men dat in andere culturen en tradities kent, zou de expressie van geestelijke gevoelens vergemakkelijken. Waar zit het hem in dat wij in onze geloofsbeleving tamelijk voor elkaar gesloten zijn? Waardoor komt het dat gesprekken over de persoonlijk-geestelijke dingen op huisbezoek dikwijls maar zo moeilijk op gang te krijgen zijn?
De volgende keer een poging tot antwoord.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 oktober 1998

De Wekker | 16 Pagina's

Geloof, gevoel en gevoeligheden (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 oktober 1998

De Wekker | 16 Pagina's