Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bijbelstudie Jona (VIII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bijbelstudie Jona (VIII)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jona 4:1-6: Jona's toorn over het berouw van God; de wonderboom

In hoofdstuk 4 klaagt Jona God aan wegens Gods volkomenheden. De profeet ergert zich intens aan Gods berouw ten goede over Ninevé. Het gaat dus weer om een geding tussen God en de profeet.
Het mishaagt Jona ten zeerste dat God berouw krijgt over het kwaad dat Hij gedreigd had Ninevé te zullen aandoen. Letterlijk staat er in het tweede deel van vers 1: „En zijn toorn ontbrandde hem". Het werkwoord voor „mishagen" betekent kwaad zijn. Het gaat om een volle maat van misnoegen en toorn. Jona's ergernis is diep en is allesomvattend. Let op de tegenstelling met Abraham, die tot het uiterste voor Sodom en Gomorra pleit (Genesis 18:22 e.v.). Het kwalijke is dat de boosheid van Jona voortkomt uit zijn ergernis over het gered worden van anderen. Jona gunt de ander de ondergang. Hoe diep heeft zijn verbittering gezeten. En nog ontstellender wordt Jona's toorn na alles wat hij heeft meegemaakt. Als we Jona's boosheid leggen naast zijn gebed uit de vis, staan we in feite voor een raadsel. Van de liefde tot de vijanden heeft hij niets begrepen.

En in die zielsgesteldheid bidt hij tot de Heere, de verzen 2 en 3. Het tweede gebed van Jona is nauwelijks een gebed te noemen. Het is een mengsel van zelfbeklag, zelfrechtvaardiging, belijdenis en verbolgenheid. Jona zegt ronduit tegen de Heere waarom hij naar Tarsis vluchtte. De diepste reden van zijn vlucht was dat hij wist dat de Heere een genadig en barmhartig God is, lankmoedig, groot van goedertierenheid en berouw hebbend over het kwaad. Jona rechtvaardigt zijn vlucht tegenover God door God te verwijten dat Hij genadig en barmhartig is. Een wel heel sterk staaltje van zelfrechtvaardiging rechtstreeks tegenover God. Jona zegt als het ware: ik heb gelijk gehad toen ik op de vlucht sloeg. Hoe durft hij het tegen de Heere God te zeggen. En wat een arrogantie spreekt uit zijn woorden. Jona heeft het geschieden van het Evangelie willen voorkomen. Hij zou zich verlustigd hebben in de ondergang van Ninevé.

Jona had kennis van God en het Evangelie. Hij neemt in zijn gebed de belijdenisformule over; de Heere is een genadig en barmhartig God. Hij is lankmoedig en groot van goedertierenheid. Deze belijdenis komt meermalen voor in de Schrift vooral in de Psalmen. Zie bijvoorbeeld Psalm 86:15, 103:8, 145:8, ook Numeri 14:18, Nehemia 9:17b. Tot de volkomenheden (deugden) van God behoort dat Hij berouw heeft over het kwaad. Jona belijdt met een hart en ziel vol toorn het Evangelie maar hij doet het in verwijtende zin. Hij neemt God Zijn genade kwalijk. Genade is gunst van God aan mensen die deze gunst volstrekt verzondigd hebben. Barmhartigheid ziet er op wat er diep in God gebeurt. Het woord heeft zelfs met Gods ingewanden te maken! Lankmoedig zijn is groot van geduld zijn: „lang van gemoed". Goedertierenheid: solidariteit, loyaliteit, trouw: in een goddelijk grote maat.

In vers 3 zegt Jona hoe diep het bij hem zit. Hij wil sterven. Het is hem beter te sterven dan te leven. Het is volgens Jona geen leven met deze God Die berouw heeft over het kwaad en Die zondaren spaart. Laat God dan maar Jona's leven nemen. (Even komt de gedachte op: Waarom beneemt Jona zichzelf niet het leven? Maar dat is niet in overeenstemming met het geloof in Israël). Het is leerzaam om het willen sterven van Jona te vergelijken met het willen sterven van Elia (1 Koningen 19:4). Wie God niet God laat zijn en Hem Zijn vrijheid laat om Zijn genade te betonen aan wie Hij wil, raakt met God in de knoop en per consequentie met zichzelf.

In vers 4 antwoordt de Heere: „Zijt gij terecht vertoornd?" Het antwoord staat in vers 9. God en de profeet: een van de thema's van Jona. De profeet laat zich kennen maar het belangrijkste is dat God Zich laat kennen en hoe Hij Zich laat kennen. Dat is het Evangelie in Jona. De Heere stelt aan Jona een echte vraag. Letterlijk: „Doet u wel goed met toornig te zijn?" De vraag heeft een sterk ontdekkend karakter. Het antwoord van Jona vermeldt de Schrift na de gebeurtenis met de wonderboom en die gebeurtenis versterkt het antwoord van Jona in vers 9.

De verzen 5-9 geven een soort „flash back", een terugblik. Na zijn prediking is Jona de stad uitgegaan. Ten oosten van Ninevé vindt hij een plek om te zitten. Hij had daar voor zich een (loof)hut gebouwd en was er onder gaan zitten. Zo genoot hij enige bescherming tegen de felle zon. Jona wilde zo comfortabel mogelijk wachten op de uitvoering van het oordeel over Ninevé. Hij wachtte daar met een grimmig genoegen op.
Maar de Heere beschikt het anders. God beschikt een wonderboom. Jona's beschikkingen en Gods beschikkingen botsen voortdurend op elkaar en Gods beschikkingen overtreffen die van Jona goddelijk verre. De mens wikt, maar God beschikt, maar het wikken van de mens blijft binnen zijn beperktheden wel een beschikken. De wonderboom schiet zeer snel boven Jona's hoofd op en verschaft hem de begeerde schaduw en het comfort. Dit is een stukje „genade" van God waarvoor Jona niets hoeft te doen, zie vers 10. Ik laat allerlei uitleggingen van de wonderboom rusten. De Schrift spreekt zelf van het wonder van het groeien van de boom. Het doel van Gods beschikking van de wonderboom is Jona van zijn misnoegdheid af te helpen en hem tot een andere zielsgesteldheid te brengen. Overigens is de vertaling van het tweede deel van vers 6 zeer omstreden. Wil de Heere Jona inderdaad van zijn misnoegen afbrengen? Maar als God de wonderboom de volgende dag doet verdorren, wordt Jona alleen nog maar kwader. Was de wonderboom bedoeld om Jona zelf te beschermen tegen onheil dat hem zou kunnen treffen, bijvoorbeeld de verzengende hitte of een zonnesteek?

In elk geval verheugt Jona zich zeer over de wonderboom. Het lijkt er op dat God aan Jona comfort verschaft om op zijn gemak de ondergang van de grote stad te kunnen aanschouwen. Dat zou nog eens een bevestiging zijn van de juistheid van Jona's gedachtegang en gevoelens. Het lijkt er een ogenblik op dat de Heere - en dat nog wel door het doen van een wonder - Jona helemaal tegemoet komt. Er is sprake van goddelijke opvoedkunde. De Heere speelt op goddelijke wijze een spel met Jona maar wel een spel dat geheel in dienst staat van het Evangelie Wie de Heere is voor zich bekerende zondaren!

Vragen:
1 Waarom is Jona nu zo kwaad op God?
2 Hebt u wel eens gevoelens van boosheid naar de Heere toe? Mag een mens die gevoelens hebben?
3 Waar komt de zelfrechtvaardiging van mensen vandaan? Herkent u het uit eigen leven?
4 Mag een mens bidden om beëindiging van zijn leven?
5 Ga de begrippen in Jona's belijdenis van de Heere in vers 2b nog eens na.
6 Onderkent u de goddelijke opvoedkunde in de beschikking van de wonderboom? Kunt u uit eigen leven iets vertellen van Gods opvoedkunde?

J. Jonkman

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 oktober 1998

De Wekker | 16 Pagina's

Bijbelstudie Jona (VIII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 oktober 1998

De Wekker | 16 Pagina's