Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Bijbel in het nieuws

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Bijbel in het nieuws

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het gebeurt niet vaak dat de Bijbel op het journaal komt. Maar 26 oktober jl. was dat ruimschoots het geval. Opeens was de Bijbel weer groot nieuws: het NOS-journaal, de EO, de NCRV, zelfs RTL stonden te dringen om beelden te schieten en info te krijgen. Op deze dag werd Werk in uitvoering gepresenteerd, een bundeling van de eerste deeluitgaven van de Nieuwe Bijbelvertaling (verder: NBV). Het betreft de bijbelboeken Ester, Prediker, Jona, Handelingen en het apocriefe boek Judith. Een stroom van reacties kwam los, via tijdschriften, televisie en radio - van fel afkeurend tot uiterst positief. Dat was ook wel te verwachten. Binnen enkele dagen was de eerste druk van Werk in uitvoering geheel uitverkocht, een tweede druk is in voorbereiding. Eén ding is duidelijk: de zaak van de bijbelvertaling ligt velen na aan het hart.

De voorgeschiedenis
In 1993 ging het grootse project van start. Sprak men aanvankelijk over de vertaling-2000, inmiddels is dat geworden de vertaling-2004. Je kunt het met recht een mammoetproject noemen. Niet eerder in onze Nederlandse geschiedenis werd een vertaalproject opgezet dat een zo breed interkerkelijk draagvlak heeft en dat methodisch en technisch zo zorgvuldig werd voorbereid en uitgevoerd. Verantwoordelijken zijn het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG) en de Katholieke Bijbelstichting gezamenlijk, hoewel de meeste energie en financiën van het NBG komen. Het budget bedraagt inmiddels ruim twintig miljoen gulden (in de aanvankelijke planning vijf miljoen...). Hoewel het eigenlijke vertaalwerk verricht wordt door zo'n 15 vertalers (in vertaalkoppels van een grondtekstdeskundige en een neerlandicus), zijn vele tientallen anderen intensief betrokken, waaronder vijftig „supervisoren" uit ongeveer twintig kerken en geloofsgemeenschappen in Nederland en Vlaanderen. Het doel is een nieuwe verstaanbare vertaling voor het gehele Nederlandstalige gebied. De supervisoren, die het eerste klankbord voor de vertaalproeven vormen, kregen tot nu toe twintig bijbelboeken (vooral de wat kortere) onder ogen. Veel tijd ging zitten in de ontwikkeling van de vertaalstrategie, het nemen van verantwoorde beslissingen voor veel voorkomende vertaalproblemen e.d. Hiertoe werd een compleet Handboek voor de NBV in twee delen ontwikkeld. De basis voor het vertaalwerk ligt nu stevig daar, en de vertaalproeven komen in steeds sneller tempo gereed.

Is dit nodig?
Een vraag die uiteraard gesteld werd en wordt, is of deze nieuwe vertaling echt noodzakelijk is. We hebben toch de Oude Vertaling van 1637 en de Nieuwe Vertaling van 1951? Worden we niet overladen met nieuwe vertalingen? Is er bovendien niet net een hernieuwde versie van de Willibrord-vertaling op de markt (1995) en evenzo van de Groot-Nieuws Bijbel (1996)? Hadden ze niet kunnen volstaan met een revisie van de Vertaling-1951? De Willibrordvertaling draagt echter, met alle waardering voor de vertaling op zich, sporen van haastwerk. De Groot-Nieuws Bijbel is evenals het onder ons veel gelezen Het Boek geen echte vertaling, maar een parafrase, ongeschikt voor kerkelijk gebruik. En een revisie van de Vertaling-1951 zou uiteindelijk toch ook een geheel nieuwe vertaling hebben opgeleverd, een oude mantel met nieuwe lappen versierd. Hetzelfde geldt voor een eventuele herziene Statenvertaling, ofschoon deze voor bepaalde delen van reformatorisch Nederland niet ondenkbaar is.
Ondertussen groeit alom in de kerken tot in de meest behoudende toe - het besef dat de tijd rijp is voor een goede, verantwoorde en heldere nieuwe bijbelvertaling. Recente enquêtes in reformatorische kringen spreken boekdelen. Of we nu de Statenvertaling of de Vertaling-1951 lezen, steeds weer en steeds meer stuiten we op het onloochenbare feit dat hier taal gebruikt wordt die snel aan het verouderen is. Veel woorden en zinswendingen zijn uit het gewone taalgebruik verdwenen, de stijl wordt ons al vreemder. Dit geldt zeker voor de jeugd. Iedere dominee die catechisatie geeft, weet ervan. En wat moet je in het evangelisatiewerk, het werk onder gehandicapten, het contact met randkerkelijken etc.? Dat het in een zin als „en gij zaagt het" niet over zagen maar over zien gaat, vergt aparte uitleg. Als er staat „Jona maakte zich op en ging naar Ninevé", moeten we weer uitleggen dat Jona zich reisvaardig maakte en niets met cosmetica had, enz. Het is veelzeggend dat onder ons de Parallelbijbel steeds meer ingang vindt, naast Groot Nieuws en Het Boek. Evenzo, dat de Gereformeerde Bijbelstichting zich genoodzaakt ziet verklarende woordenlijstjes bij de Statenvertaling uit te geven.

Nieuwe kansen
Met het bovenstaande is ondertussen eigenlijk alleen nog maar in negatieve zin over de noodzaak van de NBV gesproken, nl. met het oog op de veroudering van de onder ons gangbare vertalingen. Daarnaast is er echter zeker ook een positieve motivatie. In de decennia achter ons is veel studie gemaakt van het verschijnsel bijbelvertalen op zich. Er is zelfs min of meer een vertaalwetenschap ontstaan, sterk gestimuleerd door het zendingswerk en de groei van de jonge kerken. In steeds meer talen komt de Bijbel beschikbaar (denk aan onze Hessel en Coby Visser die in Botswana een nieuwe bijbelvertaling voorbereiden!). Allerlei facetten van een bijbelvertaling waarvoor men vroeger weinig oog had, komen nu in beeld, zoals de vraag naar het register van de tekst (hoog of laag taalgebruik), de tekstsoort (levendig-appellerend. technisch-opsommend, hoog poëtisch gehalte, etc.), de functie van tekststructuren e.d.
Niet alleen de ontwikkeling van de vertaalwetenschap, ook de geweldig toegenomen kennis van de grondtalen en culturen van de Bijbel vragen om een nieuwe vertaling. Waar de Statenvertalers soms met hun handen in het haar zaten (en dat ook rustig toegaven, zoals Bogerman dat deed ten aanzien van het boek Job) omdat ze de betekenis van woorden echt niet wisten, ligt dat vandaag de dag na twee eeuwen archeologie en bijbelwetenschap vaak anders. Al met al genoeg reden om de uitdaging onder ogen te zien aan het begin van een nieuwe eeuw de Bijbel zo zorgvuldig mogelijk in de taal van heden over te zetten.

De vertaalstrategie
Zo zorgvuldig mogelijk in de taal van heden overzetten - hoe doe je dat? Er zijn allerlei soorten vertalingen, van zeer letterlijk tot vrij-parafraserend. Het is een oud misverstand, dat een „letterlijke" vertaling per definitie beter is en een vrijere vertaling slechter. Het is heel goed mogelijk dat juist een letterlijke vertaling de lezer/hoorder op het verkeerde been zet. Wanneer we bijvoorbeeld de bekende Engelse uitdrukking „it's raining cats and dogs" vertalen met „het regent katten en honden", dan is dat een letterlijke maar toch slechte vertaling. Dan is de zogenaamd vrijere vertaling „het regent pijpenstelen" weliswaar niet letterlijk maar duidelijk beter. Veel hangt dus af van de vertaalstrategie: hoe ga je om met de gevende taal (de brontekst) en welk gewicht mag de eis van een goed verstaanbaar Nederlands (de doeltaal) in de vertaling hebben?
De vertalingen waaraan wij doorgaans gewend zijn (1637 of 1951) sluiten tamelijk nauw aan bij de brontekst, volgen die zelfs vaak grammaticaal op de voet en zetten de oorspronkelijke tekststructuur gewoon over in het Nederlands. Het resultaat is een vertaling die enigszins on-Nederlands aandoet. Aan de andere kant heb je vertalingen die het volle pond geven aan de doeltaal, het Nederlands, en daardoor soms te weinig recht doen aan de brontekst (Groot Nieuws, en zeker Het Boek). De NBV probeert tussen beide uitersten door te gaan en een vertaling te realiseren die - zo luidt de slogan - brontekstgetrouw en doeltaalgericht is. Het doel van de vertaalstrategie is dat de hedendaagse lezer in principe zoveel als mogelijk is dezelfde gedachten, gevoelens, ervaringen krijgt bij het lezen/horen van de tekst als de eerste lezers/hoorders. De eigen klank en kleur van de brontekst bepalen het eindresultaat. Doelbewust sluiten de vertalers aan bij de oorspronkelijke stijl en beweging van een bijbelboek of bijbelgedeelte. De vraag naar de functie van taalvormen en structuren dient steeds gesteld te worden. Een vertaler moet een anders gestructureerde taal niet nabootsen, maar zo adequaat mogelijk weergeven met behulp van de mogelijkheden die het Nederlands biedt. In Werk in uitvoering wordt deze vertaalstrategie van de NBV uitvoerig toegelicht (blz. 203-272).

Drie voorbeelden
Hand. 1:1 luidt in de Statenvertaling (SV): „Het eerste boek heb ik gemaakt, o Théofilus, van al hetgeen Jezus begonnen heeft beide te doen en te leeren...". Vergelijk hiermee de NBV: „In mijn eerste boek, Teofilus, heb ik de daden en het onderricht van Jezus beschreven, vanaf het begin...". Mede gelet op het hoge taalregister van Handelingen is hier gekozen voor zelfstandige naamwoorden in plaats van werkwoorden. Dat is niet letterlijk, maar wel adequaat.
Pred. 1:4-6 in de SV: „Het ene geslacht gaat en het andere geslacht komt, maar de aarde staat in eeuwigheid; ook rijst de zon op en de zon gaat onder, en zij hijgt naar hare plaats, waar zij oprees; zij gaat naar het Zuiden, en zij gaat om naar het Noorden; de wind gaat steeds omgaande, en de wind keert weder tot zijne omgangen". Let op de verwerking van de filosofisch-poëtisch getinte taal van het boek Prediker, in de NBV-vertaling van deze passage: „Geslachten gaan, geslachten komen, maar de aarde blijft altijd bestaan. De zon komt op, de zon gaat onder, en altijd snelt ze naar de plaats waar ze weer op zal gaan. De wind waait naar het zuiden, dan draait hij naar het noorden. Hij draait en waait en draait, en al draaiend waait de wind weer terug".
Jona 4:6 spreekt over een „wonderboom" in onze gangbare vertalingen: „En God de HEERE beschikte eenen wonderboom, en deed hem opschieten boven Jona, opdat er schaduw mocht zijn over zijn hoofd, om hem te redden van zijn verdriet. En Jona verblijdde zich over den wonderboom met groote blijdschap" (SV). De gemiddelde hedendaagse lezer zou bij het woord „wonderboom" in de sfeer van sprookjes of tekenfilms kunnen geraken. Ten onrechte: het „wonder"-element heeft geen betrekking op de ongewoon snelle groei van de plant maar op de (wonder)olie die eruit gewonnen wordt. Vergelijk de NBV: „God de HEER nu liet een ricinusplant opschieten om Jona schaduw boven zijn hoofd te geven en zijn ergernis te verdrijven. Jona was opgetogen over de plant".

Hoe nu verder?
De geschiedenis biedt diverse voorbeelden van commotie, troebelen, ruzie en herrie bij de introductie van nieuwe bijbelvertalingen. Er zijn zelfs mensen voor op de brandstapel gebracht. Het punt is dat bij de beoordeling van een nieuwe bijbelvertaling niet alleen logische en rationele argumenten een rol spelen, maar zeker ook emotionele (en zelfs kerkpolitieke) overwegingen. En dat kan heel diep zitten. Men is immers gehecht aan de eigen oude en vertrouwde vertaling. Dat is de vertaling waarmee men is opgegroeid, waaruit men heeft horen preken, waaruit men allerlei teksten in het geheugen heeft opgeslagen, woorden die men liefheeft en koestert, waarmee men tot God gebeden en gezongen heeft. Daarom is het zaak rondom een nieuwe bijbelvertaling met wijsheid en tact op te treden. Standpunten kunnen immers maar al te snel radicaliseren, zoals ook de geschiedenis van onze eigen kerken heeft laten zien. Soms kan een sfeer ontstaan waarin het vreemde vuur hoog oplaait: de ene vertaling wordt opgehemeld, de andere afgekraakt; ketterij-jagers vinden wat ze zoeken, enz.
Direct al bij de presentatie van Werk in uitvoering brandde de discussie los. Een bekend figuur als Nico ter Linden had zijn oordeel zonder pardon klaar: 't is niks. Het was wellicht niet een ieder duidelijk dat voor Ter Linden alleen die vertaling acceptabel is, die past bij zijn eigen, op de principia van de zogenaamde Amsterdamse school geënte, theologische visie. Weer een ander schreef de NBV acuut af omdat de NBV-vertalers niet allemaal orthodoxe christenen zijn. Zo zal het nog wel even doorgaan, met allerlei kort-door-de-bocht-gaande oordelen. Als het stof weer is gaan liggen, zullen hopelijk meer evenwichtige reacties loskomen. Dan zal de NBV gewogen worden met het oog op het werkelijke eindresultaat, en niet op basis van de vermeende of ontbrekende rechtzinnigheid bij de NBV-vertalers. Men moet in de beoordeling ook geen appels met peren gaan vergelijken. Deze nieuwe vertaling verdient een faire behandeling, die het resultaat waardeert of kritiseert binnen het kader van de gekozen vertaalstrategie. Niet een enkele tekst, maar het geheel dient men te bezien. Plus- en minpunten kunnen dan op tafel komen. Daar zal het vertaalteam alleen maar blij mee zijn. Maar niet alleen commentaar is nodig - nog veel meer en ook eerder, naar mijn persoonlijke mening, de voorbede voor hen die dit werk hebben ondernomen. Van hoe groot belang is immers de vertolking van Gods Woord, gericht op een nieuwe generatie, in een nieuwe eeuw.

H.G.L. Peels

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 november 1998

De Wekker | 16 Pagina's

De Bijbel in het nieuws

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 november 1998

De Wekker | 16 Pagina's