Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkasiel: Burgerlijke ongehoorzaamheid of diaconale plicht? (II)

Bekijk het origineel

Kerkasiel: Burgerlijke ongehoorzaamheid of diaconale plicht? (II)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding. In het vorige artikel zijn eerst een paar opmerkingen gemaakt over het asielbeleid van de overheid. Daarna kwam de christelijke betrokkenheid bij vreemdelingen en vluchtelingen aan de orde. Vervolgens ging ik in op de kwestie van het „kerkasiel" en constateerde daarbij dat kerkasiel geen onderdeel van de rechtsorde is, maar vooral een poging tot correctie van die rechtsorde. Hier pak ik de draad van mijn betoog weer op.

Kerkasiel
Kerkasiel, in de zin van een zeker recht of een juridisch erkende en beschermde positie, bestaat dus feitelijk niet. Kort gezegd is de zaak als volgt: de politie is wel degelijk óók bevoegd een kerkgebouw te betreden teneinde de wet te handhaven, tenzij er een eredienst („godsdienstoefening") wordt gehouden. Hierbij een tweetal kanttekeningen. In de eerste plaats is in Nederland bij mijn weten nog nooit een kerkasiel „gebroken". Dat heeft alles te maken met het respect dat vanouds bestaat voor de kerk als instituut „in eigen rechte"; je stuurt als overheid niet zomaar de politie op de kerk af. Maar zoals gezegd: in formele zin is er niets wat de overheid hiervan hoeft te weerhouden, behalve dan als er een eredienst wordt gehouden. En dat brengt mij bij de tweede kanttekening, waarvoor ik Verplanke citeer: „Wat zag men in het verleden nogal eens gebeuren? Zodra de politie in aantocht was om illegale asielzoekers die zich in een kerkgebouw bevonden, te arresteren, ging men haastig over tot het houden van een godsdienstoefening. Men ging bidden, iemand hield een „preek" en men kon dat alles zo lang laten duren als men zelf wilde. Men stopte er dan mee zodra de politie wegging, en men begon weer haastiglijk zodra de politie er weer aankwam." Ik val hem bij als hij in dit verband spreekt van „schertsvertoningen" en devaluatie van het begrip eredienst.
Verplanke merkt vervolgens op: „Het gebruik van een kerkgebouw om asielzoekers te herbergen kan de indruk wekken dat dat gebruik iets met godsdienstoefening te maken heeft." Zoals hiervoor al aangegeven deel ik niet zijn conclusie dat het gebruik van een kerkgebouw als asielplaats burgerlijke ongehoorzaamheid impliceert; wel kan ik mij voorstellen dat er vanuit de gedachtegang dat de kerk geen asielplaats is, een voorkeur bestaat voor opvang van asielzoekers bij gemeenteleden thuis. Tegelijk laat de vraag zich stellen of zich daarbij niet de zelfde gevoeligheden en vragen, en in ieder geval vergelijkbare morele dilemma's voordoen.

Een aanzet tot beoordeling
Ik zou niet tot een beoordeling van de kwestie van het kerkasiel willen komen dan nadat ik begrip en waardering heb uitgesproken voor de inzet van plaatselijke gemeenten ten aanzien van asielzoekers die vanuit een schrijnende situatie en onder dreiging van uitzetting naar een land, waar hun weinig goeds te wachten staat, op hun hulp en ontferming zijn aangewezen. Zo vind ik dat de kerken vanuit de diaconale opdracht de plicht hebben om zich te ontfermen over wat we noemen de „technisch niet-verwijderbare, uitgeprocedeerde asielzoekers". Verontwaardigd was ik dan ook over de harde en onverbiddelijke reacties, óók uit christelijke hoek, op het „tentasiel" van de Raad van Kerken en Inlia.
In hun houding en hun presentie in het asielvraagstuk zullen de kerken zich er evenwel van bewust moeten zijn dat zij niet de verantwoordelijkheid, de bevoegdheid of de deskundigheid hebben om het asielbeleid inhoudelijk te bepalen: het vaststellen van de criteria voor toelating, de beoordeling van de veiligheid van een individuele asielzoeker en de vormgeving van het beleid van toelating en opvang behoren tot de verantwoordelijkheid van de overheid. Mijns inziens behoort daar dan ook een streep te worden getrokken voor wat betreft de bemoeienis van de kerken. Kerkasiel als instrument, als politiek drukmiddel om het asielbeleid te wijzigen lijkt mij dan ook een onjuiste route, een doodlopende weg. Dat ontneemt kerken geenszins de mogelijkheid (misschien moeten we zeggen: dat ontslaat hen geenszins van de plicht) om, wanneer zij menen dat er sprake is van ongerechtigheid, aan de bel te trekken en hun stem ten overstaan van de overheid te laten horen (Muskens!); maar dit is dan niet als „medewetgever", laat staan als „hogere toetsende instantie" (zoals ir. J. van der Graaf lijkt te suggereren in het Nederlands Dagblad van 6 september 1997).

Aan kerkasiel zou ik dan ook de volgende voorwaarden willen stellen (niet limitatief):
* het moet per definitie tijdelijk zijn: het verlenen van asiel is geen doel, maar een middel;
* kerkasiel is dan ook nooit een (definitieve) oplossing; het beste is om te voorkomen dat het nodig is!
* een gemeente moet zeer zorgvuldig overwegen wat men op zich neemt en wat men hoop te bereiken, wanneer het verlenen van kerkasiel overwogen wordt;
* er dient gewaakt te worden tegen het wekken van valse verwachtingen en ijdele hoop, zeker bij de betreffende asielzoeker(s), maar ook bij de anderszins betrokkenen;
* eigenlijk zou alleen tot kerkasiel moeten worden overgegaan bij een fundamentele bedreiging van mensenlevens: de signaalfunctie van kerkelijke actie moet niet aan inflatie onderhevig worden gemaakt.

Ten slotte
„Kerkasiel gaat over het scherp van de snede", schreef ir. Van der Graaf en hij heeft daarin gelijk. Het gaat ook nogal ergens over! Erkenning van het gezag en de eigen verantwoordelijkheid van de overheid schuurt hier langs een intens beleefde zelfstandige roeping van de kerk om de naaste in nood bijstand te verlenen. Wijsheid is dan nodig. In de afweging die hier gemaakt moet worden kunnen grote woorden en lichtvaardige argumenten gemakkelijk schade toebrengen.
Juist met het oog op die afweging en in verband met het belang en de gevoeligheid van de onderhavige materie, lijken „nut en noodzaak" van een verdere gedachtewisseling over kerkasiel in onze kerkelijke kring mij nauwelijks voor betwisting vatbaar. De praktijk leert inmiddels dat het onderwerp van onze wijze van omgaan met de vreemdeling binnen onze poorten zelf hier gemakkelijk toe uitnodigt. Dit geldt alleen maar des te meer wanneer we ons realiseren dat aan het asielbeleid - en meer in het bijzonder aan de kwestie van het kerkasiel - niet slechts politiek-juridische, maar ook kerkelijk-diaconale aspecten verbonden zijn.

Namens Deputaten voor Contact met de Overheid,
Mr. A. Rouvoet,
Woerden, december 1998

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 januari 1999

De Wekker | 16 Pagina's

Kerkasiel: Burgerlijke ongehoorzaamheid of diaconale plicht? (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 januari 1999

De Wekker | 16 Pagina's