Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het ambt in de crisis (Het ambt 2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het ambt in de crisis (Het ambt 2)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gedocumenteerde kritiek. De titel van dit artikel is iets minder verontrustend dan de uitdrukking „de crisis van het ambt". Ik heb geaarzeld welke van beide ik zou kiezen. Die aarzeling hangt samen met mijn gebrek aan informatie. In de loop der jaren heb ik meermalen moeten schrijven over verontrustende verschijnselen. De onderwerpen lagen dikwijls op het terrein van de ethiek.

Het ging over het verval van normen en waarden, over veranderde praktijken op het gebied van het huwelijk en van de moraal in het algemeen. De oprukkende secularisatie kwam dan ter sprake. School, huwelijk en gezin zijn de terreinen waarop zich ingrijpende, en voor mijn besef vaak zorgelijke veranderingen hebben voltrokken. Het is mijn gewoonte als ik zulke onderwerpen bespreek, de feiten te noemen waar mijn artikel over gaat. Ik stel er prijs op dat ik de lezer kan verwijzen naar bronnen waaraan ik mijn gegevens ontleen.
Het stuit mij tegen de borst allerlei klachten te uiten zonder daarvoor enig schriftelijk of feitelijk bewijs aan te voeren. Ik schaar me niet graag in de rij van klagers die op van alles en nog wat wijzen, zonder dat de lezer kan nagaan of de klachten gegrond zijn. Kritiek moet gedocumenteerd zijn.
Het overkomt mij meermalen dat er bij de discussie naar aanleiding van een lezing, vragen gesteld worden over een verschijnsel in kerk of samenleving. Meer dan eens heb ik in mijn antwoord gezegd: Ik weet van de feitelijke situatie waarover u spreekt niet voldoende af om er een gefundeerd oordeel over te hebben. Als ik op iets kritiek heb of iets afkeur, dan moet men mij kunnen controleren in de vermelding van de feiten. Ken ik die niet voldoende, of kan ik niet naar schriftelijke aanwijzingen of bronnen verwijzen, dan ben ik terughoudend.
Deze lange inleiding achtte ik nodig om aan het onderwerp van dit artikel toe te komen. Ik kan wel enkele indrukken weergeven over de waardering en de vervulling van het ambt in de kerken. Maar van de feitelijke situatie in de gemeenten weet ik niet voldoende af om er een faire en adequate beschrijving van te geven. Bij de introductie van het boek van professor Graafland „Gedachten over het ambt", heb ik in het Reformatorisch Dagblad dan ook gevraagd naar een onderbouwing met feiten en publicaties van zijn stelling over de crisis van het ambt.
De titel van dit artikel is iets minder schokkend en ook iets minder vèrgaand dan de uitdrukking van Graafland. Het ambt in de crisis wijst wel op onraad en onzekerheid, maar is niet zo alomvattend en fundamenteel als de uitdrukking de crisis van het ambt.

Verschillende bezwaren
Toch zal de lezer vragen, waar haalt u de rechtvaardiging van deze titel vandaan?
Ik noem enkele feiten die ik niet zonder dat crisiselement kan verklaren. Er zijn gemeenten waar men de grootste moeite heeft om vacatures zowel voor ouderlingen als voor diakenen vervuld te krijgen. De broeders zijn er niet voor, of stellen zich na verkiezing niet voor het ambt beschikbaar. Zij vragen ontheffing van hun benoeming door de kerkenraad.
Soms treden broeders tussentijds af, om persoonlijke redenen. De gemeente moet dan maar raden van welke aard die redenen zijn. Vrienden en bekenden in de omgeving van deze broeders weten er soms meer van.
Dikwijls speelt de drukke werkkring een verhinderende rol om ambtsdrager in de gemeente te zijn. Men begrijpe mij goed: met deze sobere omschrijving veroordeel ik niet ieder gemeentelid dat ontheffing vraagt van zijn benoeming tot ouderling of diaken. Ik constateer het feit. Ook al heeft de betrokken broeder een geldige reden, dan nog zit de kerkenraad (en derhalve ook de gemeente) ermee.
Soms hebben ambtsdragers vanwege hun vele maatschappelijke verplichtingen niet voldoende tijd om hun ambt naar behoren te vervullen. Zij doen wat zij kunnen, maar bevredigend is het niet; voor henzelf niet en voor de gemeente niet, in het bijzonder niet voor de wijk waarin zij werken.
Er zijn ambtsdragers die aan hun taak beginnen, maar zich niet voldoende toegerust voelen. Ze hebben nauwelijks enige voorbereiding gehad. Ze worden „zo maar in het diepe gegooid". Het is al heel wat als zij eens een vergadering kunnen bijwonen of een boek ter toerusting kunnen lezen.
Dan is er het contact met gemeenteleden. Hoe breng je dat zinvol tot stand? Ambtelijk werken is meer dan een vlotte babbel kunnen houden. Zowel het voeren van een gesprek als het ingaan op de geestelijke, ethische en sociale vragen van de mensen eist enig inzicht, een zekere levenservaring en op zijn minst geestelijke rijping, om niet te zeggen rijpheid.
Wat, als uw naam onder de kandidaten voorkomt, terwijl u zelf daar niet op gerekend, laat staan op gezinspeeld had?

Moeiten vanuit de gemeente
Een ander probleem is de waardering van het ambt door gemeenteleden. De democratiseringsgedachte speelt - niet overal even sterk - ook door in het gemeenteleven. Kerkleden vinden dat ze gehoord moeten worden. Ja, dat ze ook hun zegje mogen doen. Althans in een deel van de kerken van gereformeerde signatuur leeft die gedachte.
Daarmee gepaard gaat een opkomend gebrek aan respect voor het ambt. Als ambtsdrager noem ik dit een onderwaardering van het ambt. Waar ligt de oorzaak daarvan? Bij de ambtsdragers zelf? Vanwege de manier waarop zij hun ambt uitoefenen? Niet voldoende serieus en bewogen? Enigszins nonchalant als een bijbaan?
Of ligt de oorzaak bij de gemeenteleden, die eigenlijk geen respect, laat staan enig ontzag voor het ambt kunnen opbrengen?
Bij dit alles noem ik ook nog de moeite van sommige ambtsdragers om toegang tot de harten van de mensen te krijgen. Ze doen soms amicaal (noem me maar bij de voornaam), om gewoon en gewild te zijn.
Hierbij kan ook nog genoemd worden het gebrek aan geestelijke ervaring, dat sommige ambtsdragers als een tekort, ja zelfs als een handicap voor hun ambtelijke dienst voelen.
De lezer begrijpt: de crisis kan van twee kanten komen. Van de zijde van de ambtsdrager, die zich onvoldoende bekwaam en toegerust voelt. Hij ervaart de taak op zichzelf als te zwaar, in het bijzonder als hij een drukke, volle maatschappelijke werkkring heeft.

Oorzaken van twee kanten
De crisis kan ook veroorzaakt worden door de houding van gemeenteleden en door hun reactie op het optreden van ambtsdragers. De ambtsdragers voldoen niet aan hun verwachtingspatroon, terwijl omgekeerd ambtsdragers bij voorbaat teveel respect voor hun werk in de gemeente verwachten.
Ik gebruik twee woorden ter typering van deze ingewikkelde stand van zaken: een generalisering van het werk van ambtsdragers in de waarneming van de gemeente. Kerk en samenleving worden op één lijn gesteld. De verschillende werkzaamheden worden met elkaar vergeleken, genivelleerd, soms zelfs in elkaar geschoven.
Daarnaast is er een maximalisering van het ambtelijke werk. Ambtsdragers hebben het gevoel dat er teveel van hen wordt verwacht. Ze voelen zich tot die hoge taak niet voldoende toegerust. Zij weten er zich niet tegen opgewassen.
Als een gemeentelid dit gevoel van onmacht, soms gepaard met een gevoel van teleurstelling, opmerkt, vermindert dat in zijn of haar ogen het gezag van de ambtsdrager.
Wat vroeger in de dienst van de Heere bijzonder en verheven was (men zag er tegenop, van twee kanten), dat wordt nu gewoon en is niet meer iets bijzonders. Ik overdrijf wat, maar zet toch de volgende zin op papier om de grote verandering aan te duiden: Het heilige wordt profaan, gewoon, alledaags, werelds.
Ik besef dat ik niet alles heb aangeraakt. Toch is er wel iets wezenlijks in kaart gebracht, lijkt me. Genoeg in elk geval om de titel van het artikel te rechtvaardigen.
Als slotzin vermeld ik dat ik tijdens het schrijven van dit artikel het Reformatorisch Dagblad van 15 januari op mijn bureau kreeg. Daarin gaat het over dezelfde zaken. Het is de lezer bekend dat deze serie is opgezet los van wat daarover in het Reformatorisch Dagblad al geschreven is en nog geschreven wordt. Daarom ga ik maar op mijn eigen manier verder.

W.H. Velema

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 februari 1999

De Wekker | 16 Pagina's

Het ambt in de crisis (Het ambt 2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 februari 1999

De Wekker | 16 Pagina's