Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De dienst in het ambt (Het ambt 3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De dienst in het ambt (Het ambt 3)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jezus' dienst is de bron. Ditmaal gaat het over het vervullen van het ambt. We kunnen daarvoor verschillende omschrijvingen gebruiken: ambtelijke dienst verrichten, het ambt waarnemen, ambtsdrager zijn of in het ambt staan. De titel is gekozen om er alle nadruk op te leggen dat iemand alleen ambtsdrager kan zijn als hij wil dienen. Zonder de bereidheid om te dienen kan niemand een ambt vervullen.

De ambtelijke dienst gaat terug op de Heere Jezus Christus. Hij is immers niet gekomen om Zich te laten dienen, maar om te dienen en Zijn leven te geven als losprijs voor velen (Markus 10:45). In Lukas 22:27 zegt de Heere Jezus: Ik ben in uw midden als dienaar.
De dienst van Jezus voor ons is tegelijk een voorbeeld voor onze dienst aan Hem. In Johannes 13:15 zegt Jezus dat Hij met de voetwassing aan Zijn discipelen een voorbeeld heeft gegeven. Voor dat voorbeeld-zijn zie men ook 1 Petrus 2:21. Ik heb u een voorbeeld nagelaten, opdat gij in Zijn voetstappen zoudt treden. Men lette erop dat juist in deze beide teksten eerst gesproken wordt over wat Jezus voor ons heeft gedaan. Dan keert Hij de uitspraak om en zegt dat Hij het ons heeft voorgedaan. Onze dienst ontspringt aan Zijn dienst en is gemodelleerd naar Zijn dienst.

Persoonlijke kennis van Jezus
Je kunt geen ambtsdrager zijn zonder persoonlijke kennis van de Heere Jezus. Je mag door het geloof delen in de vrucht van Zijn werk. Dat kan weer niet zonder dat je Hem liefhebt.
Het eerste van de dienst in het ambt is liefde tot Christus en dan ook tot het werk dat Hij ons te doen geeft. Zonder die liefde is de crisis rond het ambt niet te overwinnen. We kunnen organiseren en instrueren zoveel we willen, als deze liefde niet de wortel is van onze ambtelijke dienst, is het niets en wordt het niets. Dan heeft de gemeente te doen met een kunstbloem, dus met een namaakproduct.

Geroepen worden
Hier volgt direct een tweede op. Dat is dat een ambtsdrager zich door Christus geroepen weet tot deze taak. Het ambt is een bepaalde opdracht die Christus geeft. Je wordt geen ambtsdrager als gevolg van een lobby of bij wijze van hobby. Je wordt ambtsdrager omdat je door de gemeente en mitsdien door God Zelf geroepen wordt. Je solliciteert niet naar het ambt en je pousseert jezelf niet bij de kerkenraad of de gemeente. Je wordt ertoe verkozen. Dat is hetzelfde als geroepen. Ik zeg niet dat de zojuist afgewezen alternatieven (hobby, lobby, sollicitatie in enige vorm) niet voorkomen. Ze zijn echter in strijd met de roeping tot het ambt. De gemeente wordt opmerkzaam op iemands gaven. Dan volgt de kandidering, de verkiezing en de benoeming door de kerk. Dat is het traject van geroepen worden tot het ambt.

Dienen
Deze roeping is roeping tot het vervullen van een omschreven taak in de gemeente of in de kerk in haar geheel. De roeping omvat het werk dat iemand moet gaan doen. Dat werk is alleen maar uit te voeren als iemand wil dienen. Ambtsdrager zijn (als predikant, ouderling of diaken) is dienaar zijn. De dienstbereidheid vloeit voort uit de liefde die Christus ons geeft en die Zijn Geest in ons hart werkt voor Hem en voor Zijn Kerk.
Met deze drie woorden - liefde, roeping en dienen - is het bijzondere van ambtelijk werk in de kerk aangegeven. Alleen wie zich van deze drie woorden bewust is en ze beleeft in zijn ambtelijk werk, kan het aan en kan het volhouden.
Een ambtsdrager moet door de liefde gedrongen worden. Hij moet op zijn roeping kunnen terugvallen. Ik heb mezelf er niet toe opgewerkt, noch ernaar gesolliciteerd. Jezus, de Koning van de Kerk heeft me - door middel van Zijn gemeente - ertoe geroepen. Ik doe in mijn ambt Zijn werk. Daarom mag ik op Hem terugvallen.
Dat werk is wat anders dan succes nastreven of heerschappij voeren, over mensen heersen of een gemeente eigenmachtig regeren. Alles wat een ambtsdrager doet, staat in het teken van dienst. Hij wil dienen. Dat wil zeggen: opdrachten van een ander, dat is van De Grote Ander, ontvangen en die uitvoeren tot heil van mensen. Niet mijn wil is beslissend, maar Zijn wil. Dat betekent: je moet jezelf ervoor over hebben.

Stevige, traditionele taal
Dit is vrij stevige en ook nogal traditionele taal. Ik besef dat. Toch voel ik me bij dit onderwerp - van binnen uit, beter nog van Boven af - verplicht om dit te schrijven.
Het ambt in de crisis (het tweede artikel) hangt er mee samen dat ambtsdragers in de crisis zijn - eventueel iets gematigder geformuleerd: in een crisis verkeren.
Uit eigen waarneming weet ik hoe noodzakelijk en hoe heilzaam het is, je ambtelijke werk te toetsen aan de drie genoemde woorden. Dat geldt je instelling, je inzet en je volharding. Als er met de drie woorden die ik hierboven gebruikte iets mis is in je leven, dan zijn er belemmeringen in je ambtelijke dienst. Dan kun je niet vruchtbaar functioneren. Dan word je moedeloos en gefrustreerd. Je houdt het niet vol.

Waar liggen de oorzaken?
Liggen oorzaken van een crisis dan alleen in onszelf, en niet ook in de gemeente? Natuurlijk, er kunnen ook factoren van buiten jezelf de dienst belemmeren. Toch zou ik niet al te snel daarnaar verwijzen. Laat een ambtsdrager zichzelf onderzoeken onder de drie genoemde gezichtspunten.
De conclusie kan zijn dat er nodig is - ik gebruik weer drie woorden - bekering, vernieuwing, toewijding in nederigheid en ootmoed. Deze drie woorden raken dezelfde zaak. Ze zijn facetten van die ene zaak, namelijk dienaar van Christus en Zijn gemeente te zijn. Als het ambt in de crisis is, moeten we allereerst terug naar de ambtsdrager zelf. Is hij in de crisis? Dan moet hij geholpen worden daaruit te komen. Dat zou ik iedere ambtsdrager, ja een hele kerkenraad willen voorhouden waarin deze crisisverschijnselen voelbaar of zichtbaar worden. Laat men er samen broederlijk en ronduit over praten.

Van buitenaf?
De oorzaken kunnen van buiten komen, bijvoorbeeld doordat gemeenteleden geen respect voor het ambt en de ambtsdragers hebben. Ze beoordelen de broeders naar puur wereldse maatstaven.
De gemeente kan Geesteloos zijn (men lette op de hoofdletter). Dan wordt de schuld van de malaise al gauw geschoven op de ambtsdragers, soms op de dominee als eerste. Ik scherp deze tekening nog wat aan: er kan een wereldse geest in de gemeente huizen. Dan hebben de ambtsdragers het niet alleen moeilijk, dan zijn ze daarvan ook de dupe.
Voor de genezing van zo'n situatie van Geesteloosheid zou ik maar één remedie weten. Dat de predikant er met het Woord op wijst en aan werkt. Dat is iets anders dan er op in hakken. Een aantal preken over het leven van de gemeente, zoals Handelingen en de apostelen in hun brieven daarover schrijven, is dan nodig. Niet om steken uit te delen, maar om de hele gemeente tot verootmoediging te dringen. Laat de gemeente zichzelf bezien in de spiegel van het Woord.
De gemeente kan beheerst worden door een geest van democratisering. Daaronder versta ik in dit verband dat de gemeente het eigene van het gemeente-zijn niet onderkent. Gemeentelijk leven wordt gezien als een vereniging of een club, zonder dat de heerschappij van Jezus Christus met Zijn eigen regels wordt onderkend en erkend.

Zelfonderzoek
Dit laatste zeg ik naar de gemeente toe. Het kan zich ook voordoen naar de ambtsdragers toe. Dan willen zij heersen in plaats van dienen. Dan is hun hart niet bij de gemeente. Hun hand en hoofd heerst over de gemeente. Waar dat het geval is ontbreken ootmoed, liefde en dienstbereidheid. Dat wekt verzet bij de gemeente. Zij vindt geen herdershart bij de ambtsdragers.
De lezer ziet: ik maak de overgang van ambtsdragers naar de gemeente en daarna weer omgekeerd. Het is mij er niet om te doen iemand te beschuldigen. Ik wil alleen het pad traceren dat de duivel gaat om de gemeente in haar groei te belemmeren. De Heere Jezus bedoelt juist het tegenovergestelde. Ambtsdragers zullen geen groter vreugde kennen dan wanneer de gemeente geestelijk groeit in de kennis van haar Hoofd en Heiland, dus ook in de dienst aan Hem binnen en buiten de kerk.
Alles wat die groei belemmert, bij gemeente en ambtsdragers, wijst op zonden waarvan bekering nodig is. Men bedenke hoe in Efeziërs 4:8-16 het geschenk van de ambten en hun dragers juist dient tot de geestelijke groei en daarmee tegelijk tot de afweer van de dwaalleer.
Het ambt in de crisis, door welke oorzaak ook, doet afbreuk aan de groei en de bloei van de gemeente van Christus. Ambtsdragers zijn juist gegeven tot de opbouw van het lichaam van Christus. Dat lichaam moet groeien tot geestelijke rijpheid. Die wordt gekenmerkt door de volle maat van het aan Christus gelijkvormig zijn. De ambtsdragers zullen in de gemeente dienstbaar willen zijn aan de groei naar die geestelijke volwassenheid, van de gemeente in haar geheel en van de afzonderlijke leden individueel. Dan hebben ambtsdragers niet zichzelf op het oog, maar de heerlijkheid van Christus in en over de gemeente.
Daarvoor zijn de ambten gegeven aan en in de gemeente. Tot die taak dienen ambtsdragers zich geroepen te weten.

W.H. Velema

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 februari 1999

De Wekker | 16 Pagina's

De dienst in het ambt (Het ambt 3)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 februari 1999

De Wekker | 16 Pagina's