Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Ik geloof ... in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onze Heere" (Onze apostolische geloofsbelijdenis 3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Ik geloof ... in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onze Heere" (Onze apostolische geloofsbelijdenis 3)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jezus is uniek. Jezus Christus is Gods eniggeboren Zoon. Dat laat ons zien in welke bijzondere verhouding Hij staat tot God in de hemel. Zijn positie, meer nog, Zijn wezen, is geheel eigensoortig. We moeten daarom goed het onderscheid zien tussen Christus als de eniggeboren Zoon van God en de christen die zich kind van God (zoon) mag weten. Dat is maar niet een onderscheid in trap en mate, een verschil in graad (zoals bijv. een theoloog als H. Berkhof het stelt), maar dat is een wezenlijk onderscheid.

Jezus Christus alleen is de eeuwige, natuurlijke Zoon van God. Hij is uniek. Zoals Hij, is er geen ander. Hij is Zelf God; God-in-Wezen. God uit God; Licht uit Licht, zegt de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel. Hij mag en kan het zeggen: „Gelijk de Vader het leven heeft in Zichzelf, zo heeft Hij ook de Zoon gegeven het leven te hebben in Zichzelf' (Joh. 5:26). Hij kan zeggen: „Ik en de Vader zijn één" (Joh. 10:13). Dat is maar niet „een dor stuk leer" (hoe zou het ook kunnen!), maar dat is zuiver en klaar Evangelie! Daarvan - van het God-zijn van de Zoon - hangt immers de zaligheid van de Zijnen af. Denk maar aan wat we in zondag 6 van de Heid. Cat. lezen in antwoord op de vraag, waarom de Middelaar waarachtig God moest zijn: „Opdat Hij uit kracht van Zijn Godheid, de last van de toorn van God aan Zijn mensheid zou kunnen dragen en ons de gerechtigheid en het leven zou kunnen verwerven en wedergeven". Er hangt ook nogal wat vanaf of Christus de eeuwige, natuurlijke Zoon van God is, of niet!
Het werd vroeger en het wordt vandaag op vele manieren ontkend. Men vormt zich dan in gedachten een Jezus, Die alleen maar mens is. Een bijzonder mens, ja, maar toch... En dan krijg je een vlak evangelie, dat geen Evangelie meer is: puur horizontaal. Dan komt de verlossing niet van Boven, maar van beneden. En dat is geen verlossing, maar inbeelding, fantasie, een droom, die we dan zelf moeten verwerkelijken - waarvan nooit iets terecht komt. In het spreken over Jezus als alleen-maar-mens komt niets anders dan de eigengerechtigheid van ons mensen aan het licht: we doen het uiteindelijk zèlf... En de christen dan?
Paulus zegt toch in Gal. 3:26: „Gij zijt allen kinderen Gods"? Ja, dat mag van de gelovigen gezegd worden. Maar leest u dan meteen wat er achteraan staat: „...door het geloof in Jezus Christus". In Gal. 4:4 en 5 leest u er nog meer over: „Maar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden uit de Wet; opdat Hij degenen die onder de Wet waren, verlossen zou, en opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden". Daar hebt u nu het grote verschil: Jezus Christus is de eeuwige, natuurlijke Zoon van God, maar zondige mensen worden om Zijnentwil tot kinderen van God aangenomen, geadopteerd.
Het beeld is bekend: er zijn echtparen, die een kind adopteren, bijv. omdat ze zelf geen kinderen kunnen krijgen. Maar nu is er de mogelijkheid, dat ze een kind aannemen als het hunne. Dat kind is dus niet letterlijk uit hen geboren, maar toch wordt het rechtens hun kind; ze mogen het dan ook helemaal als hun kind behandelen, want het is door hen „aangenomen".
God de Vader neemt uit genade zondaren aan tot Zijn kinderen. We zijn het van nature geen van allen. Integendeel: we zijn verloren zonen en dochters, die genoemd worden „kinderen der ongehoorzaamheid" (Ef. 2:2). kinderen van de toorn (Ef. 2:3); zelfs kinderen van de duivel (Joh. 8:44). Maar wat is nu het wonder? Allen die Hij van eeuwigheid verkoren heeft, trekt de Vader van Zijn Zoon. Hij brengt ze tot geloof in Hem en neemt ze op in Zijn huisgezin. Christus wilde hun plaats innemen en de gemeenschap met Zijn Vader missen om verlorenen het kindschap weer te geven. Hij schaamt Zich niet hen broeders te noemen. De Heilige Geest zorgt ervoor, dat ze een kinderhart en de kinderaard ontvangen; de familietrekken, die u bijv. vindt in de Dordtse Leerregels I,12.

De Eigenaar
„Onze Heere": die naam duidt op de bijzondere betrekking tussen Jezus Christus en de gelovigen.
Hij is hun Eigenaar geworden, toen Hij ze kocht met Zijn bloed. In het N.T. staat op de achtergrond van het begrip „verlossing" nogal eens het beeld van de slaaf, die is vrijgekocht met goud en zilver, zodat hij niet langer onder de knoet van een harde meester zit (al waren niet alle meesters hard).
De meester, die wij van nature dienen is echter keihard en gaat over lijken: satan. De meest meedogenloze slavendrijver die zich denken laat; die niet eerder tevreden is, dan wanneer hij je in de hel heeft. En dan te bedenken, dat we ons vrijwillig aan hem uitgeleverd hebben ook...
Hebt u al eens met uw ketenen gerammeld?
Ik bedoel: hebt u leren roepen met de dichter van Ps. 116: „Och, HEERE, och werd mijn ziel door U gered..."?
Richt uw oog op Jezus Christus! Zie eens: Hij vernederde Zich tot een slaaf om zo slaven van de zonde te kunnen vrijkopen. Hij betaalde niet met goud of zilver maar met Zijn eigen bloed. Aan de Hemelse Rechter, voor Wie wij strafwaardig zijn, betaalde Hij deze losprijs. En die is van oneindige kracht en waarde, overvloedig genoegzaam tot verzoening van de zonden der gehele wereld (Dordtse Leerregels II,3). Dan kunt u er ook bij...!
Wie als een gebondene-in-zichzelf op Hem ziet, wordt Zijn eigendom en ligt helemaal voor Zijn rekening. Naar ziel en lichaam. Wat een troost op je ziekbed! Wat een perspectief als de dood nadert! Onze Heere - mijn Heere. Wie van Hem is, gaat Zijn beeld vertonen, Zijn stempel dragen. Uw mond gaat Zijn woorden spreken; uw voeten gaan op Zijn wegen; uw handen gaan doen wat Hem behaagt; uw ogen letten op Zijn wenken.
Jezus is Heere - Kurios, zeiden de eerste christenen. Die belijdenis kon hen het leven kosten, omdat „Kurios" de (goddelijke) titel voor de Romeinse keizer was. Maar zeer velen hadden het ervoor over. Ik denk aan Polycarpus, de bisschop van Smyrna, die op 23 febr. 155 de vuurdood stierf, na elke verloochening afgewezen te hebben met de woorden: „Zesentachtig jaar dien ik Hem en Hij heeft mij nooit enig leed gedaan, hoe kon ik dan de Koning lasteren, die mij verlost heeft?".
Kunt u erin meekomen? Hij is zo'n goede Heere!
Zijn dienst is dan ook geen lastige dienst („je mag dit niet en je moet dat") maar een vreugde-dienst, waarvan de dichter van Ps. 119 al zong: „Uw liefdedienst heeft mij nog nooit verdroten".

P.D.J. Buijs

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 april 1999

De Wekker | 16 Pagina's

„Ik geloof ... in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onze Heere

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 april 1999

De Wekker | 16 Pagina's