Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Ik geloof ...de wederopstanding des vleses..." (Onze apostolische geloofsbelijdenis 14)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Ik geloof ...de wederopstanding des vleses..." (Onze apostolische geloofsbelijdenis 14)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een twee-eenheid. Wij mensen zijn allen geschapen in een twee-eenheid van ziel en lichaam. We zouden dat de twee kanten van ons menselijk bestaan kunnen noemen. We mogen er nooit een tegenstelling van gaan maken, alsof de ziel alles is en het lichaam niets. Dat kwam vroeger veel voor onder de oude Grieken en ook vandaag kun je het in allerlei vormen van oosters denken tegenkomen: het lichaam is maar minderwaardig; daar moet een mens nodig van verlost worden. Het gaat erom, dat je ziel opstijgt naar de godheid, daarmee verenigd wordt en het lichaam ver achter zich laat. Dat is het ware geluk.

De Bijbel leert ons heel anders. Lichaam en ziel zijn beide door de Heere geschapen. We mogen wel onderscheiden, maar niet scheiden. Oorspronkelijk werkten ziel en lichaam samen tot dat ene, heerlijke doel: de Heere te loven en te prijzen. Daar is door de zonde de klad in gekomen. Zo grondig, dat er geen vezel van ons bestaan buiten schot is gebleven. God heeft het vonnis uitgesproken: ge moet sterven. Met ziel en lichaam. Lichamelijk, geestelijk, eeuwig. De dood is geen aardige vriend, maar een vijand, die ziel en lichaam vaneen scheurt. Het verdiende loon op de zonde...

Maar wat hadden we in de geloofsbelijdenis ook al weer gelezen, nee, beleden van Christus? „Die geleden heeft". Plaatsbekledend voor stervelingen; in ziel en lichaam. En: „ten derden dage wederom opgestaan van de doden". Hij is van de aarde heengegaan om plaats te bereiden voor de Zijnen. Hij, de Erfgenaam van alles, bracht voor de Zijnen de erfenis aan. En die Christus heeft aangenomen in genade, die neemt Hij op in heerlijkheid. Hij nam ze aan met geopende armen, allen die met hun nood en dood vluchtten tot Hem. In die armen neemt Hij ze ook op, als de dood komt; de scheiding van lichaam en ziel. De band van de liefde, die de Heilige Geest gelegd heeft, wordt nooit verbroken. Een christen wordt er bij zijn sterven nooit minder op; daarvoor zijn Gods beloften te vast en is Zijn heil te zeker. Het ligt immers verankerd in de Levensvorst, Die de dood heeft verslonden tot overwinning. Mensen kunnen nog wel eens zeggen, ook bij het sterven van een christen: „Hij is uit de tijd". Goed beschouwd kun je zeggen: zo is het. Uit de tijd, in de eeuwigheid. Veilig in Jezus' armen, waar ik ook geen fractie van een seconde uit val. Niets zal ons kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Heere (Rom. 8).

Bent u daar voor uzelf ook van verzekerd? Er is maar één „levensverzekering'.': onbetaalbaar in waarde, van eeuwige geldingskracht, maar gratis uitgereikt aan bedelaars. Voor mensen, die zich in Christus laten verzekeren, is de premie al betaald: Zijn bloed!

En het lichaam dan?
Wat gebeurt er met het lichaam? Deelt dat dan niet in de heerlijkheid? Nog niet! Maar het is juist in dat machtige hoofdstuk over Christus' opstanding en de betekenis daarvan, 1 Cor. 15, dat Paulus mag belijden: Het lichaam wordt gezaaid: als een korrel in de aarde. En hoe? „Het wordt gezaaid in verderfelijkheid, het wordt opgewekt in onverderfelijkheid; het wordt gezaaid in oneer, het wordt opgewekt in heerlijkheid; het wordt gezaaid in zwakheid, het wordt opgewekt in kracht..." Het lichaam zal niet achterblijven, want lichaam en ziel horen bij elkaar. De Vader schiep lichaam en ziel. De Zoon kocht lichaam en ziel. De Heilige Geest heiligt lichaam en ziel.
De wederopstanding van het vlees.
Maar dan is er wel wat met dat vlees gebeurd. Want mijn „natuurlijk" vlees kan Gode niet behagen. Dat behoort bij het bestaan van de gevallen Adam; dat vlees is instrument van de zonde en onderworpen aan de gevolgen van de zonde. Dat vlees moet door de dood heen, of - wanneer we nog leven bij Christus' komst - in een ogenblik veranderd worden (1 Cor. 15:50-53).
Als het lichaam van een christen straks wordt opgewekt, dan is het totaal herschapen: onsterfelijk, onverderfelijk, verheerlijkt, volmaakt. Het zal anders zijn. Andere hoedanigheden, andere mogelijkheden. Anders maar niet van een ander mèns. Er mag vandaag van alle kanten gezegd worden: uit de dood is nog nooit iemand terug gekomen; het geloof belijdt: er is er wèl Eén terug gekomen. Die leeft tot in eeuwigheid: Christus, de Eerstgeborene uit de doden. Hij is het begin. Er zullen er velen volgen. Zijn opstandingskracht zal de lichamen, die reeds lang vergaan zijn, doen opstaan. We lezen in Openb. 20 zelfs: de zee gaf de doden, die in haar waren. Maar zal iedereen dan opstaan? Ook de ongelovigen? Ja, ieder mens zonder uitzondering. Maar het zal voor allen die buiten Christus zijn, een opstanding tot eeuwig afgrijzen worden (Dan. 12:2), tot eeuwige verdoemenis (Joh. 5:29). Dat zal de dodelijke ernst van de jongste dag zijn voor allen die het Leven niet verkozen hebben, maar de dood.
Maar wat een ongekend heerlijke dag voor allen die Christus toebehoren! Aan het heerlijk lichaam van Christus gelijkvormig te worden!

Hoe dat precies zal zijn? Ik weet het niet. „Geliefden", schrijft de apostel Johannes (1 Joh. 3:2), „nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen. Maar wij weten(!), dat als Hij geopenbaard zal zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is".
Eeuwig daar te zijn met Hem, verlost van zonde en pijn. Zonder smet en zonder smart. Hier kan uw lichaam zo vernederd zijn, kind van de Heere; ziek, afgetobd, geschonden, gehandicapt.

Misschien is er iemand, die dit leest, die geen stem meer heeft om te zingen. Maar dan looft u Hem en u zingt van Hem met een stem, die het nooit meer begeeft. Mensen, die hier geen stap meer konden verzetten, die huppelen daar van zielevreugd. Ze hebben hun wens verkregen!

In Uw hoede zijn wij welgeborgen,
en schoon eerlang 't oog ons breek',
open gaat het op de grote morgen
na deez' aardse lijdensweek.
Welk een dag der ruste zal dat wezen,
als w' onsterf'lijk, uit de dood verrezen,
knielen voor Uw dankaltaar!
Amen, Jezus, maak het waar!

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1999

De Wekker | 16 Pagina's

„Ik geloof ...de wederopstanding des vleses...

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1999

De Wekker | 16 Pagina's