Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Welk ja staat tegenover het nee tegen de aflaat?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Welk ja staat tegenover het nee tegen de aflaat?

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Paus Johannes Paulus II heeft aan de vooravond van het derde millennium het stof van de aflaat afgeblazen. Hij heeft gewezen op de waarde van de aflaat. Dat de leer van de aflaat bij Johannes niet te vinden is en rechtstreeks in strijd is met wat Paulus heeft geleerd, is geen punt. De paus als de hoogste vertegenwoordiger van Christus op aarde is in de loop van de eeuwen over meer inzicht gaan beschikken dan Johannes en Paulus beiden. Deze paus heeft meer oude rooms-katholieke geloofsstukken nieuw leven ingeblazen. Te denken is aan de verering van Maria. De Mariaverering is noodzakelijk. De paus heeft ook het getal van de door de Roomse kerk heilig verklaarden fors uitgebreid. Zo hoeft men niet bevreesd te zijn dat de schatkist van de kerk, waarin de overtollige goede werken van deze zogenaamde heiligen worden bewaard, leeg raakt. Het is, maar dit even terzijde, een interessante kwestie wie nu bepaalt hoe veel overtollige goede werken er nog in de schatkist van de kerk zijn. Is daar een criterium voor? Maar misschien is het ongepast zo'n vraag te stellen.

Iets over de leer van de aflaat
Ik mag hopen dat onze lezers zich nog iets kunnen voorstellen bij dat woord aflaat. Het moet in de rooms-katholieke gedachtegang om een belangrijke zaak gaan. En de leer van de aflaat is niet van vandaag of gisteren. Zij is vele eeuwen oud. De leer van de aflaat houdt - populair weergegeven - in dat de kerk een tijdelijke straf kan kwijtschelden door een aflaat. Men krijgt niet zo maar een aflaat. Er moet iets tegenover staan. Er moet een bepaalde daad gesteld worden. Dat kan zijn een gebed of een daad, waaruit berouw blijkt. Er moet wel sprake zijn van een stuk berouw en zonder concrete boetedoening gaat het niet. De leer van berouw en boetedoening is al heel vroeg ontwikkeld.
In de vroege, christelijke kerk kreeg men te maken met het probleem van christenen, die tijdens zware vervolgingen van het geloof waren afgevallen. Ze kregen later berouw en wensten weer in de gemeenschap van de kerk te worden opgenomen. Aanvankelijk sloot men zulke mensen, die een zware zonde begaan hadden, voor altijd uit van de kerkelijke gemeenschap. Maar men zag in dat men die praktijk niet kon volhouden. De ernst van het berouw moest uitkomen in de door de kerk voorgeschreven boetedoeningen. Maar langzamerhand ging men het doen van boete echter meer beschouwen als genoegdoening dan als uiting van oprecht berouw. Omdat de kerk de bezitster van de sleutelmacht is, kan zij de zonden vergeven. Maar zij eiste daarvoor behalve berouw en belijdenis ook satisfactie (genoegdoening) door werken. (Zie het artikel over de aflaat in de Christelijke Encyclopedie).

De kerk kon een opgelegde straf vervangen door een andere. Een tijdelijke straf kon vervangen worden door een geldboete of andere, opvallende prestaties, bijvoorbeeld deelname aan een kruistocht of bedevaart. Deze vervanging betrok men aanvankelijk op de kerkelijke straffen, maar later betrok men ze in het algemeen op de straffen die God in of na dit leven beschikt over de zondaar. De eeuwige straf is de straf in de hel. De tijdelijke straffen worden gedragen in dit leven of na dit leven gedurende een bepaalde tijd in het vagevuur. Aanvankelijk zat er dus een nobele bedoeling achter de leer van de aflaat. Een mens zondigt niet goedkoop. Daarom is vergeving ook niet goedkoop. Er moet sprake zijn van berouw en boetedoening. Maar al spoedig begon het element van de verdienstelijkheid van de werken mee te spelen. De aflaatpraktijk groeide uit tot een ware handel waarin het dieptepunt werd bereikt in de dagen van de jonge Maarten Luther. In Luthers dagen had de paus veel geld nodig voor de bouw van de Sint-Pieterskerk in Rome. De naam van de aflaatkramer Tetzel herinneren zich velen nog wel van de catechisatie. Zijn slogan was: Zodra het geld in het kistje klinkt, het zieltje in de hemel springt. De gedachte dat men door de aflaat de straf voor zichzelf en voor anderen, bijvoorbeeld gestorven familieleden in het vagevuur, kon bekorten, deed de mensen grif naar de geldbuidel grijpen. De mensen dachten dat ze door geld konden goedmaken wat ze aan berouw te kort kwamen en dat ze de vergeving van zonden voor geld konden bemachtigen.
Eerlijkheidshalve moet gezegd worden dat de rooms-katholieke kerk zich later richtte tegen de uitwassen van de aflaatpraktijk maar de kerk heeft geen neen gezegd tegen de aflaat als zodanig. De huidige paus heeft de aflaat weer naar voren gehaald.

Een element uit de leer van de aflaat is dus dat er mensen zijn, de "heiligen", die zo veel goede werken hebben verricht dat ze die niet alle voor zichzelf nodig hebben. De kerk bewaart hun goede werken en kan daarvan uitdelen aan anderen, die te kort komen. De kerk beschikt over een schat van verdiensten. De nadruk voor hen die in het vagevuur verblijven, ligt wel op het gebed voor hen. De voorbede voor de zielen in het vagevuur kan de verblijfstijd daar aanmerkelijk verkorten.

Geen verdienstelijkheid
We kunnen er niet dankbaar genoeg voor zijn dat de Reformatie de leer en praktijk van de aflaat radicaal heeft afgeschaft. Er is in de hele Bijbel geen spoor te vinden van de gedachte dat overtollige goede werken van een ander iets voor mijn zaligheid kunnen betekenen. Er is onze goede werken geen enkele verdienstelijkheid. Welke verdienstelijkheid kunnen goede werken hebben, als ze voortkomen uit dankbaarheid voor geschonken genade? Voor geschonken gerechtigheid die ons deel wordt door het geloof? Zondag 24 van de Heidelbergse Catechismus zegt dat onze beste werken in dit leven allemaal onvolmaakt en met zonden bevlekt zijn. Dat geldt dus ook van de werken van de zogenaamde heiligen. Je hoort een man als Paulus, die zo veel goede werken heeft gedaan, nooit roemen in zijn werken. Dat deed hij wel voordat hij Christus leerde kennen. Het offer van Christus heeft Paulus alle roem in eigen werken grondig afgeleerd en dat virus van roemen op iets wat je hebt gedaan heeft bij hem ook nooit weer de kop opgestoken. Het is zonneklaar dat Rome met de leer van de aflaat de mensen de kracht en de rijkdom van het volle Evangelie onthoudt. Er zit een stuk misleiding in heel die leer en praktijk van de aflaat. De oude tegenwerping dat de leer van de volkomen vergeving van alle zonden door een oprecht geloof in Jezus Christus en Die gekruisigd de mensen zorgeloos en goddeloos maakt, wordt door de Catechismus in zondag 24 krachtig weerlegd. Het kan niet anders of ieder, die door waar geloof in Christus is ingeplant, brengt vruchten van dankbaarheid voort. Die vruchten van dankbaarheid zijn inderdaad goede werken te noemen. We spreken uit reactie tegen de rooms-katholieke leer van de verdienstelijkheid van goede werken niet negatief over goede werken. Nee, het doen van goede werken is noodzaak voor iedere gelovige. Maar behalve noodzaak is het doen van goede werken ook vanzelfsprekendheid! Wederliefde tot God, gewerkt in het hart door de Heilige Geest, krijgt gestalte in het doen van goede werken, over de hele diepte en breedte van ons dagelijkse leven. Daarom bekommert een christen zich er niet zo over of hij of zij wel voldoende goede werken doet. Het wettische wordt uit het leven van het geloof weggehaald. Het leven van het geloof krijgt gestalte in de liefde en de liefde vervult de wet van God. Gelukkig de mens die zich helemaal op de genade van God in Christus aangewezen weet en op niets anders. Wat een troost te weten dat het offer van Christus meer dan genoeg is om al onze zonden uit te wissen en te vergeven en om ons dagelijkse leven te vernieuwen. En wat een troost te weten dat er na dit leven niet een of andere vorm van vagevuur nodig is. Het heilig zijn van de Middelaar wordt aan de zondaar ook uit genade toegerekend. In de Christus heeft de zondaar, die nochtans vertrouwt op Jezus Christus en Zijn volbrachte werk, alles wat hij of zij nodig heeft in leven en in sterven. Wat zou het mooi zijn als de paus dat verkondigt. Dan gaat hij lijken op Johannes en op Paulus.

Ondertussen wordt van ons wel gevraagd dat wij ernst maken met de rijkdommen van het Evangelie en het bewuste, christelijke leven. Wat is onze roem? Niet onze werken. Niet grote daden van opvallende mensen in het Koninkrijk van God al zijn we er dankbaar voor dat ook die mensen er zijn. Maar zij zullen van zichzelf zeggen dat zij mogen zijn die ze zijn door de genade van God. En iedereen moet het duiveltje in het hart, dat een compliment over houdt voor eigen werken, bestrijden en doden. Onze roem is Jezus Christus en Die gekruisigd. Niemand en niets anders. Rome kan dit Evangelie niet aan. De Reformatie heeft het door Gods genade aan gekund. De vraag is: kunnen wij het nog aan? Is dit Evangelie de glanzende kracht van onze prediking en het fundament en de troost van ons tijdelijke leven? Wie roemt er in God? Wie roemt er in het kruis van Christus? Wie met een verbroken hart roemt in Christus en Zijn kruis, met zijn of haar werken komt het wel goed. Er zijn al veel te veel papieren in ons leven. Daar hoeft een kerkelijke aflaat echt niet bij. Onze aflaat is het offer van Jezus Christus en dat is nooit goedkoop. Het is kostbaar boven alles uit. Zilver en goud verbleken bij dit kostbare bloed van de Christus.

J. Jonkman

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 december 1999

De Wekker | 16 Pagina's

Welk ja staat tegenover het nee tegen de aflaat?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 december 1999

De Wekker | 16 Pagina's