Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Christelijke Gereformeerde Kerken in de 21e eeuw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Christelijke Gereformeerde Kerken in de 21e eeuw

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nu alle opwinding over de millenniumwisseling voorbij is wordt het tijd om weer vooruit te kijken. Wat gaat de 21e eeuw ons brengen? Hoe zal het Gods kerk in deze nieuwe fase van de geschiedenis vergaan? En wat staat onze Chr. Ger. Kerken te wachten? Vorige week wijdde ds. J. Jonkman een paar principiële beschouwingen aan deze vraag. Vandaag bekijk ik de vraag vanuit een concrete invalshoek. Wat zijn de thema's die in de komende tien jaar onze aandacht zullen vragen? Twee van de voornaamste wil ik hier noemen en bespreken: de voortgaande vergrijzing en de vraag naar de vrouw in het ambt.

Voortgaande vergrijzing
De Christelijke Gereformeerde Kerken worden steeds grijzer. De statistieken van het jaarboek spreken wat dat betreft duidelijke taal. Het aantal doopleden beweegt zich al 25 jaar in dalende lijn. De laatste jaren lijkt dat proces zich zelfs versterkt door te zetten. Zo liep het aantal doopleden in de periode 1988-1998 met ruim 2300 terug, dat is gemiddeld ruim 200 doopleden per jaar minder. Zou de situatie op Urk buiten beschouwing gelaten worden (daar is het geboortecijfer veel hoger dan in de rest van Nederland) dan blijkt de daling zelfs uit te komen op gemiddeld 280 doopleden per jaar. In direct verband hiermee staat de afname van het aantal kinderen dat gedoopt is. Werden in 1988 nog 1331 kinderen gedoopt, in 1998 was dat terug gelopen tot 1145, een daling van bijna 14%. Het aantal doopleden dat in deze periode belijdenis van het geloof aflegde daalde zelfs met bijna 20%: van 1017 in 1988 naar 834 in 1998. Omgekeerd steeg het aantal gemeenteleden dat overleed. In 1988 betrof dat nog 609 kerkleden, in 1998 waren dat er 69 meer, een stijging van ruim 10%. Kortom, de Chr. Ger. Kerken zijn duidelijk aan het vergrijzen.
Dit proces van vergrijzing doet zich bijna over de volle breedte van de kerken voor. Zelfs gemeenten die bekend staan als bloeiende kerken met veel jeugd ontkomen er niet aan. Zo groeide de gemeente van Veenendaal-Bethel de afgelopen jaren explosief. Toch daalde het percentage doopleden. En hetzelfde geldt bij voorbeeld van de gemeente van Sliedrecht-Bethel. Ondanks groei in ledenaantal, liep het aantal doopleden daar in 10 jaar met bijna 100 terug. Deze twee voorbeelden kunnen gemakkelijk aangevuld worden met vele andere. En dat laat maar één conclusie toe: ondanks de volle kerken die - gelukkig! - nog in veel plaatsen gevonden worden neemt ook daar de gemiddelde leeftijd van de kerkleden en daarmee de vergrijzing toe.
De oorzaak van deze vergrijzing zal vooral gezocht moeten worden in een combinatie van twee factoren: het kleiner worden van de gezinnen door geboortebeperking en de kerkverlating van met name jongvolwassen doopleden. Maar daar ga ik nu niet verder op in.

Gevolgen
Waar ik wel op wil wijzen zijn de consequenties van deze vergrijzing. Want een aantal gemeenten in ons kerkverband is zo sterk door vergrijzing bepaald dat ze binnen een aantal jaren noodgedwongen zullen moeten besluiten tot vergaande vormen van samenwerking met een andere gemeente of zelfs tot opheffing van de gemeente. In een aantal gemeenten zijn vrijwel alleen oudere kerkgangers, kan nauwelijks meer in de ambten worden voorzien en bestaat het gemeentelijke leven alleen nog uit de onderhouding van de erediensten. Maar voor hoe lang nog? Te vrezen is dat binnen 10 jaar verschillende gemeenten zullen ophouden te bestaan. En dat moet in het licht van de geschiedenis van de Chr. Ger. Kerken als een (trieste) historische kentering worden gezien: want voor het eerst in meer dan 100 jaar zal het aantal plaatselijke kerken gaan dalen. En dat zal het kerkelijke leven in onze kerken in de komende jaren - en dan met name in het westen van het land - zeker stempelen.

Vrouw en ambt
De tweede zaak die in de eerste tien jaar van deze nieuwe eeuw de kerken bezig zal houden is de zaak van de vrouw in het ambt. Ik vermoed zelfs dat deze discussie gezichtsbepalend zal zijn voor de komende jaren.
Wat is de situatie? De Generale Synode 1998 heeft met overgrote meerderheid uitgesproken 'dat het standpunt ten aanzien van de vrouw in het ambt, dat in de Chr. Ger. Kerken steeds heeft gegolden, schriftuurlijk verantwoord is.' Dat was een duidelijke uitspraak, zeker als hij bezien wordt in het licht van de argumenten die daarvoor aangedragen werden. Tegelijk besloot de breedste vergadering van de kerken een studiedeputaatschap in te stellen om te onderzoeken of de grote diversiteit van gaven en diensten, waarmee de Heilige Geest zowel mannen als vrouwen heeft toegerust, in de gemeente voldoende tot zijn recht komt.
Maar met deze uitspraken van de synode is de discussie in de kerken allerminst tot een einde gekomen. Enkele kerken hebben al aangekondigd aan de volgende synode revisie van het eerste besluit te zullen vragen. Dat zijn de kerken die in de kerkelijke weg hun overtuiging naar voren brengen dat de Schrift meer ruimte biedt voor de vrouw in het ambt dan de kerken geven. Het is te hopen dat alle kerken die deze mening zijn toegedaan de kerkelijke weg zullen gaan. Want het zou bijzonder ongelukkig zijn wanneer plaatselijke gemeenten het synodebesluit laten voor wat het is en vervolgens hun eigen koers bepalen. In ieder geval is duidelijk dat sommige kerkenraden en of gemeenten moeite hebben met de besluiten van Nunspeet. Sommigen leggen zich node neer bij het geheel van de kerken. Anderen lijken daartoe veel minder bereid. Zo viel onlangs in De Wekker te lezen dat één van de kerkenraden het principebesluit genomen had tot openstelling van de ambten voor de zusters van de gemeente. Van andere kerkenraden weet ik dat ze in feite op dezelfde lijn zitten ook al is er nog geen sprake van een principebesluit. Zal dit er toe leiden dat over niet al te lange tijd de eerste kerkenraad in ons kerkverband met een beroep op de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeente zal besluiten één of meer ambten open te stellen voor de zusters van de gemeente? En als er één schaap over de dam is... Er zijn er die zeggen dat het niet meer de vraag is óf de vrouw in het ambt komt in onze kerken, maar slechts: wanneer? Krijgen zij het gelijk aan hun kant? Signalen, die in een deel van de kerken zijn waar te nemen, wijzen daar op.

Gevolgen
Als deze ontwikkeling werkelijkheid zal worden heeft dat grote gevolgen voor het geheel van de kerken. Want dan komt direct de vraag aan de orde hoe de kerken op deze ontwikkelingen zullen reageren. Ten aanzien van het kerkelijk lied is er een soort 'gedoogbeleid' ontwikkeld: kerkordelijk kan het niet, maar we leggen ons neer bij de praktijk. Zal dat ook gebeuren ten aanzien van de vrouw in het ambt? Of menen de kerken dat hier grenzen overschreden worden? Laat ik op dit moment volstaan met de opmerking dat het hier gaat om zaken waarbij zoveel in het geding is, met name de manier van omgaan met de Heilige Schrift, dat een plaatselijke kerk nooit zonder de andere (zuster)kerken een koers moet gaan uitzetten. De Here heeft ons als kerken niet voor niets aan elkaar gegeven. Verder signaleer ik slechts dat deze vragen het kerk-zijn in de 21e eeuw sterk zullen bepalen.

Vertrouwen
Toch ben ik niet somber als het gaat over de Chr. Ger. Kerken in de 21e eeuw. Integendeel, ik zie die toekomst positief in. Niet vanwege de kerken of de kerkleden. Met ds. H.J. Boiten - de voorzitter van de laatste generale synode van de Gereformeerde Kerken (Vrijgemaakt) - zeg ik: 'ik heb niet zo'n optimistisch mensbeeld'. Ook niet van de kerkmens. En van grootscheepse acties om het tij te keren (hoe nodig ook!) heb ik niet al te grote verwachtingen. Mijn positieve houding - en dan citeer ik nog een keer ds. Boiten - 'berust op de belofte dat Christus het hoofd van de kerk is'. Zijn Woord zal ook in de nieuwe eeuw een kracht tot zaligheid blijken voor wie geloven. En Zijn genade is ook in 21e eeuw genoeg voor iedere zondaar die het om God te doen is. En zo houdt Christus Zelf Zijn kerk in stand. Dat ontslaat ons niet van de heilige verplichting om de broederschap te zoeken en te beleven in een gezamenlijke onderwerping aan Gods Woord en in een hartelijke band aan de gereformeerde belijdenis. Maar dat bevrijdt ons wel van allerlei krampachtigheid in het kerkelijke leven. Want de zaak van de kerk is de zaak van Christus. En zo lang Hij door Woord en Geest onder ons wil wonen en werken is er voor de Chr. Ger Kerken alle reden om met vertrouwen het nieuwe millennium in te gaan.

G. van Roekel

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 januari 2000

De Wekker | 16 Pagina's

De Christelijke Gereformeerde Kerken in de 21e eeuw

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 januari 2000

De Wekker | 16 Pagina's