Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De bevinding in de prediking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De bevinding in de prediking

Lezing voor predikantenconferentie CGK-GKV, 7 februari 2001 (4)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een aantal maanden geleden was er in de pers nogal wat aandacht voor klachten van jeugd uit de synodaal gereformeerde kerk van, naar ik meen, Ulrum. Ze voelden zich door vele preken niet aangesproken: gepraat over hun hoofden heen. Ze maakten overigens, heel sympathiek, wel een uitzondering voor hun eigen dominee. Allerlei reacties werden door deze klachten opgeroepen, tot in NRC/Handelsblad toe, dat anders toch niet uitblinkt in aandacht voor kerk en godsdienst. Daar werd dr. A.A. Spijkerboer aan het woord gelaten van het Hervormd Seminarie. Zij stelden een vraag aan de orde die ik nog niet eerder had horen stellen in dit debat. Een onthutsende en onthullende vraag, die alle gepraat over technieken en trucs om de jeugd in de kerk te houden relativeerde: 'Geloven de dominees het zelf nog wel?'.
Inderdaad, dat is maar niet het minste wat je mag verwachten. Nee, dat is het elementaire, het eerste wat aan de orde moet komen, ook als het gaat over bevinding in de prediking. Het is heel mooi als we elkaar kunnen vinden in goed uitgewogen formules over de plaats die daarvoor moet worden ingeruimd. Het is nog mooier als wij werkelijk op de goede manier bevindelijk preken en dat van elkaar kunnen leren. Maar het is allemaal niets als wij zelf het geloof missen en de bevinding van het geloof Paulus zegt in 1 Korintiërs 13 van de mooiste gaven van God dat ze niets baten zonder de liefde. Ook alle profetische wijsheid en pastorale gevoeligheid en theologische kennis zullen ons vandaag niets baten in het gesprek over de bevinding in de prediking, zonder het geloof en de ervaring van het geloof. Als er één gesprek niet vrijblijvend gevoerd kan worden, dan is het dit gesprek wel.

Nu is geloof noch bevinding iets waartoe wij uit onszelf in staat zijn. We zijn daarvoor afhankelijk van de genade van onze God. Het is de genade waarom wij mogen vragen in de naam van onze Here Jezus Christus. Daarom is prediking, goede bevindelijke prediking, een zaak van gebed, van aanhoudend gebed. Deze week las ik dat dominees voor wie de werkdruk te groot wordt, in de eerste plaats op de studie bezuinigen en in de tweede plaats op het gebed. Dat zou niet zo moeten zijn. Ten aanzien van de studie niet, want theologische studie draait uiteindelijk toch om de kennis van het evangelie van Christus. Hoe kun je dat evangelie goed prediken als je de kennis ervan verwaarloost? Het zou niet zo moeten zijn, ook niet en zeker niet ten aanzien van het gebed. Als onze prediking niet door gebed gedragen is en omringd, dan roepen we die pijnlijke vraag op: geloven de dominees het zelf nog wel? Juist een dominee die erg druk is, en ik weet dat dat er velen zijn, zal moeten beseffen dat hij te druk is om niet te bidden, om de titel van een bekend boek te gebruiken.

Subjectivisme en objectivisme
Laat ik om een voorzet te geven voor het gesprek over de bevinding in de prediking, weer even naar het verleden kijken. Het verhaal dat ik verteld heb over ons gemeenschappelijke en toch verschillende verzet tegen de leer van de veronderstelde wedergeboorte, kan ook duidelijk maken waarom er op het punt van de bevinding een zeker uiteengroeien is geweest.
In de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt leeft vanouds een diepe afkeer van subjectivisme. Dat subjectivisme heeft men herkend in de leer van de veronderstelde wedergeboorte, die in de oorlogsjaren bindend werd opgelegd: niet de belofte van God, maar het wedergeboren subject kwam centraal te staan. Van daaruit werd over de geldigheid van de belofte, ja, over de echtheid van de doop beslist. De vrijgemaakten hebben dat beslist afgewezen: niet het wedergeboren subject moet centraal staan, maar de God van het verbond, die altijd trouw is, omdat Hij Zichzelf niet verloochenen kan, zoals Paulus aan Timoteüs schrijft (2 Tim. 2, 13).

Ik ben ervan overtuigd dat dit verzet tegen het subjectivisme zeer waardevol is geweest. Als het menselijk subject centraal komt te staan, dan kan het evangelie nooit ten volle tot zijn recht komen, het evangelie dat ons leert te leven van genade alleen, dat ons wijst op Christus alleen. Het genoemde verzet is niet alleen waardevol geweest, het is nog altijd van belang. Het subjectivisme zit sinds Renaissance en Verlichting diep in onze westerse cultuur ingebakken, met alle gevaren vandien. Denk alleen maar aan de ethische problematiek die de gedachte van het autonome zichzelf bepalende subject met zich meebrengt. Ook binnen het christendom steekt dit subjectivisme steeds weer de kop op, soms in zeer orthodoxe verschijningsvormen. Het is zaak daarop voortdurend alert te blijven.
Toch is er ook een andere kant aan de zaak. Verzet tegen subjectivisme kan makkelijk uitmonden in objectivisme. Dan wordt het 'buiten ons' en 'zonder ons' van de verlossing in Christus zo benadrukt, dat het 'voor ons' en 'in ons' niet tot zijn recht komt. De angst voor subjectivisme kan zo groot zijn dat aandacht voor de wijze waarop God zijn heil in ons werkt en voor de ervaring daarvan door de gelovige al bij voorbaat verdacht is. Daarmee kom je bij alle goede bedoelingen toch op een grote afstand van de oproep van de Schrift om jezelf op de proef te stellen (2 Kor. 13, 5); ook op een grote afstand van de taal van de Dordtse Leerregels, die spreken over het in jezelf waarnemen van de vruchten van Gods verkiezing (DL 1, 12).
Typerend is een voorval dat ik me herinner uit de tijd dat ik op de synode van Heemse 1984/5 deel uitmaakte van de commissie die zich bezig hield met de taalkundige herziening van de Dordtse Leerregels. We kregen toen veel brieven te bestuderen van kerken en kerkleden die reageerden op de voorstellen daartoe. Daar waren brieven bij, die voorstelden DL 1, 12 niet alleen taalkundig, maar ook inhoudelijk te herzien. Het artikel zou teveel gericht zijn op de verzekering die de gelovige aan zichzelf kon ontlenen, in plaats van op de belofte van God. Gelukkig is toen aan die wens niet voldaan, maar ze toont wel het risico dat je verzet tegen subjectivisme omslaat in objectivisme.
De ontwikkelingen in de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) hebben wel laten zien dat het onmogelijk is de mens buiten beeld te houden. Juist als je de grootheid van Gods genade in Christus wilt prijzen, juist dan moet je oog krijgen voor wat die genade in een mens doet, voor de weerstanden die die genade moet overwinnen, voor de worsteling die de gelovige doormaakt om van genade alleen te leren leven. Het was niet voor niets dat in de jaren tachtig mijn leermeester C. Trimp begon te schrijven over Klank en weerklank: niet alleen maar meer aandacht voor de klank van Gods Woord, maar ook voor de weerklank daarvan in het mensenleven¹. Het is evenmin voor niets dat nu mijn collega C.J. de Ruijter aandacht vraagt voor de hoorder in de prediking². We hebben geleerd dat niet alleen subjectivisme een gevaar is, maar ook objectivisme.
Daardoor zijn we ook weer veel ontvankelijker geworden om te spreken over de bevinding in de prediking. 'Bevinding' is onder ons, veel meer dan 'wedergeboorte', een tijdlang haast een verdacht begrip geweest. Daarmee deden we onrecht aan hen die op een goede, gezond gereformeerde wijze over bevinding spraken en daaruit leefden, ook aan onze christelijke gereformeerde broeders. Het is, denk ik, een grote winst van de samensprekingen geweest dat we dat hebben leren inzien.

Nadere Reformatie
Daarmee ben ik bij de positie van de Christelijke Gereformeerde Kerken terechtgekomen. Ik moet daarover uiteraard veel bescheidener spreken. Ik zie in deze kerken de lijn doorlopen die vanaf de Nadere Reformatie over de afgescheiden kerken heen loopt. Een lijn waarop steeds veel aandacht is geweest voor bevinding van Gods werk in ons.

De Nadere Reformatie was als nadere Reformatie nodig, omdat de ontdekking van de Reformatie, de ontdekking van het sola fide, sola gratia, misbruikt dreigde te worden door de natuurlijke mens: de volkskerken ontstonden, het leek alsof er niets met een mens hoefde te gebeuren om het heil in Christus te ontvangen. Terecht heeft men toen opgeroepen tot een reformatie die niet uiterlijk was, tot een reformatie van hart en leven, tot echte kennis van Gods heil en van het eigen hart, met zijn vele schuilhoeken, tot werkelijk zelfonderzoek. Terecht heeft men toen in prediking en pastoraat leiding willen geven aan de gelovigen op de weg die God met hen ging. Deze gezonde bevindelijkheid heeft voor velen zeer veel betekend.

Tegelijk moet ik het wel zo zeggen: gezonde bevindelijkheid. Want we weten allemaal dat er ook ongezonde bevindelijkheid is. Bevindelijkheid waarbij de zekerheid van het evangelie ondergraven wordt en mensen voortdurend worden teruggeworpen op zichzelf en op de onzekerheid die daardoor ontstaat. Zoals het anker van een schip zinloos is, als het wordt uitgeworpen in het ruim, zo is het zinloos het anker van de ziel uit te werpen in de diepten van de eigen ziel. Het anker van de ziel, de vaste hoop op God en op zijn beloften, is veilig en vast, niet omdat het reikt tot in ons binnenste, maar omdat het reikt tot binnen het voorhangsel, waarheen Jezus voor ons als voorloper is binnengegaan (Hebr. 6:19). Het heil dat God voor ons en in ons werkt ligt buiten ons vast. Zodra dat vergeten wordt is de bevindelijkheid niet meer gezond, maar kan ze zelfs verwoestend werken.

Broeders, naar mijn overtuiging is vooral in het gesprek rond de bevinding gebleken van hoe grote betekenis het is dat wij samen op de bodem van de gereformeerde belijdenis willen staan. We hebben elkaar met al onze verschillen in geschiedenis, traditie en spiritualiteit herkend rondom met name de Dordtse Leerregels. De diepe schriftuurlijke wijsheid waarmee daarin over de geloofservaring gesproken wordt, pastoraal teer en tegelijk zeer indringend, heeft ons bij elkaar gebracht. Wat zijn de Leerregels hierin genuanceerd: enerzijds volle aandacht voor al de verschillende wegen die God met zijn kinderen gaat (b.v. DL 1, 16). Anderzijds het krachtige accent op de eenheid van de verkiezing voor allen die behouden worden (DL 1, 8). Enerzijds een werkelijk functionerend syllogismus practicus: we worden verzekerd door de vruchten van de verkiezing die we in onszelf mogen opmerken (DL 1, 12). Anderzijds het centraal stellen van Gods beloften, die Hij in zijn woord overvloedig tot onze troost heeft geopenbaard, als de bron van al onze zekerheid (DL 5, 10). Vasthoudend aan de rijkdom die God ons in deze belijdenis heeft geschonken moet het mogelijk zijn van elkaar te blijven leren, elkaars eenzijdigheden niet alleen te verdragen maar ook te corrigeren en zo samen verder te komen in de dienst van het evangelie van onze Here Jezus Christus. Ik hoop en bid dat ook deze dag daaraan mag bijdragen.

B. Kamphuis

¹ C. Trimp, Klank en weerklank. Door prediking tot geloofservaring, Barneveld, 1989
² Vgl. Cl. de Ruijter (red.) e.a., Preken en horen. Op weg naar een eigentijdse gereformeerde preekvisie, uitg. Vakgroep Praktische Theologie Theologische Universiteit Broederweg Kampen, 1998

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 maart 2001

De Wekker | 16 Pagina's

De bevinding in de prediking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 maart 2001

De Wekker | 16 Pagina's