Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het ambt - uit de kerk?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het ambt - uit de kerk?

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onderzoek
Onlangs werden de resultaten bekend gemaakt van het onderzoek "Ik geloof het wel" over oud-ambtsdragers in de Hervormde kerk, die de kerkgang eraan gegeven hebben. Voor mensen die van Christus Kerk houden zijn die resultaten bepaald niet om vrolijk van te worden.

In de helft van de Hervormde gemeenten blijkt het verschijnsel voor te komen, dat ambtsdragers na hun aftreden niet of nauwelijks meer naar de kerk gaan. In 17% van de gemeenten gaat het zelfs om meer dan vijf personen in de afgelopen tien jaar. Men schat, dat de laatste tien jaar minstens 2700 oud-ambtsdragers zijn afgehaakt. "Dat zijn zes volle kerken".

De onderzoekers zijn van het grote aantal geschrokken. Immers de eredienst is toch wezenlijk voor het kerk-zijn. Daarom is er reden tot grote bezorgdheid, zo stellen ze vast. Het probleem speelt met name in middenorthodoxe gemeenten. Het komt vaker voor in SoW-gemeenten en minder vaak in Gereformeerde Bondsgemeenten.

Nu kunnen wij zeggen: Dit is een onderzoek in de Hervormde kerk. Daar ligt het anders dan bij ons. Het gaat ons eigenlijk niet aan. Maar ik denk, dat dit onderzoek ook ons tot nadenken moet stemmen. Getalsmatig zal het bij ons heel anders liggen. Maar ook onder ons zijn voorbeelden van mensen die na hun ambtsperiode langzamerhand losraken van de kerk. Anderen blijven wel naar de kerk gaan, maar zijn zo teleurgesteld, dat ze op het huisbezoek of in andere contacten met ambtsdragers te kennen geven, dat ze niet meer kandidaat willen staan voor het ambt. Laten wij met dit onderzoek ook proberen onze winst te doen.

Waarom?
Uit het onderzoek blijkt, dat er meerdere redenen zijn voor de verminderde kerkgang. Het zijn niet alleen teleurstellende ervaringen tijdens de kerkenraadsperiode. Ook ervaringen binnen de gemeente als geheel, de kerkdienst en de persoonlijke levenssfeer spelen een rol.

De oud-ambtsdragers zelf noemen als belangrijkste reden: Het klimaat in de kerkenraad, de eredienst en de gemeente. Daarnaast wordt ook de wijze van leiding geven door de predikant genoemd.

Met klimaat bedoelt men onder meer, dat het allemaal zo menselijk toe te gaat, terwijl men anders verwacht had. Ook in kerkenraden blijkt haat en nijd voor te komen. Soms zijn mensen er geweldig op uit om hun macht te handhaven en hun ideeën door te drukken. Of anderen worden om hun geloofsstandpunt afgewezen en genegeerd. Zij ervaren een ongeestelijke manier van met elkaar omgaan.

Het lijkt mij, dat dit voor heel wat ambtsdragers herkenbare signalen zijn. Het bepaalt ons er weer bij dat een ambtsdrager bereid moet zijn om te dienen. In de eerste plaats om de Here te dienen, omdat Hij het zo waard is. In de tweede plaats de gemeenteleden dienen, die de Here aan jouw zorg heeft toevertrouwd. Maar ook binnen een kerkenraad elkaar als ambtsdragers dienen en elkaar tot een hand en tot een voet zijn. Het gaat niet om de positie van de ambtsdrager, maar om de eer van God en het heil van de gemeente. Dat vraagt een geestelijke houding van zelfverloochening. Zonder die zelfverloochening kan een ambtsdrager het zichzelf en zijn mede-ambtsdragers geweldig moeilijk maken. Dat zal veel teleurstellingen opleveren en de ambtelijke dienst ondermijnen.

Kandidaatstelling
Er is een geestelijke houding nodig om ambtsdrager te worden en te zijn. Wordt er bij de kandidaatstelling voldoende op gelet? Wordt er voldoende gelet op de capaciteiten, die de kandidaat-ambtsdragers hebben? Dat ze de taken, die van hen gevraagd worden, aankunnen? Wordt er voldoende gekeken naar de geestelijke houding die iemand heeft? Of de kandidaat-ambtsdrager ook werkelijk met de Here leeft en dat je mag verwachten, dat hij vanuit die houding zijn ambt vervullen zal?

Soms lijkt het erop, dat er maar één ding belangrijk is: Dat is dat de vacature in de kerkenraad weer vervuld wordt. In bepaalde gevallen is men bereid om de eisen, die aan kandidaten voor het ambt gesteld worden, behoorlijk af te zwakken om de lege plaats maar weer vervuld te krijgen. Ik heb wel eens meegemaakt, dat bij de kandidaatstelling de naam van een broeder genoemd werd, die matig trouw in de kerkgang was. En dat toen gesuggereerd werd, dat het ambtsdrager-zijn voor hem een goede stimulans zou zijn voor de kerkgang. Alsof het bijzondere ambt in de kerk een middel is om mensen een stukje geloofsopvoeding te geven.

Juist het kandidaat stellen van mensen die niet de goede geestelijke houding hebben, werkt de teleurstelling in de kerk en de eredienst en het gemeentelijke leven in de hand. Zo wordt het in de hand gewerkt, dat mensen in de ambtelijke bediening vastlopen en de kerk niet meer zien zitten.

In het bevestigingsformulier voor ouderlingen en diakenen wordt in het gebed gezegd: "Wij danken U, dat Gij ons geschonken hebt mannen van goede getuigenis, die gaven van Uw Heilige Geest hebben ontvangen". Is er zo zorgvuldig met de kandidaatstelling omgegaan, dat deze woorden ook eerlijk tot de Here gesproken kunnen worden als wij Hem aanroepen om Zijn zegen voor de bevestigde ambtsdragers? Daarmee kun je geen teleurstelling in het ambt voorkomen, maar mijns inziens wel, dat mensen niet in de teleurstelling vastlopen.

Hoe voorkomen?
De ondervraagde kerkenraden en oud-ambtsdragers is ook gevraagd hoe deze problemen naar hun mening voorkomen kunnen worden. Als belangrijkste aanbeveling wordt genoemd het open communiceren en het aangaan van gesprekken voor, tijdens en na de ambtsperiode. Blijkbaar hebben veel ambtsdragers het gevoel, dat ze over hun teleurstellingen en moeiten niet kunnen of niet mogen praten. Terwijl het juist heel wezenlijk is, dat broeders ambtsdragers die samen ervoor staan om de gemeente te leiden en te dienen van hart tot hart met elkaar spreken. Ook over geestelijke zaken en over geloofsbeleving.
Die openheid waar op gewezen wordt is geweldig belangrijk. In de eerste plaats voordat iemand het ambt aanvaardt. Er moet eerlijk gesproken worden over wat van de ambtsdrager verwacht wordt. Het mag niet mooier worden voorgesteld om iemand maar ja te laten zeggen. Een ambtsdrager mag nooit het gevoel krijgen, dat hij beetgenomen is doordat de zwaarte van de ambtelijke taken veel gunstiger is voorgesteld dan de werkelijkheid is. Toch weet ik uit ervaring, dat het wel voorkomt, dat mensen zich bedrogen voelen. Dat kan door te gunstige voorstelling van zaken. Het kan ook doordat de aspirant-ambtsdrager de toelichting niet goed weet te plaatsen. In elk geval is al voor de aanvaarding van het ambt zorgvuldigheid nodig om teleurstellingen zoveel mogelijk te voorkomen.

Die openheid moet er ook zijn tijdens de ambtsperiode. Er is een stuk begeleiding nodig voor mensen die voor het eerst het ambt aanvaarden. Voor een beginnende predikant vinden wij nodig, dat hij een mentor krijgt ter begeleiding van de eerste periode van zijn ambtsbediening om te voorkomen, dat hij ermee vast zou lopen. Is dat niet evenzeer wenselijk voor mensen die voor de eerste keer ouderling of diaken worden om zo te helpen voorkomen, dat mensen teleurgesteld raken omdat ze niet weten wat ze met dingen aan moeten?

Met teleurstellingen omgaan
In de kerk hebben wij met mensen te maken. In de intermenselijke contacten worden er altijd fouten gemaakt en zullen er steeds weer dingen gebeuren waarin wij teleurgesteld worden, immers wij blijven zondige mensen met tekortkomingen en gebreken. Maar wat niet moet gebeuren, is dat dingen blijven zitten. Juist in de gemeente van Christus is het altijd weer mogelijk om opnieuw te beginnen, omdat wij weten van het verzoenende werk van onze Heiland. Situaties kunnen en mogen gezuiverd worden door het leven uit en het in praktijk brengen van vergeving.
Dat betekent, dat dingen die fout gingen nooit moeten worden toegedekt of goed gepraat. Dat geldt zowel voor de verhouding binnen een kerkenraad als in het contact tussen een kerkenraad en een gemeente. Zo worden teleurstellingen verwerkt en weggenomen.

Er moet openheid in een kerkenraad zijn om elkaar daarbij te helpen en een weg te wijzen. Teleurstellingen moeten nooit met een dooddoener worden afgedaan, van zo werkt het nu eenmaal in het kerkelijke leven. Er moet een gevoel van veiligheid zijn en vertrouwen in elkaar waarbij dingen eerlijk gezegd kunnen worden, zonder dat ze ooit tegen je gebruikt worden.

Daarnaast lijkt het mij ook belangrijk, dat ambtsdragers bij het afscheid van de kerkenraad aan het einde van de ambtsperiode de gelegenheid krijgen om moeiten en teleurstellingen uit te spreken zodat zij er niet mee blijven rondlopen. En zodat ook de kerkenraad met die informatie wat doen kan en alert kan blijven op mogelijke teleurstellingen en gevolgen ervan. Dat vraagt van een kerkenraad een kwetsbare opstelling en openstaan voor kritiek. Maar de dienst van de Here is het waard.

M.J. Oosting

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juni 2001

De Wekker | 16 Pagina's

Uit het ambt - uit de kerk?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juni 2001

De Wekker | 16 Pagina's