Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een les die we elke dag weer moeten leren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een les die we elke dag weer moeten leren

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

(n.a.v. Matth.18:1-4)

Het valt niet mee om elke dag dezelfde les te moeten leren. Repeteren en nog eens repeteren. En toch is het met deze les zo nodig. Het gaat er hier vooral om wat af te leren, nl. onze hoogmoed.

Wie is de meeste?
Wie is toch de meeste in het Koninkrijk der hemelen? Met deze vraag kwamen de discipelen bij de Heere Jezus. Deze vraag liet hen al een hele tijd niet met rust. Ze vonden hem zo belangrijk dat de Heere Jezus er Zelf het antwoord maar op moest geven.
Met deze vraag hadden de discipelen de toekomst op het oog, waarin het Koninkrijk in zijn heerlijkheid zou geopenbaard worden. Maar wie zou daarin de meeste zijn? We proeven in deze vraag de naijver die er onder hen heerste.

We kunnen er de discipelen hard om vallen. Maar waarom eigenlijk? Zij waren ook mensen zoals u en ik. En zit die vraag ons niet allemaal in het bloed?
We willen toch altijd meer zijn, meer worden dan de ander. Ons ik is zo verschrikkelijk belangrijk dat we er zelfs niet voor terugdeinzen om boven onszelf uit te grijpen.

De Bijbel zegt van ons: we willen niet maar mens zijn, maar als God zijn. We hebben dat in de praktijk bewezen, met alle gevolgen van dien. Als we genade kennen, zullen we deze zonde blijvend belijden. De zonde van de hoogmoed, die zoveel stuk maakt, ook in de kerk.

Een kind ten voorbeeld
De Heere Jezus roept een kind, een kleuter, en plaatst dit kind temidden van Zijn discipelen. Een opvallende daad. Wat is dit kind nietig tussen al die grote mensen. Wat wil de Heere Jezus toch?
Hoor: "Voorwaar zeg Ik u indien gij u niet verandert, en wordt gelijk de kinderen zo zult gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins ingaan".

En ze hadden al over hoge posities gepraat en gedacht. Wat de Heere Jezus nu gaat zeggen verdient alle aandacht. Ze kunnen zich nu wel druk maken over de vraag wie de meeste zal zijn, maar daaraan gaat toch altijd nog vooraf het binnengaan in het Koninkrijk der hemelen. De discipelen, en wij niet minder, moeten dat goed weten. Want als we er nog buiten staan, dan is die vraag niet alleen voorbarig, maar bovendien dwaas.

De Heere Jezus gaat het accent verleggen, en vestigt de aandacht op het binnengaan in Zijn Koninkrijk. Hij laat duidelijk uitkomen dat dit geen vanzelfsprekende zaak is, maar een groot wonder. Het is toch een groot wonder, als een groot mens weer kind wordt. Dit is de voorwaarde om binnen te kunnen gaan. De Heere Jezus wijst de naijver af en stelt hier de verandering, de bekering aan de orde, als een onontkoombare positieve eis.

Hij doelt dan vooral op de zonde van de hoogmoed, die ook de discipelen niet vreemd was. Zij moeten worden als de kinderen, schuchter, bedeesd, nederig. Zoals dat kleine kind tussen die grote mannen verlegen en onder de indruk geweest moet zijn, zo moeten de discipelen staan tegenover de heerlijkheid van het Koninkrijk. Niet als rechthebbenden, die het grootste deel voor zich willen opeisen, maar veeleer met grote schuchterheid en verwondering, dat zij tot zoiets groots geroepen werden.

Gods grootheid en eigen kleinheid
Dan staat een mens als een verlegen kind tegenover de schatten van het Koninkrijk, en is er dus van enige pretentie geen sprake meer. Dan is hij de meest ontvankelijke voor het heil en de meest geschikte voor de roeping van het Koninkrijk.

Zo alleen in hij de meeste in het Koninkrijk. Zo is er weer plaats voor het wonder van Gods genade. Dat Hij naar verloren mensen wil omzien, en hen een plaats wil geven in Zijn heerlijkheid. Een plaats die ze niet verdiend hebben, waar ze rechtens geen enkele aanspraak op kunnen maken, maar die zij krijgen om Jezus' wil.
Dan worden ze klein, heel klein in zichzelf en leren ze ook steeds meer de ander uitnemender te achten dan zichzelf.

Wanneer de Heere verkiest begenadigt Hij ook. Een der eerste blijken van die begenadiging is, dat de mens zijn kleinheid voelt. David zegt ergens in 2 Sam. "Wie ben ik, Heere?" Daarmee belijdt hij Gods grootheid en eigen kleinheid. Zo komt God aan Zijn eer.

Heer' verander mijn hart,
want ach, tot mijn smart,
ben ik zelf altijd weer aan het groeien.

Maak Gij mij weer klein,
dat 'k Uw kind nog mag zijn,
en de kindergestalte mag bloeien.

R. van Beek

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 november 2001

De Wekker | 16 Pagina's

Een les die we elke dag weer moeten leren

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 november 2001

De Wekker | 16 Pagina's