Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoop die leven doet

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoop die leven doet

Over de samenhang van eschatologie en ethiek

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het hoeft geen betoog, dat er een onlosmakelijk verband is tussen de christelijke hoop, zoals het Nieuwe Testament erover spreekt, en ons leven en handelen. De apostel Petrus roept zijn lezers in het licht van Christus' komen op in heilige wandel en godsvrucht Hem tegemoet te gaan (2 Petrus 3,11v). En - om niet meer te noemen - Paulus' veelvuldig spreken over het 'aandoen van de nieuwe mens' hangt op het nauwst samen met het besef, dat Christus in de weg van zijn kruis en opstanding die nieuwe mens voor ons is geworden. Dat verband van eschatologie - de theologische verwoording van de christelijke toekomstverwachting -, en ethiek - dat is de bezinning op wat een goed leven mag heten -, is de laatste decennia op verschillende manieren gelegd, en er is veel aan gelegen dat in het juiste, bijbelse licht te zien.

Inspelen op Gods toekomst
Een dertig jaar geleden ging er een golf van vernieuwing en verwachting door de westerse samenlevingen, gevoed door onvrede met de bestaande situatie van armoede en onrecht in de wereld. Theologen als H.M. Kuitert en G.H. ter Schegget bepleitten een theologie en ethiek van de revolutie. God heeft ons zijn beloftewoord gegeven, redeneerde Kuitert, en wij worden opgeroepen in te spelen op Gods toekomst. Niets bij het oude laten bestempelde hij tot daadkant van de theologie. Kuitert achtte het toen niet nodig om de inzet voor Gods nieuwe toekomst te belasten met de vraag of de mens mogelijk op die wijze bezig was zichzelf het heil te verschaffen in plaats van te vertrouwen op Gods genade in Christus.
Het klimaat is inmiddels grondig gewijzigd. Dat is in hoge mate terug te voeren op de radicale koerswijziging die Kuitert begin jaren zeventig voltrok. Hij brak met de gedachte, dat wij op grond van ons weten van Gods toekomst nu daarop mogen inspelen, en ons inzetten de wereld te vernieuwen. Terugkijkend acht hij dat vooruitgangsoptimisme geen christelijke mogelijkheid. Alle spreken over 'boven' (God en zijn Rijk) vindt immers 'beneden' plaats. In de christelijke toekomstverwachting hebben we slechts te maken met projecties en wensdromen van mensen. Dat houdt in, dat we te weinig met zekerheid weten van Gods bedoelingen om dat om te zetten in een politiek program, dat we aan anderen kunnen opleggen.
Kuitert snijdt de relatie tussen eschatologie en ethiek nu radicaal door. In de vragen van dit leven baseert hij zich enkel op het inzicht van de menselijke rede, en de democratische discussies die dat als uitgangspunt nemen. Deze koerswijziging van Kuitert heeft grote invloed gehad en de benadering van de ethiek in ons land de afgelopen decennia diepgaand bepaald.

Gods belofte en onze verantwoordelijkheid
De Duitse theoloog G. Sauter heeft óók bezwaren tegen de vereenzelviging van eschatologie en ethiek, maar hij snijdt de band tussen die beide niet door. Hij neemt zijn vertrekpunt in het nieuw-testamentisch spreken over 'belofte'. Dat woord moeten we geheel en al vanuit het kruis en de opstanding van Christus verstaan, waarin God uit de nacht van onze schuld en verlorenheid de nieuwe morgen van de vergeving der zonde en het eeuwige leven doen oprijzen. Dat het Evangelie als belofte tot ons komt wil zeggen, dat het ons inprent, dat al onze inspanningen onszelf tot betere, of zelfs tot nieuwe mensen te maken, tevergeefs zijn. In Christus zijn die inspanningen zelfs geoordeeld als hoogmoed, als een niet kennen van onze werkelijke plaats voor Gods aangezicht.
Echter - daar is óók die andere kant. In Christus is óók de nieuwe mens geboren, en wij mogen die nieuwe mens aandoen. God Zelf doet ons daarin delen door zijn Geest. In die toeëigening van Gods heil, die ons hele leven doortrekt en bepaalt, worden we ontdaan van alle verwachting op onszelf, om - met een woord van Luther - 'enkel maar hoop op alleen maar God' over te houden. Zó slaat de Heilige Geest de brug van Gods toekomst naar ons heden, en komen de krachten van de toekomende eeuw vrij in ons leven.

Het 'heden van de toekomst'
Wijlen prof. dr. J.P. Versteeg heeft in zijn inaugurele rede over 'Het heden van de toekomst' uitgewerkt, dat er niet enkel maar de toekomst van Gods Koninkrijk is, maar dat ook het 'heden' hier al gekend en ervaren mag worden in en door de Geest. Wat hij daar geschreven heeft, heeft implicaties voor de ethiek. Het houdt in, dat we buiten de Geest - de Geest van het Woord en de belofte! - om alleen maar onze eigen, kleinmenselijke, vaak zondige wensdromen tegenkomen. We menen dan een marsroute te kunnen uitzetten naar Gods Rijk, maar we komen er niet. We vergeten dan dat er voor ons kennen een breuk loopt tussen ons heden en Gods toekomst. Wij zien door een spiegel in raadsels. We wandelen in geloof, en niet in aanschouwen. Wij zien de continuïteit tussen heden en toekomst niet. We mogen wel in geloof wéten dat die continuïteit er is, bij alle discontinuïteit. De continuïteit ligt in Gods trouw: Hij laat zijn schepping niet los, Hij laat daarin de enkele mens niet los, en Hij laat zelfs ons werk niet vallen.
Daarom vindt het werk van de Geest, waarin de gelovigen delen in de in de opgestane Christus gerealiseerde eindtijd, aldus prof Versteeg, ook plaats in het 'lichaam' van de gelovigen, en wel door dat 'lichaam' te binden aan Christus. 'Lichaam' betekent hier ons aardse bestaan in alle verbanden waarvan wij deel uitmaken.

Wat betekent dit voor de ethiek?
Om te beginnen houdt het in, dat dit aardse leven wel degelijk gericht wordt op de toekomst van Christus. W. Schrage heeft erop gewezen, dat de geboden in de brieven van het Nieuwe Testament steeds worden gelegitimeerd vanuit het eschatologische koningschap van Christus. Het zou echter niet bijbels zijn om het gegeven, dat de geboden in het Nieuwe Testament vanuit het eschatologisch koningschap van Christus worden gefundeerd, te hanteren als een argument om in de ethiek uit te gaan van het eschaton, en niet van de schepping. Als de opgestane Here Jezus Christus in Mattheüs 28,16vv zijn leerlingen opdraagt om de volkeren alles te leren onderhouden wat Hij hun geboden heeft, houdt dat niet in, dat Hij de schepping - dat is: de orde van de gerechtigheid, die de Schepper erin gelegd heeft - terzijde stelt. Hij geeft er alleen mee aan, waar het in kruis en opstanding van Christus om gaat: ten diepste niet om regels en voorschriften, maar dat wij zelf 'eigendom van Christus' worden 'en door zijn Geest verzekerd worden van het eeuwige leven en van harte gewillig en bereid gemaakt om voortaan voor Hem te leven'.
Die vernieuwde mens zal zijn plaats in de schepping innemen. Hij weet ervan, dat het zuchten van de schepping zijn verantwoordelijkheid is, en samen met de schepping hunkert hij naar het openbaar worden van de zonen Gods (Rom. 8).
Dit zicht op de samenhang van eschatologie en ethiek betekent ook, dat we personele en sociale ethiek niet tegen elkaar mogen uitspelen. Kuitert laat zijns ondanks zien dat je die twee alleen bij elkaar kunt houden als je recht doet aan het werk van de Geest als eerste gave van Gods toekomst. Dan weten we ons immers in en door de Geest ook verbonden met en verantwoordelijk voor de wereld, waarin God ons heeft geplaatst. Dan staan we er in de ethiek niet alleen voor, maar we mogen 'alle dagen van ons leven rusten van onze boze werken en God door zijn Geest in ons laten werken'.
Dit zicht op de samenhang van eschatologie en ethiek betekent ook een sleutel voor het omgaan met het nieuw-testamentisch spreken in termen van - afwisselend - 'indicatief´ (= je bent een nieuw mens in Christus) en 'imperatief´ (= wees een nieuw mens in Christus). Waar dat als een schema gehanteerd wordt, valt een vorm van idealisme moeilijk te ontgaan: 'Word, wat je bent.' De relatie van eschatologie en ethiek wordt dan voorwaardelijk en wettisch. Waar de mens evenwel de belofte van het Nieuwe Testament, zoals die is gefundeerd in Christus, recht verstaat, weet hij óók, dat God Zelf door zijn Geest ons vernieuwt door alle vertrouwen in (iets van) onszelf weg te nemen en God alleen over te houden. Onder het beslag van de Geest wordt het leven vrijheid in de zin van Galaten 5, échte vrijheid, dat is: niet invalspoort voor het 'vlees', maar onder het beslag van de krachten van de toekomende eeuw vrucht dragen. Die vrijheid wordt daarom niet minder gekenmerkt door een 'passie' voor het goede, maar zonder krampachtigheid.
Het intrinsiek verband tussen christelijke hoop en levenswandel in het Nieuwe Testament heeft W. Schrage op kernachtige uitgedrukt: 'De ethiek is geen compensatie voor een afnemende verwachting van de toekomst des Heren, maar vloeit integendeel voort uit een levende toekomstverwachting.' Dat is de hoop en de levenswandel. Het is de taak van de theologie, en daarin van de systematische theologie, waartoe ook de ethiek behoort, om het verstaan te zoeken van wat we geloven. Het zicht op samenhang van eschatologie en ethiek mag het geloof een steun in de rug geven, en haar helpen om ook in de wereld van de wetenschap rekenschap af te leggen van de hoop die in haar is, en de Here waardig te wandelen.

G.C. den Hertog

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 februari 2002

De Wekker | 16 Pagina's

Hoop die leven doet

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 februari 2002

De Wekker | 16 Pagina's