Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

'Wanneer de grondslagen vernield zijn...' (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

'Wanneer de grondslagen vernield zijn...' (3)

Overwegingen bij de discussie over het herstel van normen en waarden

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vraag is: wat kunnen we als christenen doen, als om ons heen de grondslagen van de samenleving aangetast blijken te zijn? Als we het Nieuwe Testament lezen, treft ons daar, dat er geen uitvoerige klaagzangen aangeheven worden over het verval van normen en waarden. Er wordt wel over de verwording van de samenleving geschreven, bijvoorbeeld in Romeinen 1: daar lezen we, dat mensen in hun verblinding de waarheid van God in ongerechtigheid ten onder houden. Waar het om gaat is dat dat vervolgens niet een uitgangspunt voor algemene beschouwingen over de grondslagen van menselijk samenleven wordt, maar het vormt slechts het intro tot het ontvouwen van waar Paulus mee had Ingezet: het Evangelie van Jezus Christus als enige kracht tot behoud, voor ieder die gelooft.

De kracht van het Evangelie
De apostel laat de kracht van dat Evangelie zien, zoals die blijkt tot in de diepste diepten van menselijke verlorenheid - daar waar de ontoereikendheid van alle pogingen de wereld te redden met behulp van normen en waarden niet meer te ontkennen valt.
Dat is echter niet het laatste woord van de apostel. In hoofdstuk 12 en volgende werkt hij uit wat echte nieuwheid des levens inhoudt. Eén ding is wel duidelijk: dan kan niet samengaan met 'gelijkvormig aan deze wereld' (12:2) zijn.
Ook in Efeziërs 4 en volgende geeft de apostel er blijk van heel goed te weten wat er in de wereld leeft. Hij schrijft er over mensen 'die zich in hun verdoving overgeven aan losbandigheid om gretig winst te slaan uit allerlei onreinheid', maar hij werkt het niet uit. Dat hoeft ook niet, want het is 'te schandelijk om te noemen, wat heimelijk door hen wordt verricht' (Ef. 5:12). Wat stelt hij er tegenover? Nu, dat is 'hoe we Christus geleerd hebben' (Ef. 4:20), in zijn rijkdom van het door genade alleen behouden worden, waarbij zelfs de goede werken klaar liggen opdat zij die in Christus Jezus nieuw geschapen zijn erin zouden wandelen (Ef. 2:10).

Gemeenschappelijk in die beide brieven is niet de beschouwing, niet de ontwikkeling van een bepaald zicht op de samenleving, maar hoe zèlf daarin te leven. Want - christenen zijn van zichzelf niet anders dan anderen, en ze gaan ook in de praktijk niet zelden mee met de stroom van de tijd.
Dáár ligt het gevaar dat wordt aangewezen, en daarom heet het: 'wordt veranderd door de vernieuwing van uw denken' (Rom. 12:1), en 'gij geheel anders' (Ef. 4:20) en 'ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten' (Ef 5:14).
Het is voor de gemeente van Christus meer dan nodig, dat ze zich door zijn Geest laat heiligen. Langs die weg heeft die vroege kerk aantrekkingskracht uitgeoefend in een verworden wereld, en is ze zoutend zout geweest. Er is geen reden om te denken, dat ons vandaag een andere, laat staan: betere weg open staat.

Waar komt het vandaag op aan?
Eén van de grote problemen van onze tijd is, dat het leven verbrokkeld is. We ervaren het misschien nauwelijks als een probleem. We zijn er haast al aan gewend het leven in te delen in verschillende compartimenten. Je bent op het ene terrein eenvoudig een ander iemand dan op het andere. Eén van de gevolgen is, dat het besef van verantwoordelijkheid voor wie ik metterdaad ben wegslijt. Dat kan ook niet anders waar het zicht op de God, voor wiens aangezicht wij geroepen zijn te leven met een ongedeeld hart, zo ongeveer is weggevaagd. Dat geldt helaas niet alleen de mensen, die allang de kerk verlaten hebben, maar het gaat ook niet aan ons voorbij - en als we het laten voortduren maakt het ook ons tot kandidaten voor ontkerkelijking. Wij krijgen het allemaal niet meer bij elkaar. Iedereen leeft in verschillende werelden met uiteenlopen de grote en kleine regels en andere taalvelden. En - dat vooral - met verschillende regels en normen.
Zou dáár niet een heel belangrijk punt zitten? Dat we ons leven laten opdelen? Moeten we daarom niet beginnen met het gebed van Psalm 86: 'Verenig mijn hart om uw naam te vrezen'?! En vervolgens vanuit dat gebed ook de vraag stellen waar het voor ons vandaag op aankomt.
Voor de bezinning op de vraag naar een leven, dat ernst maakt met deze dingen, zou ik drie 'vuistregels' willen geven. De eerste heb ik van dr. A.A. Spijkerboer, die ruim 25 jaar geleden heeft geschreven, de eerste opgave voor ons is te zoeken naar de 'ethische gestalte van de vreze des HEREN'. Dat is een mond vol. Hij bedoelde ermee, dat dat bijbelse kernwoord 'vreze des HEREN' ons leven wil vormen. Niet een stel regels of wetjes. 'Vreze des HEREN', dat is eerbied én vertrouwen. Weten dat de HERE de Heilige is, die van ons vraagt om heilig te zijn - en dat is niet maar voldoen aan een geheel van regels, maar het is met je hart Hem toebehoren. Je apart laten zetten om dienstbaar te zijn in Gods werk. Daarbij hoort een eerlijk wandelen voor Gods ogen, zoals de berijming van Psalm 84 zegt.
Nu besef ik heel goed, dat dit geen toverwoord is, dat alles in één klap oplost. Maar het is wèl de kern, die verschil maakt. Hier moet de omslag allereerst gestalte krijgen - zó ontdekt men vandaag in de ethische bezinning opnieuw -, in de 'kleine ethiek'. Ds .Spijkerboer gaf het verschil als volgt aan: een dienstmeisje gaat dan ook onder de kastjes stoffen. De eenheid van het leven komt óók uit in het betrouwbaar zijn in kleine dingen.

God door zijn Geest in mij laten werken...
Mijn tweede vuistregel is de onnavolgbare uitleg van het vierde gebod in de Heidelbergse Catechismus. Waar gaat het om in het vierde gebod? Hierom: 'alle dagen van ons leven te rusten van onze boze werken'. De 'ethiek' van de Heidelbergse Catechismus heeft als kern niet een 'móeten', maar een 'rusten'. En dan niet een 'rusten' van even-aan-jezelf-toekomen, maar een 'rusten van onze boze werken'.
Hoe? Door ons helemaal aan Christus toe te vertrouwen. En Hem door zijn Geest in ons te laten werken. Dan moet je in de kerk niet vragen naar liflafjes, naar vlotte babbels, maar naar een prediking die vrij maakt van dode werken om de levende God te dienen (Hebr. 9:14). In geloof Christus zijn werk in mij laten doen door zijn Geest.
Vergissen we ons niet: bij die 'boze werken' moeten we niet maar denken aan sommige verrichtingen van ons, maar het gaat om alles wat wij doen vanuit onszelf. Waar wij uit ons zelf de handen uit de mouwen gaan steken, en ons beijveren met onze krachten en mogelijkheden iets van ons leven te maken - dan is er sprake van 'boze werken'. Een slechte boom brengt geen goede vruchten voort (Matth. 6,:18). Zonder Christus kunnen we nietsdoen (Joh. 15:5).

De vrijheid van een christen
Enkel waar we 'God door zijn Geest in ons laten werken' worden we in de ware vrijheid gesteld. Dan denk ik aan een derde krachtige formulering, die mij geholpen heeft en nog altijd helpt. Die is van Luther, in het boekje dat hij in 1520 schreef toen men hem vroeg nu eens samen te vatten, waar het hem wezenlijk om ging. Dat boekje is een aanrader: 'De vrijheid van een christenmens'. Centraal daarin staat de vuistregel: 'Een christen is een zeer vrij mens en niemands onderdaan'. Je leeft voor Gods aangezicht. Je bent niet onderworpen aan wat anderen denken en vinden en voorschrijven. Je bent geroepen om vrij te zijn in Christus. Vrij van een bang anderen naar de ogen zien.
Vrijheid - daar zijn we weer bij dat woord dat al enkele eeuwen hét toverwoord in Europa is. 'Gewoon jezelf kunnen zijn', luidde een verkiezingsleus in de jaren tachtig. Die invulling van 'vrijheid'- zagen we - is precies het probleem. Men heeft de vrijheid losgemaakt van Christus. Men hoorde alleen maar: niemands onderdaan zijn. Maar Luther was nog niet klaar.
Die ene zin alléén is een leugen, als er niet op volgt: 'Een christen is een dienstbare knecht en ieder onderdanig in de liefde.' Nee, hij is géén sloofje, en hij doet niet kruiperig. Christus werkt door zijn Geest in mij dat ik van harte gewillig en bereid ben om voor Hem te leven. Ik ben niet van mezelf Ik ben van Christus, die mij van harte gewillig en bereid maakt om voor Hem te leven, ten dienste van de naaste.

Midden in het leven
Het komt er vandaag op aan, dat wij het 'eenvoudige leven' hervinden. In bijbelse taal houdt dat in, dat ons leven één wordt voor Gods aangezicht. Alleen dan worden we ook echt bevrijd en vrij. Onze samenleving heeft zulke vrije mensen nodig, die weten welke krachten er werken. Die zich niet verheffen boven anderen, omdat ze zich beter wanen. Die zich geen illusies maken over een nieuwe wereld, die uit onze handen zou voortkomen, en evenmin berusten en enkel denken aan wat ze zelf uit het leven kunnen halen. Nee, het gaat erom mensen te zijn en steeds weer te worden, die 'alle gerechtigheid liefhebben' (Heidelbergse Catechismus vraag en antwoord 113), over de volle breedte van het leven.
Dan rest er nog één vraag: heeft zó te leven ook maar enige zin, als we er niet van mogen uitgaan dat de wereld wel meevalt? Op die vraag hoop ik in een laatste artikel in te gaan.

G.C. den Hertog

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 november 2002

De Wekker | 16 Pagina's

'Wanneer de grondslagen vernield zijn...' (3)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 november 2002

De Wekker | 16 Pagina's