Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geef Gij dan barmhartigheid... (Gods barmhartigheid en ontferming 8)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geef Gij dan barmhartigheid... (Gods barmhartigheid en ontferming 8)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lezen I Koningen 8:44-53

Sálomo's gebed
Hoofdstuk 8 uit het eerste boek Koningen beschrijft ons de inwijding van de tempel. Na een bouwperiode van zeven jaar is de tempel klaar en worden het zilver en het goud naar de tempel overgebracht. Dan is ook het moment aangebroken om de tempel daadwerkelijk in te wijden. Sálomo vergadert alle oudsten van Israël, alle stamhoofden en familiehoofden om de ark van het verbond vanuit de tent der samenkomst over te brengen naar de tempel. Wanneer de priesters de ark in het heilige der heilige hebben neergezet, vervult de heerlijkheid des Heeren de tempel.
Dan gaat Sálomo het volk Israël voor in gebed. Staande voor het altaar, tegenover het volk, breidt hij zijn handen uit naar de hemel. Vanaf vs. 23 tot het slot van hoofdstuk 8 wordt ons dat gebed weergeven. Een indrukwekkend gebed, dat opent met de verheerlijking van Gods Naam: 'HEERE, God van Israël, er is geen God gelijk Gij, boven in de hemel, noch beneden op de aarde' en pleitend afsluit op Gods verbond: 'Want Gij hebt hen U tot een erfdeel afgezonderd (...), Heere HEERE'.
Met die onvergelijkbaarheid van God beseft Sálomo tevens dat de tempel die hij gebouwd heeft te min is. Zou de Heere op de aarde wonen als de hemelen Hem zelfs niet bevatten kunnen?
Daarom bidt Sálomo of deze plaats de aanspraakplaats mag zijn waar het volk de Heere mag zoeken in gebed. En of de Heere op deze plaats gehoor wil schenken aan de gebeden van het volk. Gebeden in allerlei situaties en omstandigheden. '

Ballingschap
Aan het einde van het gebed bidt Sálomo voor een bijzondere omstandigheid: de situatie dat het volk niet naar dit huis zou kunnen komen om tot de Heere te bidden. In de vss. 46-51, de zevende bede, schildert Sálomo de mogelijkheid dat het volk door de Heere overgeleverd wordt in de handen van de vijand, die het volk als gevangenen wegvoert in ballingschap. Als oorzaak voor een dergelijke situatie noemt Sálomo de zonde van het volk waarmee ze God vertoornd hebben. Weggevoerd naar een vreemd land zal het voor het volk dan onmogelijk zijn om naar de tempel te komen om te bidden. luist daarom bidt Sálomo aan het slot van dit gebed: 'Hoor Gij óók, Heere, als zij vanuit ballingschap bidden om een weg terug naar dit huis.' Voor de situatie dat het volk in ballingschap tot zichzelf komt, zich met hart en ziel bekeert en aan God belijdt: "Wij hebben gezondigd, wij hebben verkeerd gedaan, wij hebben goddeloos gehandeld (vs. 47), Heere vergeef en doe ons terugkeren naar ons land, onze stad en Uw huis', doet Sálomo nu reeds voorbede: 'Hoor dan in de hemel (...) hun gebed en smeking en voer hun recht uit.'

Er klinken in vs. 50 twee gebedswoorden: vergeef en geef.
In de eerste plaats bidt Sálomo of de Heere de zonde wil vergeven. Vergeef Heere, dat zij gezondigd hebben, en vergeef de overtredingen waarméé zij tegen U overtreden hebben.
Vervolgens smeekt Sálomo de Heere ook of Hij naast vergeving het volk nog iets wil schenken: barmhartigheid voor het aangezicht van degenen die hen gevangen houden. Zo bidt Sálomo in vs. 50 om de gave van vergeving en om de gave van barmhartigheid. We kunnen ook zeggen: Sálomo bidt of het verticaal - tussen God en het volk - weer recht mag komen te liggen én of het horizontaal - tussen de volken onderling - weer in orde mag komen.

Barmhartigheid als geschenk
We vinden hier een speciale uitdrukking met betrekking tot het woord barmhartigheid: 'barmhartigheid geven voor het aangezicht van...'. God wordt gebeden of Hij tussen mensen of volken barmhartigheid wil geven. In het bijzonder in een situatie waarin de één afhankelijk is of onderworpen is aan de ander. Het is het gebed of de Heere wil geven dat dan de één zijn macht niet zal misbruiken, maar juist zal gaan aanwenden ten gunste van die ander. De Heere, Die barmhartig is, kan immers bewerken dat de vijanden zich gaan ontfermen over hun gevangenen. Hij is het Die toch zelfs het hardste hart kan neigen om Zijn wil te doen. Zijn barmhartigheid kan zelfs de wreedste vijand tot erbarmen bewegen. Wanneer God barmhartigheid geeft tussen mensen, dan gaan zij zich ontfermen over elkaar. Gods macht is zo groot dat Hij zelfs vijanden ten dienste kan stellen van Zijn volk.
De voorbede van Sálomo is verhoord. Verschillende keren lezen we in de geschiedenis dat heidenen een instrument in Gods hand zijn ten behoeve van het heil van Israël. Zo krijgen Daniël en zijn vrienden barmhartigheid aan het hof van Nebukadnézar en Nehemia bij Arthahsasta. Zo vaardigt Kores een edict uit waardoor het volk Israël terug kan keren uit de ballingschap.

Anderzijds belooft de Heere Jezus strijd en vijandschap tussen Zijn volgelingen en de wereld: 'Indien zij Mij vervolgd hebben, zullen zij ook u vervolgen' (Joh. 15:20), en omdat de wereld Hem gehaat heeft zullen ze ook Zijn volgelingen haten.

Christus méér dan Sálomo
Juist daarom is de uitdrukking 'barmhartigheid geven voor het aangezicht van' zo bijzonder. Want méér dan Sálomo is de Heere Jezus Christus. Hij heeft dit gebed vervolmaakt; het wordt gedragen door Zijn Hogepriesterlijk gebed. Ondanks de macht van satan en de haat van de wereld is God bij machte Zijn volk barmhartigheid te geven in de ogen hen die Hem niet dienen. Zo kunnen wegen door Hem geëffend worden ten behoeve van Zijn gemeente en de voortgang van Zijn Woord.
Hij is bij machte de haat van de wereld aan banden te leggen omdat Hij de satan reeds heeft overwonnen. De satan is een overwonnen vijand, maar nog geen gedode vijand. Daarom gaat het voor Zijn volk wel in de weg van geloof, gebed, strijd en het loslaten van de wereld. In biddend opzien tot God, de Barmhartige. Maar dan is het toch zo dat zij die de Heere vrezen mogen weten dat de poorten der hel Zijn gemeente nooit zullen overweldigen. Zijn gebed wordt door de Vader altijd gehoord. Óók de bede: 'Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart van den boze' (Joh. 17:15).


Vragen
1. Bidt u wel eens om barmhartigheid in een situatie waarin een ander gezondigd kan hebben?
2. Kan u een concrete situatie noemen waarin de gave van barmhartigheid nodig is?
3. Welke levenshouding werkt Joh. 17:15 als het goed is?

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 februari 2003

De Wekker | 16 Pagina's

Geef Gij dan barmhartigheid... (Gods barmhartigheid en ontferming 8)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 februari 2003

De Wekker | 16 Pagina's