Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christelijke Gereformeerde Kerken op weg naar de toekomst (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christelijke Gereformeerde Kerken op weg naar de toekomst (2)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

We zijn de weg naar de toekomst in de geschiedenis begonnen. Om de vraag te beantwoorden wat we naar de toekomst kunnen meenemen zal gewogen moeten worden wat uit het verleden als onze 'bagage' vandaag is overgebleven. Bij die vraag wil ik in dit artikel stilstaan. Daarbij bedenken we opnieuw, dat het eigene van de kerk niet iets van 'ons', van mensen kan zijn, maar alleen van Christus en van Zijn Vader. Hoe zou de identiteit van de kerk in iets anders kunnen liggen dan in wat behoort bij Hem? Het lichaam heeft geen andere identiteit dan zijn Hoofd! Net als de foto op een paspoort. Het hoofd is voldoende!

Identiteit
Bij het beschrijven van onze kerkelijke identiteit ontkomen we echter niet aan mensen. Dienaren van het evangelie hebben hun bijdrage geleverd, zelfs hun stempel gezet. Als dat een bijbels stempel is, is er niets mis mee; als de naam van een mens is blijven hangen als de meest bepalende is het wel mis. De twintigste eeuw zag een kerk van Kuyper, en van Kersten, en van Schilder - althans in een mate die anderen tot volgelingen van hen maakte. In de CGK zijn (gelukkig) zoveel namen te noemen, dat we niet over de erfenis van 'iemand' hoeven te strijden. Er mag immers geen discussie ontstaan als in Korinte: ik ben van Paulus, ik van Apollos etc.
We moeten de vraag naar onze identiteit bezien vanuit ons Hoofd. Zo zijn we zelfs verplicht kritisch naar 'onze' kerken te kijken. De synode van 1998 heeft die vraag scherp gesteld. Met er aan vast de vraag hoe onze identiteit zich verhoudt tot de roeping tot eenheid. Deputaten Eenheid kregen opdracht:
'zich in het licht van de Heilige Schrift te bezinnen op de vraag welk gewicht aan zaken als eigen kerkelijke cultuur, eigen kerkelijke identiteit, en de bewaring van interne kerkelijke eenheid gegeven mag worden en op welke wijze de kerk van Christus in het besef van en onder beslag van Christus' gebed om eenheid van de zijnen en op weg naar zijn toekomst, daarmee heeft om te gaan.'
Aan de synode van Leeuwarden 2001 is het resultaat van de bezinning aangeboden.¹ Het goddelijke karakter van de kerk bracht tot het onderscheid tussen een normatieve en een niet-normatieve kerkelijke identiteit. Er zijn dingen die te herleiden zijn tot Gods Woord en de gehoorzaamheid daaraan. Van andere dingen kan dat niet worden gezegd. Wat mee moet naar de toekomst kan alleen van de eerste categorie gelden!
Op basis daarvan moet zeker over de prediking worden nagedacht, en over de toe-eigening van het heil. In de tweede categorie hebben we ook nog wel wat eigens in huis dat deels prachtig is en deels in het licht van ons Hoofd niet kan bestaan. Eerst nu over het thema van de prediking.

Centraal: de prediking
Is het niet riskant de prediking te bespreken als het eigene van de CGK? Alsof er een kerk is die meer reden heeft iets over de prediking te zeggen dan een andere. Toch waag ik te zeggen dat de manier waarop de prediking steeds aan de orde is geweest in de CGK van groot belang is. In de preek gaat het om de opdrachten van de Here Jezus: 'Gij zult mijn getuigen zijn' (Hand. 1:8) en ook: 'Weid mijn schapen' (Joh. 21:15-17) en nog veel meer. In de prediking komt het hele werk van God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest samen. Daar ging het bij Luther en Calvijn al om. Het was te doen om reformatie van de prediking. Die werd weer bediening van het Woord. Het ging weer om Christus. Precies wat in het geding was bij de Afscheiding van 1834 en ook bij de bezwaarden in 1892. Het ging om het bewaren van het wezenlijke van Reformatie en Nadere Reformatie.
Het geschil met de visie op de gemeente van de gereformeerden draaide om de prediking. De noodzaak van persoonlijk geloof en wedergeboorte moest worden benadrukt. Waarom? Omdat in de gemeente van Christus wel Gods beloften gegeven zijn, maar de vervulling van de beloften er daarmee nog niet voor ieder al is. Daarom is de prediking van wet en evangelie, met de beloften en de eis van het verbond, noodzakelijk. De prediking is het zaad van de wedergeboorte. Iemand is niet behouden omdat hij in de christelijke gemeente geboren wordt, maar alleen in de weg van geloof. En dat geloof heeft hij niet vanzelf. Dat moet geschonken worden. Dat wil de Here ook schenken door de Heilige Geest, met gebruik van het Woord. Tegenover de gereformeerden moest worden gezegd: zonder een nieuw hart, dat leert geloven in de Here Jezus en Hem leert kennen als de Borg die voor jouw schuldige leven noodzakelijk is, ben je niet behouden. Aan de andere kant moest tegenover oud-gereformeerden en tegenover de Gereformeerde Gemeenten op de betekenis van de beloften worden gewezen: De Here wil ook geven wat in het verbond al aan de kinderen wordt toegezegd. Het is niet oppervlakkig om tegenover lijdelijkheid en onzekerheid die daar leven te zeggen: zing maar: 'Opent uwe mond, eist van mij vrijmoedig op mijn trouwverbond. Al wat u ontbreekt, schenk Ik zo gij 't smeekt mild en overvloedig.' (Ps. 81:12) We zijn kerk vanwege het verbond! Die weelde, die rijkdom mag niet worden weggestopt, maar moet voluit klinken.
Het gaat om jou, individueel, en om een persoonlijke verhouding met de Here. Een weten van de omgang met Hem, en van het werk van de Heilige Geest die harten verandert. Het herkenbare verschil moet aan de orde komen tussen een mens zoals hij van nature is en zoals Gods Geest hem nieuw maakt.

Bevindelijk
Het woord bevindelijk hoort bij de kerk. Er kan lang over worden gepraat wat er precies mee bedoeld wordt. Het woord herkennen velen wel. Het gaat om het aangesproken worden van mensen in de situatie van hun hart. Een situatie die gekenmerkt kan worden door gemis, of door strijd, door aanvechting of beproeving; maar ook door de ondervinding van Gods genade en vertroosting. In de preek klinkt het onderwijs van de Heilige Geest, die maakt dat zondige mensen het eens worden met het oordeel van God over onze schuld, die het Woord vastmaakt in ons verstand en in ons hart. Door de prediking is het Gods Geest die troost en bemoedigt; die steeds meer de ogen opent voor Christus, en door Hem voor het kennen van de Vader, zodat in geloof 'Vader' mag worden gezegd.
Het gaat om wetenschap omtrent jezelf, maar nooit zonder dat het tegelijk om de Here Jezus en Zijn Vader gaat. Dat is bevinding. Maar veel meer heeft daarmee te maken. Geestelijke groei hoort er bij. Opwassen in de kennis en de genade van Jezus Christus. Dan gaat het niet alleen om een weten; maar ook om de daadwerkelijke vernieuwing van ons leven naar het beeld van Christus. Op hetzelfde moment gaat het dan over de vrucht van de Geest. Over de herkenning van de strijd tussen geest en vlees, van de aanklacht over de zonde die zo hardnekkig is - omdat ik zo hardnekkig ben - en van het verlangen om de Here werkelijk te volgen en lief te hebben. Het gaat over de verwachting van de terugkomst van de Heiland, en over hoe ook dat met liefde te maken heeft. Het gaat over het gebed, over de binnenkamer, over je 'ziel', over wat de Here een mens leert in de omgang met Hem door zijn Woord.
Dat persoonlijke element in de prediking is - met de nodige variatie! - altijd kenmerkend geweest voor de CGK. Ten overvloede: het gaat niet om een vorm van zielknijperij, of een voortdurend in je eigen hart moeten kijken, voortdurend geestelijk voor de spiegel staan. Dat is een karikatuur (die wel bestaat!). Nee - het gaat van het begin tot het eind om het kennen en de verkondiging van God in Christus, door Zijn Geest. En daarom dat Hij ons werkelijk ráákt.
Kort samengevat kun je het hebben over de persoonlijke kennis van ellende, verlossing en dankbaarheid, zoals de Catechismus daar over spreekt. Bevindelijk daarover spreken betekent niet, dat er een standaardroute voor de geestelijke beleving wordt neergezet, waar ieders leven naar moet worden gemeten. Alsof ieders weg hetzelfde is. Mozes was geen David, en Thomas was Petrus niet. Wel gaat het altijd over Christus. En over zonde en genade.

Eerlijk gezegd zou iemand wel kunnen tegenwerpen: als dit het beeld van de CGK moet zijn mag je er ook wel wat anders bij zeggen. Zijn de CGK zo'n voorbeeld van zuivere prediking en voorbeeldige bevinding in de omgang met God en met elkaar? Soms is de preek helemaal niet zoals het zou moeten. Soms is in het kerkelijke beeld zoals dat van predikanten en andere ambtsdragers uitgaat weinig geestelijks, weinig van de Here Jezus te vinden. Dat moet je ook zeggen als het over de prediking gaat. Soms lijkt het of de belijdenis van de kerk nauwelijks meer functioneert. Soms... en dan er is nog wel meer te zeggen. Wel, dat hoort ook bij het portret van de CGK. We moeten het immers meten aan de identiteit van Christus? Anders kunnen we de toekomst niet in.
Toch, over het geheel genomen waag ik te zeggen: juist de prediking heeft de CGK altijd herkenbaar gemaakt. Niet als iets van eigen kleur. Nee, als de kleur van Christus Jezus. Als iets wat Hem deed kennen. Wat van de Here is ontvangen, en zo doorgegeven. Accenten daarin die conflict met anderen toonden, daar konden en kunnen we voor staan, als iets van gehoorzaamheid aan Hem. Met overtuiging meen ik daar op een positieve manier op te mogen wijzen.
Ik zal wat meer ruimte nodig hebben om de geestelijke bagage van de CGK verder in kaart te brengen. Met name over de toe-eigening van het heil moet nog meer gezegd worden, en over andere aspecten van 'onze identiteit'.

¹ Te vinden in de Acta van de gs van 2001, maar ook in de publicatie van Deputaten Eenheid Zoeken naar kerkelijke eenheid, in opdracht van de gs uitgegeven bij Buijten en Schipperheijn, 2003. Zie voor dit onderdeel blz. Het lichaam heeft geen andere identiteit dan zijn Hoofd! 21-32.

J.W. Maris
(Prof. dr. J. W. Maris is hoogleraar dogmatiek aan de Theologische Universiteit in Apeldoorn)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 april 2003

De Wekker | 16 Pagina's

Christelijke Gereformeerde Kerken op weg naar de toekomst (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 april 2003

De Wekker | 16 Pagina's