Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoe gaan we om met de overdoop?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoe gaan we om met de overdoop?

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Probleem
In toenemende mate krijgen kerkenraden er mee te maken: leden van de gemeente (soms heel trouwe en betrokken leden) die zich opnieuw laten dopen. Soms gebeurt dat in een evangelische gemeente, soms zelfs in groeperingen die niet eens als 'gemeente' te kwalificeren zijn.
De toename van dit verschijnsel zal niet los staan van de hang naar 'ervaring' die onze postmoderne cultuur kenmerkt. Dat is dan ook vaak een van de motieven van mensen die zich laten overdopen. 'Ik ben wel als kind gedoopt, maar dat heb ik niet bewust beleefd. Het lijkt me zo geweldig om dat nu bewust mee te maken en zo geestelijk verdiept te worden'.
Anderen beschouwen de doop die ze als kind ontvingen niet als de echte, omdat deze niet door onderdompeling, maar door besprenging plaatsvond.
Een derde reden waarom mensen zich laten overdopen is gelegen in een bepaalde visie op de relatie tussen geloof en doop. Men ziet dan de doop als een zegel van Gods kant op het geloof van de dopeling. In de herdoop willen ze dat graag ervaren.
Nu gaat het mij niet om een uitgebreide bespreking van deze problematiek als zodanig. Ik herinner daarvoor graag aan het uitstekende artikel van ds. J. Jonkman in 'De Wekker' van 26 januari 2001. Het gaat mij nu vooral om de vraag: wat moet je er als kerkenraad mee aan, wanneer je met de overdoop van een van de leden geconfronteerd wordt?

Pastoraat
Onze kerkorde vermeldt onder artikel 77 een uitspraak van de generale synode van 1962. Ik citeer:
'Leden der kerk die zich laten overdopen, onttrekken zich feitelijk aan de gemeenschap van de kerk, al is dit feit nog niet altijd als een breken met de kerk te beschouwen. Het is de taak van de kerkenraad om kerkelijke vermaning en tucht toe te passen, omdat de daad van de dusgenaamde overdoop geheel in strijd is met Gods Woord en met de belijdenis en de orde van de kerk. De dusgenaamde overdoop kan op grond van de Heilige Schrift niet als wettig worden erkend. Opheffing van de tucht vindt plaats bij openbare schuldbelijdenis en herroeping van de dwalingen die met de overdoop samenhangen'.
Het is met het oog op de pastorale bearbeiding vandaag leerzaam om te zien wat de overwegingen van de synode van '62 zijn geweest om tot deze uitspraak te komen.
Er lag aan ten grondslag een rapport van de particuliere synode van het Oosten, door deze PS doorgezonden naar de GS, met het verzoek om de conclusies over te nemen.
Het rapport wijst op een aantal dwalingen die samenhangen met de wederdoop. Ik vat ze gemakshalve samen: simplistisch Schriftgebruik, een tegenstelling tussen het Oude en het Nieuwe Testament, meer aandacht voor de subjectieve doorleving dan voor de objectieve werkelijkheden Gods, loochening van de erfzonde en sterke nadruk op de menselijke keuze, een andere visie op de leiding en organisatie van de gemeente, een wettisch streven naar heiligheid als een voorwaarde voor een rijk ervaringsleven.
Aan deze dingen wordt dus gedacht wanneer de kerkorde spreekt over 'de dwalingen die met de overdoop samenhangen'.
Na de bijbelse en confessionele weerlegging daarvan (nog steeds de moeite waard om te lezen, zie Acta GS '62, blz. 336/7) gaat het rapport in op de vraag hoe de pastorale en kerkelijke bearbeiding dient te zijn. Het rapport is dan zeer scherp: 'De daad van het zich laten overdopen impliceert de volstrekte verwerping van de doop, waarmee men gedoopt is en in de christelijke kerk ingelijfd. Dit kan moeilijk anders beoordeeld worden dan als een verbreken van de band met de kerk een zichzelf afsnijden van de gemeente'.
Dat gaat volgens het rapport zover dat wie zich laat overdopen, ook de zegen van de tucht erdoor verbeurt.
Op dit punt kwam de synode tot een nuancering t.o.v. het rapport. Weliswaar onttrekt iemand die zich laat overdopen zich feitelijk aan de gemeenschap van de kerk. Maar dat betekent nog niet dat de kerk dit feit dadelijk honoreert. Er wordt ruimte ingebouwd om toch pastoraal te kunnen vermanen. In een aantal gevallen - de praktijk wijst dat uit - is er immers sprake van onkunde of gaat het om een impulsief handelen (de 'sfeer' van het moment!).
In dat geval is er sprake van 'dwalende leden'. Er moet dan niet zonder meer geoordeeld worden: ze staan buiten de kerk van Christus.
Dat neemt niet weg dat de kerkenraad van het betreffende lid de roeping heeft om een pastoraal traject in te gaan, waarin de diepste motieven voor de overdoop te sprake dienen te komen en de dwalingen die met de overdoop samenhangen, weerlegd worden.
Wanneer dat vermanen ('er bij roepen', betekent dat o.a.!) niet baat zal de kerkelijke tucht moeten worden toegepast (opnieuw: om te 'trekken'!). Een kerk van gereformeerd belijden zal niet kunnen gedogen dat de kinderdoop in haar midden gedevalueerd wordt.

Preventie
We zijn in de kerk nogal eens bezig met het blussen van allerlei branden. Dat moet uiteraard ook wel gebeuren. Maar de vraag laat zich niet onderdrukken: wat doen we nu aan preventie? Want voorkomen is beter dan genezen!
Wat kan er nu gedaan worden om te voorkomen - voor zo ver dat in ons vermogen ligt - dat leden van de gemeente zich laten overdopen?
We zullen de gemeente op de hoogte moeten brengen van het totale kader waarbinnen de overdoop staat - het genoemde rapport uit 1962 kan daarvoor nog goede diensten bewijzen.
Vervolgens zullen we duidelijk maken wat de consequenties van een dergelijke handelwijze zijn in een kerk van gereformeerde belijdenis
Maar vooral worden we geroepen om positief bijbels dooponderwijs te geven. Met de bedoeling de gemeente de ernst, de waarde en de betekenis de doop te doen verstaan. Prediking en catechese zijn daarvoor de aangewezen kanalen. Maar het is misschien niet overbodig om in een gemeente waar men sterk met dit verschijnsel te maken heeft (het is soms een bepaalde hype) een of meer gemeenteavonden aan de doop te wijden.
Wie zijn of haar doop echt leert verstaan en beleven, zal geen enkele behoefte meer hebben om zich te laten overdopen.

P.D.J. Buijs
(Ds. Buijs is predikant van Veenendaal-Pniël en lid van het deputaatschap kerkorde en kerkrecht)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 mei 2003

De Wekker | 16 Pagina's

Hoe gaan we om met de overdoop?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 mei 2003

De Wekker | 16 Pagina's