Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ethiek als de bezinning op goed en kwaad

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ethiek als de bezinning op goed en kwaad

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In De Wekker van 13 juni ging prof. Den Hertog in op het boek dat ik geschreven heb over ethiek, Zo goed en zo kwaad. Het is positief dat daarvoor opnieuw de aandacht wordt gevraagd. Een auteur kan daar alleen maar blij mee zijn. Het is goed dat de discussie wordt voortgezet. Alleen, indien ik zijn bijdrage onbeantwoord zou laten, zou me dat niet bevredigen. Daarvoor staat er te veel in dat om een reactie roept. Een kritische beoordeling kan geen kwaad. Maar onbedoeld kan er een scheef beeld bij de lezer blijven hangen. Dat probeer ik met dit artikel tegen te gaan. Bovendien wil ik de vinger leggen bij een onderwerp waarop naar mijn inzicht het vervolg van de discussie zich zou moeten toespitsen.

De menselijke beslissing
Den Hertog blijft haken achter mijn nadruk op de eigen beslissing van de mens, als het gaat om geloof en gehoorzaamheid. Volgens Den Hertog doet die nadruk op de eigen menselijke beslissing tekort aan de verduistering van het verstand door de zonde. In die conclusie kan ik hem niet volgen. Ook ik verdedig dat een mens alleen tot geloof kan komen, kan kiezen voor God, en dat ook daadwerkelijk doet, wanneer de Heilige Geest zijn verduisterde verstand verlicht en zijn hart vernieuwt. Toch benadruk ik, dat wanneer de Heilige Geest dat doet, de mens zelf de keuze maakt en zich bekeert. Ik laat daarvoor heel eenvoudig de Schrift spreken. Jezus roept de mensen op: 'Bekeert u' (Matt. 4:17), niet: 'Wordt bekeerd' of 'Laat u bekeren'. En dat Hij rekent met de bekering als eigen daad van de mens blijkt wel uit zijn woorden dat er blijdschap in de hemel is over één zondaar die zich bekeert (Lucas 15:7, 10). Verder zou te wijzen zijn op wat de Heiland van Maria, de zuster van Martha zegt: 'Maria heeft het goede deel uitgekozen' (Lucas 10:42). Denk ook aan de woorden van Petrus tot Jezus: 'Zie, wij hebben alles prijsgegeven en zijn U gevolgd' (Matt. 19:27). Illustratief is ook het woord van de jongste zoon in de gelijkenis: 'Ik zal opstaan en naar mijn Vader gaan" (Lucas 15:18). Allemaal voorbeelden waarin mensen besliste keuzes maken of opgeroepen worden die te maken. Hoe zou dat anders in zijn werk moeten gaan, dan dat mensen zo ver worden gebracht dat zij zelf beslissen? Niet dat zij net zo goed anders kunnen beslissen, nee, de Here is hun te sterk geworden, maar niettemin maken zíj een keuze. Ik vind het belangrijk dit te benadrukken in een tijd waarin de menselijke autonomie hoog wordt aangeschreven. Niet om daarmee het streven naar autonomie goed te praten, want daar zit veel eigenmachtigheid in, maar om een zo sterk mogelijk appel op mensen te kunnen doen. Naast deze praktische overweging is een principieel motief van belang. De mens is een verantwoordelijk wezen. Dat betekent dat hij keuzes kan maken. Daarop worden wij geoordeeld, naar dat wij gedaan hebben, hetzij goed, hetzij kwaad (2 Kor. 5:10).

De mens als moreel wezen
Ik vermoed dat het verschil van inzicht over het vorige punt samenhangt met het volgende. Volgens Den Hertog hoort de vraag naar goed en kwaad nog niet thuis in de goede schepping, maar is die pas gegeven met de val. De vraag naar goed en kwaad is eigenlijk een zondige vraag, zo lijkt hij te zeggen. Met het nadenken over goed en kwaad probeert de mens zijn daden te rechtvaardigen en daarmee buigt hij niet voor God, maar verheft hij zich juist tegenover Hem, om als God te zijn, kennende goed en kwaad.
Deze gedachtegang komt niet bij de gereformeerde vaderen vandaan. Die sloten zich aan bij de katholieke traditie die de natuurwet als de morele orde beschouwde welke God in de schepping geweven heeft. Bij alle correcties die zij aanbrachten bleef voor hen de basisstructuur gelijk: het morele gebod van God in Oud en Nieuw Testament was niets anders dan een hernieuwde proclamatie van Gods scheppingsordening. Met dit aanvaarden van de natuurwet erkende men dat de mens krachtens de schepping en niet pas door de zondeval een moreel wezen is dat geroepen is Gods geboden te houden. Als ik de mens krachtens de schepping een moreel wezen noem, sluit ik bij deze brede traditie aan. Dat doe ik overigens niet omdat andere gezaghebbende personen dat in het verleden hebben gezegd, maar omdat ik daar inhoudelijke bijbelse gronden voor zie. De belangrijkste grond is, dat de mens geschapen is naar Gods beeld, als verantwoordelijk wezen met de opdracht de aarde te bebouwen en te bewaren. Als de mens die verantwoordelijkheid niet waar maakt, staat hij schuldig. Daarmee is de mens getypeerd als moreel wezen. Schuld aan overtreding van het gebod is een morele categorie. Wanneer je, net als Den Hertog schijnt te doen, moraal niet kunt losmaken van zelfrechtvaardiging tegenover God, kan zo'n benadering natuurlijk niet bevredigen. Ik moet hem toegeven, dat de moraal deze perverse functie kan vervullen en helaas ook maar al te vaak vervult. Maar waarom zou 'moraal' niet ook een zuivere, door God bedoelde gestalte kunnen hebben? Nadenken over goed en kwaad niet als het goedpraten van eigen doen en laten, maar als een visie ontwikkelen op het door God bedoelde leven. Den Hertog heeft gelijk als hij wil zeggen dat dit door God bedoelde leven niet opgaat in keuzes voor het goede en tegen het kwade. Het goede leven is het door God bevrijde leven in vertrouwen en overgave. Ik zou er zelf voor willen pleiten dit leven uit en tot God in ootmoed, vertrouwen en getuigenis te integreren in de christelijke ethiek. Het gaat mij er juist om dat de christelijke moraal geworteld is in de geestelijke gemeenschap met God die wij binnen zijn gemeente mogen ontvangen en beoefenen.

Gebod en liefde
Het laatste punt waarop ik wil ingaan betreft de verhouding van Gods geboden en de liefde. Den Hertog gaat wel heel kort door de bocht wanneer hij mijn zienswijze als volgt typeert: 'zo komen hier gebod en liefde tegenover elkaar te staan'. Op p. 215 van mijn boek vat ik samen wat het betekent dat de liefde de vervulling van de wet is: 'in de geboden gaat het om de liefde tot God, tot elkaar en tot de naaste buiten de eigen kring. De geboden op hun beurt helpen ons om de weg van de liefde te vinden'. Men mag deze samenvatting waarderen zoals men wil, maar man kan er toch niet van zeggen dat daarin het gebod en de liefde tegenover elkaar staan. Wel constateer ik dat in het Nieuwe Testament niet alle oudtestamentische geboden in de nieuwe situatie van Christus' koningschap de evangelische weg van de vrijheid-in-liefde wijzen. Om die reden verklaart Paulus, dat bijvoorbeeld het gebod van de besnijdenis niet van toepassing is op de gelovigen uit de heidenen. Toch mag men niet zeggen dat daarmee het gebod en de liefde tegenover elkaar zijn geplaatst. Immers, in het gebod gaat het om de liefde die God geeft en vraagt. Daar ging het in de situatie van Israël ook bij de besnijdenis om: de Israëlieten moesten zich onderscheiden van de heidenen, die ver bij God vandaan leefden, en de voorhuid van hun hart besnijden om toe te komen aan de bedoeling van de wet.
Met mijn verhoudingsbepaling van Gods geboden en de liefde heb ik wel iets losgemaakt dat dringend een kritische reflectie door medetheologen behoeft. Veel ethische keuzes hangen namelijk met het zicht op die verhouding samen. Daarom zou het mij een lief ding zijn om daarover de inhoudelijke doordenking voort te zetten, samen met anderen, om samen verder te komen. Alleen vrees ik dat Den Hertog daarover niet zo veel te melden heeft, als hij deze bezinning tot de eigenmachtige bezigheden van de mens rekent.
Of heb ik hem misschien toch niet goed begrepen?

Goed begrip
Voor die laatste vraag hierboven is een aanleiding. Aan de ene kant lijkt er bij Den Hertog weerstand te bestaan om de mens krachtens de schepping een moreel wezen te noemen. Alsof die mens naar Gods bedoeling niet de keuze en de verantwoordelijkheid had om naar Gods gebod te leven. Maar aan de andere kant blijkt hij in het laatste artikel over drs. A.L.Th. de Bruijne toch wel te willen spreken over een van God gegeven structuur in de schepping, een structuur die gebouwd is op het doen van gerechtigheid. Hij voegt eraan toe dat die structuur geen tijdloos principe is die de mens op eigen kracht kan ontdekken, maar dat de Schepper haar zelf handhaaft. Dat betekent dat alleen de mens die voor Gods aangezicht leeft en op zijn Woord acht geeft deze structuur leert kennen. Dat ben ik helemaal met Den Hertog eens. Het is echter opvallend dat hij nu wel over een scheppingsstructuur spreekt en dat die betrekking heeft op het doen van gerechtigheid. Dan zeg ik op mijn beurt: het doen van gerechtigheid heeft betrekking op goed en kwaad in Gods oog en daar gaat het toch over in de christelijke moraal en ethiek! Wat kan hij er dan op tegen hebben de mens krachtens de schepping een moreel wezen te noemen? Het gaat pas fout als de mens met zijn morele opvattingen zich van God losmaakt. Maar morele opvattingen als zodanig staan niet per definitie op gespannen
de Here is hun te sterk geworden, maar niettemin maken zij een keuze
voet met geestelijke onderwerping en gehoorzaamheid.

B. Loonstra
(dr. B. Loonstra is predikant van de gemeente Emmeloord)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 juni 2003

De Wekker | 16 Pagina's

Ethiek als de bezinning op goed en kwaad

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 juni 2003

De Wekker | 16 Pagina's