Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Woord werkt in de kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Woord werkt in de kerk

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er gebeurt wat!
Als het Woord in de preek opengaat, heet dat een genademiddel. Laten we het maar een wonder noemen, waar God de Heilige Geest ons deelgenoot van maakt.
Paulus spreekt van de dwaasheid der prediking, waardoor het God behaagd heeft te redden hen die geloven. (1 Kor. 1:22) Het verband tussen preken, horen en geloven staat aan de wortel van het leven van de kerk. (Rom. 10:14-17) De bediening der verzoening is naar 2 Korintiërs 5:18-19 Gods spreken in de gemeente door de dienst van zijn knechten. Het is, zoals Petrus zegt, 'het levende en blijvende Woord van God', dat woord, dat de gemeente als evangelie verkondigd is. (1 Petr. 1:23-25)
De belijdenis spreekt van 'de levende verkondiging van zijn Woord'. (HC antw. 98) Daarmee is gezegd dat er iets gebeurt in de prediking. We mogen zeggen, dat voor de prediking hetzelfde geldt als voor het Woord dat God Zelf gesproken heeft, en dat we in de Schrift hebben - dat het alles zal doen wat Hem behaagt. (Jes. 55:11)
Preken is Gods eigen opdracht. Daarom zijn ook Gods eigen beloften eraan verbonden. Als we belijden dat de Zoon van God Zich een gemeente vergadert 'door Zijn Geest en Woord' (HC antw. 54), dan zit daar de verbinding tussen de prediking en het werk van de Heilige Geest achter. In de Reformatietijd is men daar diep van doordrongen geweest. De prediking moest weer bediening van het Woord zijn. Calvijn heeft vaak gezegd hoe de uitwerking daarvan op de harten van mensen afhankelijk is van de verborgen werking van de Heilige Geest. In de Commentaar op Ezechiël 2:1-2 zegt hij: 'God werkt wel krachtdadig door zijn Woord, maar de krachtdadigheid ligt niet in de klank van het Woord, maar ze is het gevolg van de verborgen aandrijving van de Geest.' Dat maakt de prediking niet onzeker. Integendeel: aan de prediking als het middel van de Geest zijn grote beloften verbonden. Dienaren van het Woord mogen het brengen met goddelijk gezag! En dat in de dubbele overtuiging van: Zo spreekt de Here, en van: Bij de bediening van het Woord mogen we de werking van de Heilige Geest verwachten!

De kerk is het bewijs
De kerk bestaat, omdat de eerdere bediening van het Woord in de gemeente niet zonder vrucht is geweest! De gemeente is zelf 'schepping van het Woord'. Het eigenlijke van de gemeente is dan ook, dat daar geloof woont, door de Geest van God gewerkt. Niet voor niets belijden we dat de kerk de vergadering van de ware gelovigen in Christus is (NGB art. 27); de HC spreekt in dat verband van 'tot het eeuwige leven uitverkoren' (antw. 54). Daar zit de overtuiging achter dat het Woord uitwerking heeft!
En dat heeft consequenties voor de prediking. Ik heb ooit horen zeggen, dat de predikant zich als het ware op het kerkhof bevindt, temidden van doden. Dat was een verkeerde uitspraak. In de prediking zal moeten klinken dat wij van nature dood zijn in ongerechtigheden en zonden (Ef. 2:1vv), maar Paulus spreekt daar in de verleden tijd. Inmiddels is het leven dat de Heilige Geest heeft gewerkt, merkbaar is de gemeente! Het is ook wezenlijk voor de gemeente.

Persoonlijk
Bij het spreken over dat leven dat de gemeente eigen is, behoort de vraag hoe dat in ieders leven persoonlijk te vinden is. Het is geen pro memoriepost - 'er zal wel leven zijn'. Het gaat om de levende kennis van 'door genade zijt gij behouden, door het geloof en dat niet uit uzelf'. (Ef. 2:8) Het contrast tussen het van nature dood zijn en de werkelijkheid van het geloofsleven dat gekomen is, zal persoonlijk moeten worden gekend. Dat daar in de prediking naar wordt gevraagd is toch normaal. Net zoals iemand die van een dodelijke ziekte genezen is, weet wat leven is en ademhalen.
De functionering van het geloof heeft daar onmiddellijk mee te maken. We mogen benadrukken dat dat een persoonlijk woord is. Geloven heeft een collectieve kant, wanneer de gemeente het geloof belijdt. De gemeenschap der heiligen is een gemeenschap in geloof. Maar er zit een volstrekt persoonlijke kant aan die niet kan ontbreken. In de gelijkenis van het zaad in Matteüs 13, en het opkomen van het zaad - het uitgestrooide Woord - zijn de verschillende situaties vooral getekend naar wat in het hart van mensen plaats vindt. Het eerder aangehaalde woord uit 1 Korintiërs 1 over de dwaasheid der prediking heeft ook die spits van het persoonlijke gered worden. Behouden worden is uiteindelijk iets dat voor de rechterstoel van Christus openbaar komt. De beslissing valt in het al of niet door Hem gekend zijn. 'Ik heb u nooit gekend' klinkt dan persoonlijk tot ongelovigen, of tot huichelaars. (Matt. 7:21) En zij die behouden zijn kennen de Heiland.
Het persoonlijke en het gemeenschappelijk kerkelijke horen bij elkaar. Naar twee kanten kunnen eenzijdigheden bestaan. Soms wordt wel eens te weinig gezien, dat de kerk ook als kerk het stempel van geloof en gemeenschap met Christus draagt; en anderzijds kan er een tekort zijn in het wijzen op de noodzaak van dat persoonlijk deelhebben aan het werk van Woord en Geest.

Vermanend
In de kerk dient de waarschuwing te klinken dat er persoonlijk kennen van de Here moet zijn, door wedergeboorte en bekering. Niet voor niets belijden wij in de eerste doopvraag - en dat is een belijdenis in de kerk - dat wij van nature kinderen des toorns zijn. Zolang wij geen nieuwe mensen zijn geworden zijn wij verloren mensen. Het 'onderscheidenlijk element' waar vaak over gesproken is, heeft daarmee te maken.
Men meent soms dat het verdisconteren van dat onderscheid een treurige prediking oplevert. Dat kan inderdaad wel eens zo zijn - maar dan gaat er wel iets mis! Dat gebeurt wanneer de prediking blijft steken in de beschrijving van staten en standen in het geestelijk leven. Het wezen van de prediking is echter geen beschrijving, maar verkondiging! Het uitroepen wie de Here is! Dat het Hem behaagt verloren mensen te behouden. De bediening der verzoening is het, waarin dat wonderlijke gebed staat dat God tot mensen richt in 2 Korintiërs 5:20 (ik citeer de SV) 'Zo zijn wij dan gezanten van Christuswege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christuswege: laat u met God verzoenen...'
In die samenhang moet er onderscheiden worden in de prediking, en mag daar ook veel van worden verwacht. Tot die onderscheiden jongeren, ouderen, dicht bij de Here levenden of afgedwaalden, tot tobbers en tot degenen die meeloper gebleven zijn zonder de Here echt te kennen, komt Gods eigen Woord. De belofte van Gods verbond staat er achter. Het is zijn welbehagen om zondaren zalig te maken en te leren wandelen in het geloof en in gehoorzaamheid.

In die samenhangen, en naar de gevarieerdheid van het Woord en van de gemeente, mag de prediking gezien worden als bediening van de Geest.
Er zou veel uitvoeriger kunnen worden ingegaan op de verhouding tussen Woord en Geest, op de samenhang, en ook op het onderscheid. Met de woorden van Gods behagen en van de beloften is al veel gezegd. Het kan niet iets vanzelfsprekends zijn. De Heilige Geest moet in zijn werk ook afzonderlijk genoemd worden, anders raak je juist dat persoonlijke van Gods welbehagen en van Gods worsteling om het hart van de mens kwijt. Mag het niet als verrassend worden gekend en genoemd, dat de Here Zich zo persoonlijk met mensen bemoeit?

Bevindelijk
Dat brengt ons bij de bevindelijke kant van de het Woord als genademiddel.
Men denkt wel eens dat dat op de emotionele kanten van het christen zijn slaat. Natuurlijk zijn er in de Nadere Reformatie en het piëtisme uitschieters geweest, waarbij het erop leek, dat het aan het huilen brengen van de gemeente een hoogtepunt van het werk van Gods Geest was. In de bevinding van het geloof gaat het echter bij uitstek om de echtheid van het geloof. Daar kunnen sterke emoties mee gemoeid zijn, maar het kan ook te maken hebben met de strijd van iemand die worstelt tegen de zonde, en bij wie nog meer de wil, en de onderwerping van de wil aan Gods heerschappij, in het oog wordt gevat dan het gevoelsmatige.
De aanvechting van de boze, waardoor iemand voor verzoekingen komt te staan, of waardoor iemand geestelijk in het donker zit - dergelijke dingen zijn in het Woord van God aan de orde. Als het Woord bediend wordt, wil het landen in de werkelijke situatie van een mens. Dat kan ook het binnendringen van het Woord zijn in een situatie van schuld, waaraan de Heilige Geest een mens ontdekt. Wat betekent de herkenning daarvan? Voorbeelden uit de Schrift zijn er legio. Alleen de psalmen geven er al veel van. Hoe belangrijk is het dat er herkenning is. Is geloofsleven niet een stuk echt leven? Waarom zouden we wel kunnen spreken over de vreugden en het verdriet van ziekte en gezinssituaties, en niet over de werkelijkheid van Gods uitreddingen, van ons gebedsleven, van de ondervinding van Zijn nabijheid? Of over de werkelijkheid van het onbekeerd zijn, waarvoor je moet vrezen als iemand alleen maar als 'oude mens' reageert?
Van hoe groot belang is dat ook het werk van een ouderling op deze werkelijkheid van de gemeente is afgestemd: op de omgang met de Here - of het ontbreken daarvan. Dus niet alleen om het wandelen op christelijke paden, maar om het als persoon kennen van de Here. Om het vertrouwen, om het gemis, om de vrede met God, om de manier waarom onze zonden of verslavingen ons geloofsleven in de weg kunnen staan, om de vreugde van overwinning daarvan.
Veel valt binnen het kennen van ellende, verlossing en dankbaarheid te rangschikken. Wezenlijk is, dat het om echt leven gaat, om echt kennen van de Here, voor nu en voorgoed.
Geweldig als de prediking vanuit het welbehagen van God Zijn aandrang bevat om harten te raken. Dat is bediening van het Woord door de Geest.

(Dit artikel geeft weer wat door prof. Maris eerder dit jaar op een gezamenlijke gemeenteavond van GKV en CGK in Bunschoten werd gezegd).

J.W. Maris
(Prof. dr. J.W. Maris is hoogleraar dogmatiek aan de Theologische Universiteit in Apeldoorn)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 november 2003

De Wekker | 16 Pagina's

Het Woord werkt in de kerk

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 november 2003

De Wekker | 16 Pagina's