Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Professor J.J. van der Schuit (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Professor J.J. van der Schuit (2)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De betekenis van prof. J.J. van der Schuit als theoloog ligt in de eerste plaats in zijn onderwijs. Hij begon zijn colleges dikwijls met de woorden: "Ik wil met u denken over..." En hij heeft veel studenten in overeenstemming met de Schrift en de confessie leren denken.

Verder zijn er de geschriften die hij liet verschijnen. Ten dis geleid (1961) was een van de laatste. Via De Wekker, het orgaan waarvan hij bijna een kwart eeuw hoofdredacteur was, gaf hij leiding aan het kerkelijke en geestelijke leven. "Wat zou Schuit geweest zijn zonder De Wekker en De Wekker zonder Schuit!' (J.H. Velema)
Voeg daarbij zijn preken, die evenals zijn andere werk door bloemrijke taal en veel beeldspraak gekenmerkt werden. Het ontbrak hem niet aan redenaarstalent, maar het ging hem om de inhoud van de verkondiging. Preken was voor hem ontvouwing van Gods heilsgedachten.

Als hoogleraar in de dogmatische vakken was Van der Schuit de rechte man op de rechte plaats. Zijn theologie was bij de tijd. Op theologisch terrein zag het er toen overzichtelijker uit dan nu. De ideeën van A. Kuyper hadden ook na zijn dood nog een grote invloed. Het is dus geen wonder dat we de naam van Kuyper en die van kuyperianen of neocalvinisten bij Van der Schuit veel tegenkomen. Later verzette hij zich vooral tegen een nieuwe stroming, de theologie van K. Barth en zijn medestanders. In het afscheidscollege is sprake van narcotisering met het 'serum Barthianum'.

Het verbond
Onderwerpen waarop hij zich concentreerde, waren het verbond en de heilsorde. Een systematische bespreking van de leer van het verbond heeft hij niet nagelaten, maar in zijn rede over het verbond der verlossing heeft hij in 1951 wel enkele hoofdlijnen getrokken. Hij begon met de vraag: Hebt gij wel eens horen spreken over de kerk van de drie verbonden? Zij draagt de breed oecumenische en toch weer scherp positieve naam van Christelijke Gereformeerde Kerk. Er schijnt tegenwoordig enige moed voor nodig om deze leer van de drie verbonden te belijden: het verbond der verlossing, het verbond der werken en het verbond der genade. De redenaar vond deze leer het rijkste bezit van de gereformeerde geloofsleer en van de schriftuurlijke waarheid. Daarbij wordt de intieme rijkdom van Gods eeuwige bewogenheid over en met de mens geaccentueerd.
Het genadeverbond staat middenin de geschiedenis en men moet het niet naar de eeuwigheid verplaatsen. Dan komt men tot constructies als een genadeverbond met Christus als Hoofd van de uitverkorenen en verbondsbeloften die alleen voor de uitverkorenen bestemd zijn. Volgens de Schrift zijn de beloften van het genadeverbond voor de gelovigen en hun kinderen. Met de vervulling van de beloften in het persoonlijk leven is het anders gesteld.
Hier en elders maakt Van der Schuit een duidelijk onderscheid tussen de belofte en de vervulling ervan, de schenking in de belofte en de toe-eigening door het geloof of deelachtigmaking door het werk van de Heilige Geest.

Van het begin af ging hij in tegen de kuyperiaanse verbondsleer, die tot een idealistische kijk op de gemeente leidt. Maar God zoekt mensen op zoals ze zijn en richt zijn verbond op met mensen die van Hem afgevallen zijn. Hij keerde zich tegelijk met beslistheid tegen de verbondsbeschouwing van G.H. Kersten en de Gereformeerde Gemeenten. De leeruitspraken van de synode van Rotterdam (1931) werden fel bekritiseerd.
De leer heeft een praktische zijde. Bij een schriftuurlijke verbondsleer komen we niet op de rustbank van de veronderstelde wedergeboorte, maar op de knielbank en leren we roepen: Here, bekeer mij, zo zal ik bekeerd zijn. De God van het verbond zoekt de zondaar niet op om hem te zeggen dat hij wedergeboren is of dat Hij hen voor wedergeboren houdt, maar om hem te zeggen en te verzegelen, dat genade op Gods lippen ook voor hem persoonlijk is uitgestort en dat God Geest hem wil deelachtig maken wat in Christus is.

Verbond en verkiezing
Prof. Van der Schuit had een open oog voor de gevaren van elke beschouwing waarbij de uitverkiezing het verbond overheerste. In zijn leer van het verbond der verlossing bracht hij de werkelijkheid van het verbond en de werkelijkheid van de verkiezing wel dicht bij elkaar, maar zonder ze min of meer te vereenzelvigen. Hij omschreef het verbond der verlossing als een verbintenis met de drie goddelijke Personen onderling. Vader, Zoon en Heilige Geest, die zich garant stellen in het stuk der zaligheid van Gods verkorenen ten eeuwigen leven. Dankzij dit verbond is Christus de Borg van de zijnen.
Volgens Van der Schuit vragen we in de praktijk eerst naar Christus als Middelaar en komen er daarna geloofswerkzaamheden met de Borg. Hij meende dat de tegenstellingen op deze wijze overbrugd konden worden en men elkaar in de verbondsinwilliging zou kunnen vinden.
Het was een poging om de verkiezing en de beleving in de leer van het verbond te laten meespreken zonder af te dingen op de belofte en de prediking van de beloften. Respons was er echter nauwelijks.

De heilsorde
In de eerste rectorale rede (1925) wordt van de kuyperiaanse richting gezegd, dat men daarbij niet wedergeboren wordt door het gehoor van het Woord, maar zich door het Woord bewust wordt van zijn wedergeboorte. Kuypers leer van een wedergeboorte die bij een mens jarenlang sluimeren kan, terwijl hij intussen goddeloos leeft, is onschriftuurlijk en in strijd met de confessie.
Overigens hield Van der Schuit vast aan het begrip wedergeboorte zoals dat ook bij Kuyper voorkomt, de wedergeboorte in engere zin. De orde is dan: roeping, wedergeboorte, geloof. Zodoende had hij rond 1951 bedenkingen tegen de visie van Schilder. K.S. en A.S. (Klaas Schilder en Apeldoorn-Schuit), die vroeger veel met elkaar hadden gepolemiseerd, ontmoetten elkaar na de Vrijmaking als deputaten van hun kerken. Er bestaat een interessant verslag van die samensprekingen. Toen Schilder erop wees, dat het geloof de mens wederbaart (NGB, art. 24), zei Van der Schuit: 'En nu vrees ik, dat uw fout is, dat ge uitgaat van het geloof en niet van Gods werk.'
In de discussie bleef het hier niet bij. Maar we merken dat het Van der Schuit te doen was om Gods werk in ons leven.

Bijzondere activiteiten
Toen de Internationale Raad van Christelijke Kerken in 1948 opgericht werd, deed Van der Schuit direct mee en hield hij een rede over Christus en de autoriteit van de Heilige Schrift en de Wereldraad van Kerken. 'Het is nu meer dan ooit tijd, dat de bazuin een heldere klank geeft, nu de Wereldraad van Kerken in bond met het sluwe modernisme zich opmaakt om velen te verleiden.' Gedurende vele jaren was hij vice-president van de I.C.C.C.
Prof Van der Schuit had ook een warm hart voor de zending. Hij is meer dan veertig jaar penningmeester van de Generale Zendingskas geweest. Hij schreef in 1960, dat er geen dag voorbijging waarop het economisch beleid in zendingszaken en de vele financiële vragen niet zijn aandacht, zijn tijd en zijn krachten vroegen. 'De Allerhoogste heeft u en mij niet nodig... Maar Hij wil mensen gebruiken.'

Een markante figuur
Wie de professor gekend hebben, zullen zich zijn markante verschijning kunnen herinneren. Hij was een man van een eigen stijl, zeer beslist in zijn optreden, altijd actief en steeds bereid om te dienen. Na zijn laatste verjaardag schreef hij: 'Oud worden is niet erg. Niets doen, dat is erg.'
Zijn uitspraken maakten indruk en als men het niet met hem eens was, kon men toch niet om hem heen. Hij was een blijmoedig christen en een strijdbaar theoloog.
In Apeldoorn is hij een centrale figuur geweest. Zijn dogmatisch werk was polemisch van toon en praktisch van strekking. Het kenmerkte hem dat hij over de gehele linie aansluiting zocht bij Schrift en belijdenis. Daarmee wees hij kerk en theologie de rechte weg.
Op 10 juni 1968 is hij - zoals de familie het onder woorden bracht - in zijn Here en Heiland ontslapen.

J. van Genderen
(Prof. dr. J. van Genderen is emeritus hoogleraar in de dogmatiek van de Theologische Universiteit te Apeldoorn)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 2003

De Wekker | 16 Pagina's

Professor J.J. van der Schuit (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 2003

De Wekker | 16 Pagina's