Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geloofsbeproeving door innerlijke aanvechtingen (Geloofsbeproeving 2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geloofsbeproeving door innerlijke aanvechtingen (Geloofsbeproeving 2)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat wordt bedoeld?
In het vorige artikel ging het over geloofsbeproeving als gevolg van uiterlijke omstandigheden. Maar ook wanneer de omstandigheden in alle opzichten positief zijn en we alleen maar blij kunnen zijn met Gods hulp en Zijn leiding over ons leven, ook dan kunnen er toch ínnerlijke aanvechtingen zijn.
Zoals zoveel woorden, wordt ook deze uitdrukking wel verschillend gebruikt. Ik bedoel in dit verband vooral de innerlijke strijd in het geestelijke leven, zoals twijfel aan onze genadestaat (dus of wij wel echt een wedergeboren mens zijn, een kind van God) en dergelijke vragen. Al zouden de uiterlijke omstandigheden nog zo moeilijk en verdrietig zijn - maar als je zeker mag weten dat je met lichaam en ziel voor eeuwig het eigendom van Christus bent, dan weegt dat er ruimschoots tegenop: 'want ik ben er zeker van dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die over ons geopenbaard zal worden' (Rom. 8:18).

En wanneer de Heere Zijn nabijheid duidelijk laat ervaren, dan word je soms boven alle lijden en moeite uitgetild. En omgekeerd: wanneer we in de meest gunstige omstandigheden ons toch door God verlaten voelen of wanneer we de zekerheid over onze eigen zaligheid kwijt zijn, dan wordt het geloof - onafhankelijk van allerlei omstandigheden - rechtstreeks door ínnerlijke aanvechtingen beproefd.
Iets daarvan horen wij doorklinken in de Dordtse Leerregels, hoofdstuk V, artikel 11, waarvan de gelovigen gezegd wordt dat zij in zware aanvechting het volle geloofsvertrouwen en de zekerheid van de volharding niet altijd gevoelen. En in artikel 13 wordt uitgesproken dat de aanschouwing van het aangezicht van God (aanschouwing uiteraard in geestelijke zin bedoeld), die met hen verzoend is, voor de gelovigen zoeter is dan het leven, en dat de verberging daarvan bitterder is dan de dood.

Hoe kunnen wij eruit komen?
Aan de ene kant blijkt heel duidelijk dat wij onszelf niet zomaar boven de aanvechting uit kunnen tillen. Ten diepste moeten wij eruit gehaald wórden, namelijk door de Heere Zelf, door de werking van Zijn Heilige Geest. En Hij heeft er Zijn bedoeling mee, wanneer het een langere tijd duurt.
Dat betekent niet dat we maar passief moeten afwachten. Wij moeten - en dat is de andere kant - zoals altijd ook hierin de weg van de middelen bewandelen. Het middel bij uitstek is het Woord van God. Maar wat betekent dat concreet in dit verband? Ik wijs op twee zaken die we in dat Woord vinden:

Beloften
Hoewel we bij hevige aanvechtingen ook alle houvast aan Gods beloften juist kwijt kunnen zijn, toch zijn er zoveel beloften waaraan we ons, biddend tot de Heere, mogen vastklampen: zoekt en gij zult vinden, klopt en u zal opengedaan worden (Luc. 11:9). God laat niet los maar voltooit het werk dat Zijn hand begon (Psalm 138:8, Fil. 1:6).
Christus zelf is door God de Vader verlaten aan het kruis, dieper verlaten dan ooit een mens het zou kunnen voelen. Dat is onder andere met dit doel gebeurd, dat ik in mijn hoogste aanvechtingen verzekerd en volkomen getroost moge zijn dat mijn Heere Jezus Christus door Zijn helse kwelling mij van de helse angst en pijn verlost heeft" (HC, antw. 44).
In de aanvechtingen zijn deze en andere beloften vaak een probleem: ik zoek God al zo lang maar ik vind Hem niet. Zoek ik wel goed? En is God wel bij mij een goed werk begonnen; heb ik wel een waar, levend geloof?
We zijn er niet altijd zo maar uit. Niet voor niets wordt het geloofsleven met een strijd vergeleken in de Bijbel. Een antwoord aan jezelf of aan een ander die in aanvechting verkeert, moet niet goedkoop zijn, zo in de trant van: Gods belofte is er toch, dus het komt vanzelf wel goed.
Maar wel is het zaak, toch steeds weer terug te keren naar Gods beloften. Die zijn het middel waardoor de Heilige Geest niet alleen het geloof in ons hart werkt, maar het ook voedt en versterkt.

Kenmerken
De Bijbel spreekt ook over kenmerken van Gods kinderen, en daarom worden ze in de belijdenisgeschriften ook genoemd. Om één voorbeeld uit de Schrift zelf te noemen: in 1 Joh. 3:14: Wij weten dat wij overgegaan zijn uit de dood in het leven (= wedergeboren zijn), omdat wij de broeders liefhebben.
In de belijdenisgeschriften worden onder andere als kenmerken van de gelovigen genoemd, dat zij God kinderlijk vrezen (DL hoofdstuk I art. 12) en dat zij steeds de toevlucht nemen tot de dood van de Heere Jezus (Ned. Geloofsbel., art. 29).
Deze en andere kenmerken kunnen een aangevochten gelovige tot steun zijn wanneer hij of zij die bij zichzelf constateren kan, zo belijden wij met de DL in het zojuist genoemde artikel. Maar de aanvechting kan mede daarin bestaan dat we die kenmerken juist niet bij onszelf bevinden of daar in ieder geval niet zeker van zijn: heb ik de broeders wel echt op de goede manier lief, zoals in die tekst bedoeld wordt? Vrees ik God wel echt kinderlijk? Enzovoort.
Dan is de aangewezen weg: van het erbij komende, de kenmerken, vandaar weer terug naar het belangrijkste, de beloften van God: al zouden we nu alle kenmerken missen en dus geen ware gelovige zijn - alles wat wij missen, ook in het geestelijke leven, is uit genade om Christus' wil bij God te verkrijgen.

Luther
Graag eindig ik met een woord van Luther, dat ik juist deze week onder ogen kreeg. U weet: Luther heeft heel wat te stellen gehad met aanvechtingen! Hij zei eens: 'soms geloof ik met heel mijn gevoel. Dan beleef ik een blijdschap! - Vaker echter voel ik niet datgene wat ik geloof. Dat is vervelend. Toch geef ik het geloven dan niet op of misschien moet ik zeggen: dan begint het geloven pas echt. Nog vaker voel en zie ik het tegenovergestelde van wat ik geloof. Dat is een ramp. En tóch geloof ik dan dwars tegen mijn gevoelens in!'

W.W. Nijdam
(Ds. W.W. Nijdam is predikant van Alblasserdam)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 november 2003

De Wekker | 16 Pagina's

Geloofsbeproeving door innerlijke aanvechtingen (Geloofsbeproeving 2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 november 2003

De Wekker | 16 Pagina's