Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Heeft het protestantisme zijn tijd gehad? (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Heeft het protestantisme zijn tijd gehad? (1)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op 27 september 2003 stond in het Nederlands Dagblad - en daarnaast ook in het najaarsnummer van het tijdschrift Beweging - een interview met de bekende evangelicale theoloog A. McGrath te lezen, met de prikkelende titel: 'Het einde van het protestantisme'. Dat interview heeft de nodige reacties losgemaakt, ook al omdat de interviewers - G.J. Buijs en H. Paul - in de intro de strekking van het woord 'protestants' reduceerden tot 'protesteren', de uiteindelijke naam van de Samen-op-Wegkerken als 'niet veel meer dan een regelrechte wanhoopsdaad' aanmerkten. Protestants is volgens hen een soort accolade rond een 'potpourri' van kerken, kerken en groepen, waarvan de uiterste houdbaarheidsdatum reeds lang verstreken is. De kennelijke bedoeling van de interviewers was te prikkelen en dat is stellig gelukt.
Op 7 februari j.l. heeft het tijdschrift Kontekstueel een lezersdag aan dit thema gewijd, waar drs. W. Dekker en prof. dr. C. Graafland het woord voerden. In de protestants-gereformeerde dagbladpers is daar vrij uitvoerig aandacht aan besteed. De dag werd druk bezocht. Kennelijk houden deze vragen velen bezig.

Wat verstaat McGrath onder 'protestantisme'?
Om te beginnen: Wat verstaat McGrath onder het 'protestantisme', dat zijn tijd heeft gehad? De interviewers en ook McGrath zelf geven daarover in het interview onvoldoende uitsluitsel. In zijn boek Toekomst voor het christelijk geloof (ondertitel: Invloed en betekenis van het evangelicalisme. Kampen 2000) is hij veel genuanceerder en duidelijker in dit opzicht. Bij 'protestantisme' blijkt McGrath te denken aan een bepaalde lijn in de kerken van de Reformatie, die eenzijdig nadruk legt op een verstandelijke benadering van de Schrift en het geloofsgoed van de kerk. Die lijn is er, ontegenzeggelijk. In het gereformeerde protestantisme van de 16e en 17e eeuw ontstond de orthodoxie, die het denken verzelfstandigt, en daarmee de wederkerige betrokkenheid van geloof en ervaring verwaarloost. De zekerheid werd gezocht in de onweerlegbaarheid van een rationele argumentatie, die buiten het hart om ging. In die bewijsvoering bleef de persoonlijke relatie tot God in Christus buiten beeld, en daarmee was de scheiding tussen 'hoofd' en 'hart' een feit.
Achteraf gezien had het niet anders kunnen aflopen dan het gedaan heeft: het hele rationele huis moest wel in elkaar zakken toen er steeds meer steentjes uit gehaald werden. Het heeft iets tragisch dat in de 20ste eeuw het neocalvinisme dezelfde fout herhaalde. En opnieuw is een radicaal afscheid van het gereformeerd belijden de uitkomst. De man die in dat proces een sleutelrol heeft gespeeld, H.M. Kuitert, heeft het spreken over God aan de geldende criteria van wetenschappelijkheid onderworpen, en ook hij is niet toevallig geëindigd in een afwijzing van het bestaan van God.
Bij 'protestantisme' denkt McGrath dus aan de vooral op de orthodoxe leer gefixeerde stroming in de kerk van de Reformatie, en hij wijst erop dat deze variant is uitgemond in een vrijzinnigheid, die zich niet of nauwelijks van het atheïsme onderscheidt, Hij denkt dan vooral aan de gestalte die het in het laat-19de-eeuwse Duitsland of ook het huidige Frankrijk, maar ook in de vrijzinnigheid in ons land heeft gekregen. Het is niet meer dan een manier van in de wereld staan, zonder dat een levende relatie met God in Christus daarvoor nodig, laat staan wezenlijk is. Dit 'protestantisme' - ik ben het met McGrath eens - heeft geen toekomst.

Wat is het alternatief?
Het hoeft geen betoog, dat het protestantisme dat McGrath op het oog heeft slechts een bepaalde stroming binnen de gereformeerde traditie vertegenwoordigt. Van de meeste lezers van De Wekker zal gelden, dat ze zichzelf niet daartoe rekenen. Dat is stellig anders bij wat McGrath er tegenover stelt. Hij noemt dat 'evangelicalisme', maar bedoelt hij met die term wel hetzelfde als wij Nederlanders erin horen? Hij omschrijft het als een 'manier van orthodox-zijn', waarin de nadruk ligt op persoonlijke bekering en levensheiliging, én die gekenmerkt wordt door een oprechte bewogenheid met en evangelisatorische inzet voor de niet-gelovige medemens. Het verbaast niet, dat McGrath zich ook voor dit geloofstype op de Reformatie beroept. Dat betekent, dat hij met het woord 'protestant' een bepaalde variant binnen de reformatorische beweging op het oog heeft, maar niet de Reformatie zelf! Omgekeerd kan hij ook het 'individualistische trekje' van de evangelicale beweging onder kritiek stellen, en pleiten voor het 'tegenwicht' van de gemeenschap.
Het lijkt me niet nodig strijd te voeren over woorden. McGrath gebruikt de term 'protestantisme' om een bepaalde eenzijdigheid in de kerk van de Reformatie aan te wijzen. Hij noemt de benaming 'protestants' een 'negatieve definitie' van een overigens 'kleurrijke beweging'. Historisch gezien valt op dat 'negatieve' wel het nodige af te dingen, maar in zijn analyse ben ik het goeddeels met hem eens. Datzelfde geldt van de inhoud. Voor wat de Reformatie onder geloof verstond is immers de levende gemeenschap met Christus wezenlijk. Waar Christus door het geloof in ons hart woning maakt (Ef. 3,17), krijgt dat zó gestalte dat Hij ons van harte gewillig en bereid maakt voor Hem te leven. Daarin gaat het om persoonlijke bekering, levensheiliging en in woord en daad het Evangelie uitdragen.
Kortom: ik ben het geheel eens met wat McGrath als wezenlijke momenten van levend geloven aanmerkt. Ik zou niet weten, wat een goed-gereformeerd mens daar op zou willen of kunnen afdingen.

Er is meer aan de hand
Op zaterdag 7 februari j.l. heeft prof. dr. C. Graafland niet alleen bijval betuigd aan McGrath's afkeer van de term 'protestantisme', maar ook eigen accenten geplaatst. Daarbij heeft hij nadrukkelijk ook gekeken naar de kleine protestantse kerken. Voorzover deze kerken van gereformeerd belijden vooral op het geloof als kennis focussen - de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt noemde hij met name - zijn ze gedoemd ten onder te gaan aan de innerlijke problematiek van het protestantisme. Voorzover ze het gevoel een belangrijke stem in het kapittel geven, is er hoop, maar niet veel - omdat de bevinding ook meer en meer ingesponnen raakt in een rationeel systeem. Blijft dus over: laten we ons heil zoeken in de evangelicale beweging, die de kerk kan vernieuwen. Daar immers vinden jongeren en ouderen de beleving, die ze in de gevestigde kerken missen. 'If you can't beat them, join them!' In goed Nederlands: als je niet van ze kunt winnen, sluit je dan bij hen aan.
Hoe denkt prof. Graafland zich die aansluiting bij de beleving in de evangelische spiritualiteit in? Op de Kontekstueel-dag stelde hij, dat we elkaar moesten proberen te vinden op de noemer van 'de rechtvaardiging van de goddeloze'. Denkt hij echt, dat de gehele evangelische beweging in ons land niet alleen weet wat dat inhoudt, maar het ook centraal acht of zelfs maar onderschrijft? In evangelische literatuur wordt het christelijk geloofsleven wel als een lijn getekend, waarop de rechtvaardiging een punt is, een moment of een ervaring. Vervolgens gaat het dan als heiliging verder. Rechtvaardiging wordt dan een doorgangsstadium in een groeiproces. Het is een ervaring, en niet meer een besef van wat de apostel zegt, dat Christus onze rechtvaardiging en heiliging is - en dus blijft. 'Tegelijk zondaar en rechtvaardige' te zijn was een belangrijk inzicht bij Luther, maar ik zie dat in de evangelische beweging in ons land niet centraal staan, als het al niet wordt ontkend.
Ik ben dus nog niet zover het advies van prof. Graafland over te nemen. Met de aanduidingen van waar 'evangelicalisme' volgens McGrath voor staat heb ik niet zoveel moeite, maar er komt nog wel heel wat meer mee onder die vlag, waar ik beduidend minder gelukkig mee ben. Dienen er geen pittige vragen gesteld te worden bij de nadruk op beleving in de evangelicale stroming? Is het ook niet zaak te vragen waarom mensen vanuit de gevestigde kerken overgaan naar evangelicale gemeenten? Wat zoeken ze er, wat vinden ze er? Kan het ook zijn, dat ze vermoeid zijn en aangeslagen door de constante aanvallen op het christelijk geloof in een eenzijdig-rationele cultuur, en zich onderdompelen in de beleving om de vragen te ontvluchten? Dan is het zoeken naar beleving in een evangelische spiritualiteit niet een oplossing, maar een maskeren van wat er echt aan de hand is.
Graafland wees er zelf terecht op, dat de nadruk op het 'hoofd' ten koste van het 'hart' niet een specifiek protestants probleem vormt, maar een West-Europees verschijnsel is, met wortels die achter de Reformatie teruggaan. Het is een probleem, waaraan onze hele cultuur lijdt en dat alles doortrekt. Er steekt in de ontwikkeling van onze cultuur, van de wetenschap, een tendens die in de vroege Middeleeuwen ontstaat, en die kenmerkend is geworden voor onze westerse cultuur. Dat maakt dat de eenzijdige nadruk op de ratio in bepaalde varianten van het protestantisme niet specifiek protestants is, maar samenhangt met bewegingen in de cultuur. Ik noteer dat niet als een verontschuldiging, maar om te onderstrepen dat we die nadruk op het rationele niet zomaar even af kunnen schudden.
Maar dan is het zeer de vraag of het overnemen van een scheut 'beleving' ook echt een oplossing biedt. Kunnen de mensen die erheen vluchten het daar volhouden? Of zal straks alsnog het denken voor de bijl gaan, en de christelijk-religieuze beleving ingeruild worden voor een andere vorm van beleving? De VU-hoogleraar H.C. Stoffels heeft jaren geleden in een artikel over de 'opmars der evangelischen' gesteld, dat 'voor velen de evangelische beweging toch als een soort doorgangshuis fungeert, een tijdelijke pleisterplaats op weg naar andere vormen van geloofsbeleving of naar buitenkerkelijkheid'. Die tendensen zijn er ook, en ze moeten ons te denken geven. Ook daarom doen we er goed aan onze huidige, op beleving gerichte cultuur kritisch te bezien in het licht van de Schrift, en te vragen hoe we als christenen in die cultuur hebben te staan.

G.C. den Hertog
(Prof. dr. G.C. den Hertog is hoogleraar ethiek en apologetiek aan de TUA in Apeldoorn)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 maart 2004

De Wekker | 16 Pagina's

Heeft het protestantisme zijn tijd gehad? (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 maart 2004

De Wekker | 16 Pagina's