Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Alzo zal het onder u niet zijn

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Alzo zal het onder u niet zijn

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De bekende woorden die hierboven staan, geven het onderscheid aan tussen wereldlijke en kerkelijke wijze van handelen. Ze zijn ontleend aan de geschiedenis, waarin twee discipelen van Jezus, wellicht daartoe aangespoord door hun moeder, een ereplaats verzochten in het rijk van de heerlijkheid. De tien andere leerlingen namen de twee onder handen. Een soort twistgesprek ontstond, waarbij de vraag naar de belangrijkheid van de volgelingen van Jezus het thema was. Jezus roept zijn jongeren nu tot zich. Hij plaatst in zijn onderwijs de heerschappij en macht van de wereldgroten tegenover het dienen in de gemeente. Zelf gaf Hij het voorbeeld. Hij kwam niet om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven tot een losprijs voor velen. De losprijs werd op Golgotha betaald. Daardoor werd de gemeente van Christus in de vrijheid gesteld, de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods. Ware vrijheid heeft met wereldlijke machtsuitoefening, met het voeren van heerschappij niet te maken.

Kerkrecht?
Misschien denkt iemand, wat dit verhaal te maken heeft met het kerkrecht. Het heeft er alles mee te maken. Zo zal het onder u niet zijn: geen heerschappij, geen macht, maar dienen. Er zijn voorbeelden genoeg te geven, waarin de betekenis van dit totaal andere beginsel tot uitdrukking komt. Eén van die voorbeelden staat te lezen in art. 30 van onze kerkorde. Daar gaat het, zou men kunnen zeggen, om de vrijheid om binnen de kring van de discipelen te leven naar de eigen norm van het evangelie. We lezen er de uitdrukking, dat men op kerkelijke vergaderingen kerkelijke zaken zal behandelen en dat op kerkelijke wijze. Geen politiek dus op een kerkenraad, classis of synode. Dat is duidelijk. Wél theologie zou men kunnen vragen? Géén theologie, dan alleen misschien in het geval waarin het gaat om die theologische vorm waarin onze confessie gestalte heeft gekregen. Er zou meer te noemen zijn. Het gaat nu speciaal om de uitdrukking dat men op een kerkelijke manier bezig zal zijn. En dit laatste staat rechtstreeks in verband met de woorden van de Here Jezus: zo zal het onder u niet zijn.
Het is nuttig iets te citeren uit een collegedictaat van prof dr. F.L. Rutgers, waarin hij het optreden van de overheid, dat gekenmerkt wordt door gehoorzaamheid, dwang en uiterlijk geweld ter sprake brengt. In de kerk gaat het om iets geheel anders. Daar moet Gods Woord de toon aangeven. "Alle besluiten en regelingen moeten voor de kerken gemotiveerd worden en altijd op Gods Woord steunen. Men moet in 't kerkelijke overtuigen, geduld oefenen, waar bezwaren zijn. Kerkelijke terminologie moet verschillen van civiele terminologie. Volgt de kerk de laatste in vorm na, dan ontaardt ze. In de kerkelijke vergaderingen zijn de dienaren dienaren van Christus om Gods Woord te bedienen. Ze zijn geen overheden. Dit beginsel is nodig tegen de ontaarding en de gemeente zou tegen overheersing in verzet komen...".
Het is ons nu vooral te doen om de zinsnede, waarin het verschil tussen civiele jurisdictie en kerkelijke dienstvaardigheid tegenover elkaar geplaatst worden. Die stelling doet denken aan de manier waarop Calvijn te werk ging, toen hij voor de kerk van Geneve een kerkorde ontwierp. Hij was overtuigd dat voor die orde het woord van Christus beslissend was: "Alzo zal het onder u niet zijn". Dit woord staat als het ware geschreven aan de voet van het kruis, waar Christus de vrijheid van de gemeente van elke vorm van macht en wereldlijke heerschappij heeft verworven.

Twee vragen
Men zou hier twee vragen kunnen stellen. De eerste is, of wij bereid zijn om de minste te wezen en te dienen. Wie groot wil worden onder u, zal uw dienaar zijn. Heerschappij voeren en macht, geld, eer en andere wereldse zaken behoren daar niet bij. Hoezeer kunnen die zaken echter ook binnen de gemeente een rol spelen en ontregelend werken. Wanneer zelfs bij de discipelen met de Here onderweg naar Zijn kruis, deze dingen niet ontbraken, kunnen we er wel zeker van zijn dat ze ook onder ons gevonden worden. Zij verzieken de onderlinge verhoudingen tussen broeders en zusters. In de kerk zijn we bezig om de zaken te regelen "op kerkelijke wijze". En daarvoor is allereerst deze fundamentele levenshouding een vereiste.

Een tweede vraag die hier klemt, is die, of de gemeente van Christus in haar optreden in deze wereld zich voldoende bewust is van de vrijheid waarin zij staat. Ook ten opzichte van de overheid en haar organen, mag de gemeente staan in een vrijheid die haar door de offerdood van Christus is verworven. Dit laatste raakt zeer zeker het verschil tussen het civiele recht, en zijn vormen en manieren. Rutgers kon terecht schrijven dat er verschil is tussen kerkelijke terminologie en civiele terminologie. Dat onderscheid moet blijven. Het canonieke recht had een andere bron dan de codex iuris civilis. En een dunne (gelukkig!) gereformeerde kerkorde staat op een andere bodem, dan alle wetboeken van het Nederlandse recht bij elkaar, inclusief het burgerlijk procesrecht. Moet men dan beslist rechten gestudeerd hebben om een kerkorde te lezen? Nog een stap verder dienen we te zetten. Wanneer het niet slechts gaat om terminologie, maar om de vrijheid die in Christus is, duur verworven, we zeggen het op deze Goede Vrijdag, door het bloed van de Here Jezus, dan liggen de zaken nog vrij wat dieper dan in de sfeer van termen en begrippen, die in een justitiële sfeer gehanteerd worden. Dan gaat het om de vrijheid die in Christus is. Ik schrijf deze woorden in het besef dat in onze kerken bij tijden meer respect voor een wereldlijke rechter schijnt te zijn, wiens toetsingscriterium bij voorbaat zo gerespecteerd wordt, dat zaken, die kerkelijk gezien compleet duidelijk zijn, worden opgehouden. De kroonrechten van Christus zijn daarbij in geding, evenals de vrijheid waartoe wij geroepen zijn, om er in te staan en ons geen ander juk te laten opleggen. "Ik stap naar de rechter", mag geen stagnatie brengen in de uitoefening van Zijn macht en heerschappij, vandaag en onder ons.

W. van 't Spijker
(Prof. dr. W. van 't Spijker is emeritushoogleraar kerkgeschiedenis en kerkrecht van de TUA in Apeldoorn)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 2004

De Wekker | 16 Pagina's

Alzo zal het onder u niet zijn

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 2004

De Wekker | 16 Pagina's