Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Moet dat in de preek?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Moet dat in de preek?

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Elke zondag opnieuw en in elke dienst moet toch het evangelie worden verkondigd? Paulus schrijft toch: wee mij als ik dát niet doe. Vandaar dat de gemeente des Heeren keer op keer het evangelie moet horen. En dan ook nog het volle evangelie. Is het daarmee dan niet in strijd wanneer het oordeel van God doorklinkt in de verkondiging van het Woord? Moet het zo nodig gezegd worden dat het de mens gezet is eenmaal te sterven en daarna het oordeel? Dan ga je toch op z'n minst somber gestemd de kerk uit, zo je onder de preek al niet somber en neerslachtig wordt.

Waarschuwende prediking
'Van verschillende kanten wordt de klacht gehoord, dat het gericht van God in de prediking van vandaag niet meer duidelijk wordt gehoord. Het waarschuwende element komt in de verkondiging niet meer tot zijn recht, zo wordt gezegd. Dit gaat dan ten koste van de ernst en de diepte der prediking.
Het is moeilijk te beoordelen of we hier met een reactieverschijnsel te doen hebben. Er zijn immers tijden geweest, dat men in bepaalde kerken en kringen de verkondiging van het oordeel van God sterk op de voorgrond stelde...
Juist in het licht van het gericht van God krijgt het evangelie zijn volle betekenis. Het evangelie verkondigt ons immers, dat God Zijn oordeel niet terzijde stelt, maar handhaaft. Wie deze achtergrond van het evangelie niet ziet heeft ook geen oog voor het wonder van het evangelie. Ook is het gevaar in onze tijd niet denkbeeldig, dat wij het oordeel van God waar de Bijbel zo indringend over spreekt, alleen van toepassing achten op diegenen, die buiten de kerk en vervreemd van het geloof leven.'

Het is inmiddels vijfentwintig jaar geleden dat de tegenwoordige prof dr. L. Floor deze inleidende woorden schreef in zijn boek Het gericht van God volgens het Nieuwe Testament.
De klachten zijn intussen niet verminderd. Integendeel. Zij zijn in sterke mate toegenomen. Vandaar dat van meer dan een zijde mij gevraagd werd daarover in ons blad iets te schrijven.
In het algemeen mist men het waarschuwende element in de prediking en bij begrafenissen. De indruk kan ontstaan dat het met allen wel goed komt of zelfs dat iedereen wel behouden is.
Christus is toch voor zondaren gestorven!
Als wij de mensen om ons heen niet waarschuwen is het dan niet ónze schuld wanneer onze naaste voor eeuwig verloren gaat? Of moeten we het niet zo zwaar nemen?

Is het wel nodig?
Het lijkt erop dat hoe langer hoe meer mensen het niet nodig vinden dat er gewaarschuwd wordt voor het verderf. Daarbij geldt een aantal overwegingen. In de eerste plaats komt het voor dat men een vrij optimistisch mensbeeld heeft. Mensen mogen dan bij tijden slechte dingen denken en doen, maar ja, zo is de mens nu eenmaal. Het zijn hoogstens eenzijdigheden, fouten, of alleen maar minpunten. In wezen is de mens niet zo verdorven als wel wordt beweerd.

In de tweede plaats meent men dat als God een God van liefde is het met iedereen wel in orde komt. De gedachte van een invloedrijk theoloog dringt steeds verder door dat Jezus voor iedereen is gestorven. Hij hing toch temidden van twee gekruisigden! De een riep wel, maar dacht je dat de ander verloren is gegaan? Dat kan men zich niet voorstellen.

In de derde plaats is te noemen de angst om het oordeel te verkondigen. Men is bang om voor ouderwets versleten te worden. En daarom zwijgen voorgangers over het gericht, ook al denken ze soms wel eens dat ze mensen zouden moeten waarschuwen. Want bij tijden klaagt het hen aan dat ze wellicht mensen door eigen tekort en schuld verloren zouden laten gaan.

In de Bijbel
In het Woord van God zien we duidelijk dat gewaarschuwd wordt. Zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament zijn daar talloze voorbeelden van te geven. Mozes en Elia waarschuwden het volk van God. Wat de profeten verkondigden liegt er niet om. Denk alleen maar aan wat Ezechiël zegt ten aanzien van de taak van de wachters. U zult hen in Mijn Naam waarschuwen, zegt de HEERE. Als u dit niet doet, zal ik het bloed van de mensen van uw hand eisen. In alle ernst en met klem wordt het volk van God opgeroepen tot bekering.

Dr. L. Floor heeft in genoemd boek laten zien dat in heel het Nieuwe Testament indringende waarschuwingen behoren tot de prediking van het evangelie, ook binnen de christelijke gemeente.
In zijn boek Priesterlijke prediking wijdt prof. W. Kremer een heel hoofdstuk aan het gericht in de prediking. Op een indringende manier vraagt hij aandacht voor dit aspect van het Woord van God. Om zo verantwoord om te gaan met Gods Woord én met de gemeente.
Het is van belang dat in ieder geval kerkenraden hieraan aandacht geven. Temeer omdat de ouderlingen belast zijn met het toezicht op de bediening van het Woord in de gemeente van de Heere. Zij hebben te waken voor een eenzijdige prediking.

In de prediking
Een ouderling gaf als zijn mening dat in de samenkomsten van de gemeente het geheel van de gemeente diende te worden aangesproken als heilig in Christus. Hij vond dat in de preek dan niet gewaarschuwd mocht worden voor onbekeerd zijn of voor huichelarij. Dat moest de ouderling maar doen wanneer hij bij de leden van de gemeente op huisbezoek kwam. Of het daar dan metterdaad geschiedt is nog maar de vraag. Men andere woorden: wanneer het in de prediking niet gebeurt zal het veelal ontbreken. Met alle gevolgen ervan.
In een gesprek tussen kerkenraden kan het voorkomen dat over het waarschuwende element in de prediking ernstig wordt doorgesproken. Eerlijk en open gaat men met elkaar om. Maar wat blijkt? Er zijn broeders die de overtuiging zijn toegedaan dat je in de prediking alleen maar op een liefdevolle manier moet trekken naar de Heere. Waarschuwen in de prediking wijst men af als bangmakerij. We hebben toch te doen met de ene gemeente des HEEREN? Voor heel de gemeente gelden toch de beloften van zalig worden! Wat moet je dan nog meer?
Bij het erop wijzen dat Johannes de Doper in zijn prediking waarschuwend bezig was en zelfs kon zeggen dat de bijl aan de wortel van de boom ligt, reageert men met: ja maar, dat was Johannes wij leven nu in de gemeente. Als vervolgens naar voren wordt gebracht dat Jezus in Zijn volmaakte prediking ernstig waarschuwde en sprak over de wijze en de dwaze bouwer, de wijze en de dwaze bruidsmeisjes en dat Hij indringend verkondigde: ga in door de nauwe poort op de smalle weg, wordt gezegd dat wij zó niet in de gemeente te preken hebben, want wij zijn de gemeente des HEEREN. Wat moet je dan met wat de verhoogde Christus schreef aan de zeven gemeenten in Klein Azië?
Men geeft het waarschuwende element bewust geen plaats. Hoogstens een heel enkele keer.
Vanuit de gedachte dat je alleen het evangelie dient te verkondigen.
We kunnen dan wel zeggen dat je tekort doet aan de boodschap die in de gemeente verkondigd dient te worden. In zondag 31 van de Catechismus belijden we dat elke gelovige en aan allen verkondigd moet worden dat hun zonden zijn vergeven, zo vaak zij de belofte van het evangelie gelovig aannemen. Daarentegen dat aan hen die nog niet tot geloof zijn gekomen verkondigd moet worden dat de toorn van God op hen ligt, zolang zij niet tot bekering komen.
Beide elementen zullen een plaats ontvangen in de prediking in de ene gemeente.
Beide elementen zijn ten diepste voluit evangelie!

In alle ernst
Telkens en telkens weer worden we in het Nieuwe Testament getroffen door de mededeling, dat het gericht van God een antwoord is, een goddelijk antwoord op de zonde van de mens.
Het gericht van God is zo'n volstrekte werkelijkheid, omdat de zonde van de mens zo'n vreselijke realiteit is. Wel staat in het Nieuwe Testament de gerichtsboodschap in het kader van de evangelieverkondiging en behoort de aankondiging van het oordeel ook tot het evangelie, dit neemt niet weg, dat het oordeel van God iets vreselijks blijft...
Er is niemand die er aan kan ontkomen...
De verschrikkelijkheid van het oordeel zoals het Nieuwe Testament dit verkondigt, wijst ons er op en wil er ons van overtuigen hoe erg God de zonde vindt.
Het gaat niet om wat wij van de zonde denken, maar wat God van de zonde denkt. Het oordeel van God, zo vinden we in het Nieuwe Testament, is het goddelijke antwoord op het fundamentele probleem van de zonde.'
Met opnieuw een citaat uit het genoemde boek sluit ik af:
'Het komend gericht dient een aansporing te zijn om tot God de toevlucht te nemen. Om deze reden heeft het oordeel van God een rechtmatige plaats in de verkondiging van het evangelie.'
Je doet wat wanneer de mensen het volle evangelie onthouden wordt!

J. Van Amstel
(Ds. J. Van Amstel is predikant van de kerk van Ede)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 april 2004

De Wekker | 16 Pagina's

Moet dat in de preek?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 april 2004

De Wekker | 16 Pagina's