Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Herrie rond hoogleraren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Herrie rond hoogleraren

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met enige nieuwsgierigheid plegen de benoemingen aan de universiteit in Apeldoorn te worden gadegeslagen. Een vacature betekent de laatste decennia telkens weer een stimulans voor het 'onze man'-bewustzijn van bepaalde belanghebbenden. Hoe gaat het bij dergelijke gelegenheden toe in de universitaire binnenkamer? Even waarschijnlijk als hopelijk beter dan vroeger in de boezem van de Leidse theologische faculteit. Vorige maand was het tachtig jaar geleden dat dr. Albert Eekhof (1884-1933) na veel geharrewar benoemd werd op de leerstoel voor de geschiedenis van het christendom.

Eekhof was dermate onverdacht gereformeerd dat de Gereformeerde Bond in 1924 overwogen heeft hem op een in Leiden te stichten bijzondere leerstoel te plaatsen. Bijzonder was dat de faculteit er in 1914 zelf voor gezorgd had dat de confessioneel-hervormde theoloog in het hooglerarencorps werd opgenomen. In dat jaar kreeg hij als buitengewoon hoogleraar de taak het onderwijs in de geschiedenis van het gereformeerd protestantisme te verzorgen. Deze leeropdracht had hij aan de hem gunstig gezinde - gematigd vrijzinnige - prof F. Pijper te danken.

Een vacature
Tien jaar later waren zijn collega's de overtuiging toegedaan dat het voor Pijper tijd werd het veld te ruimen. Diens gezondheidstoestand was halverwege 1923 ronduit zwak. Hij gaf nog slechts colleges aan huis. Blijkbaar vermoedden de hoogleraren dat de kwaliteit daarvan leek op het Handboek voor kerkgeschiedenis dat Pijper in dat jaar nog het licht deed zien. Het inkijken van zijn presentexemplaar ontlokte faculteitsvoorzitter K.H. Roessingh de verzuchting: 'Liever geen boeken publiceeren dan zulke miserabele stapels van onverwerkte documenten'.
's Zondags na kerktijd werd Roessingh bevestigd in zijn voornemen de zwakke plek uit de faculteit te snijden door huisarts J. Bruining, die vond dat Pijper werk moest gaan maken van zijn aftreden. Pijpers collega's lieten zich vinden voor het plan om Bruining te laten ingrijpen, aangezien dat de minst pijnlijke weg was. Pijper weigerde nog enige tijd hardnekkig af te treden en stelde voor met verlof te gaan.
Niettemin zwichtte de kerkhistoricus en vroeg hij per 2 juni 1924 zijn ontslag aan.

Listig plan
Toch was 'het geval Pijper' niet zo gemakkelijk naar wens af te wikkelen. Pijper beraadslaagde niet mee over zijn opvolging, hetgeen de vrijmoedigheid van zijn collega's vergrootte. Daardoor is de gang van zaken wel zo inzichtgevend in de verhoudingen. Pijper wilde dat zijn leerling Eekhof hem zou opvolgen, terwijl hij J.N. Bakhuizen van den Brink (1896-1987) graag benoemd zag tot buitengewoon hoogleraar in de geschiedenis van het christendom in 'mohammedaanse' landen.
Pijpers collega's lijken deze voordracht wel verwacht te hebben. Gevieren zetten de staatshoogleraren 'een zeer listig plan' in elkaar om de zaak zolang mogelijk te rekken, Pijper onschadelijk te maken en een kans te krijgen om J. Lindeboom (1882-1958), hoogleraar te Groningen, of M. van Rhijn (1888-1966), de studiesecretaris van de Nederlandsche Christen-Studenten Vereeniging, naar Leiden te krijgen.
Bij faculteitsvoorzitter Roessingh vond voor de officiële vergadering een 'geheime samenkomst' plaats, waar een en ander kon worden voorgekookt. De voorzitter deed verslag van de stand van zaken en de kansen van Van Rhijn. Lobbyende grootheden hadden, voordat Pijpers voorstel in bespreking werd genomen door de faculteit, reeds een heel net om de vacature gespannen.

Voorbijgaan?
De oudtestamenticus B.D. Eerdmans aarzelde om Van Rhijn op de eerste plaats te zetten van de voordracht. Zijns inziens moest Lindeboom naar Leiden. De nieuwtestamenticus Windisch voelde daar ook voor, maar meende dat daarmee 'onze kansen' zouden worden verkleind. Duidelijk is dat men om Eekhofs benoeming te voorkomen, genoegen nam met een ethisch-orthodoxe theoloog om meer kans te maken. Voor Van Rhijn kon men echter zonder moeite bovendien positieve argumenten aanvoeren.
Roessingh noemde twee dagen later in de vergadering waarin spijkers met koppen moesten worden geslagen de namen van Van Rhijn en Lindeboom. L. Knappert, die als kerkelijk hoogleraar buiten alle vooroverleg was gehouden, bracht de discussie pas goed op gang. Hij kreeg de overigen mee in de mening dat het buitengewoon hoogleraarschap dat Pijper voorstelde overbodig was, omdat de historicus H.T. Colenbrander dit thema op zijn colleges behandelde. Hij zei de methode van Pijper niet te bewonderen en er historische visie in te missen. Toch wilde hij Eekhof, ook al was hij een volgeling van diezelfde methode, als eerste voordragen. 'Eekhof is nu eenmaal hier en kan niet worden voorbijgegaan.' Daar sloot de andere kerkelijke hoogleraar, H.M. van Nes, zich bij aan. Bovendien had Eekhof zijn werk volgens hem steeds goed gedaan. In de optiek van G.J. Heerings, seminariumhoogleraar bij de remonstranten, mochten deze persoonlijke elementen niet meespelen. Als leerling van Pijper zei hij te weten 'dat dit soort onderwijs niet aanbevelenswaardig is'. Eerdmans bracht de theologische richting van de kandidaten ter sprake. 'Om principiële redenen van richting' zou hij Lindeboom het liefst in de eerste plaats noemen. Hij erkende echter uit de wetenschappelijke arbeid van Van Rhijn de indruk te hebben geput 'dat zijn historisch onderwijs in veel meer levende richting zal gaan dan dat van prof Pijpers eigen volgelingen'. Om die reden sloot hij zich bij de voorzitter aan. Dat deden ook de godsdiensthistoricus W.B. Kristensen en Windisch.

Benoemd
Op voorstel van Roessingh plaatste de faculteit Van Rhijn als eerste en Lindeboom als tweede op de voordracht. In de brief verantwoordde de faculteit zich in iets diplomatieker bewoordingen dan tijdens de vergadering voor het ontbreken van Eekhofs naam. Bij de beide anderen stond hij ten achter wat betreft de gave 'de stof tot een levend geheel te verwerken en de geestelijke stroomingen in de geschiedenis van het christendom te teekenen en tot haar recht te doen komen'. De faculteit besloot intussen geen voorstel te doen om de colleges van Pijper gedurende de vacature tijdelijk te doen waarnemen. De als vervanger voor de hand liggende Eekhof wilde men hier blijkbaar niet lekker mee maken. Nadat het feit dat hij gepasseerd was in ieder geval openbaar was geworden, moesten ze deze impliciete bevordering immers weer ongedaan maken.
Ditmaal zetten de curatoren van de universiteit de faculteit de voet dwars. Pijper had zijn wens Eekhof tot zijn opvolger en Bakhuizen tot buitengewoon hoogleraar te benoemen zowel aan hen als aan de minister van onderwijs kenbaar gemaakt. Zelf zagen de curatoren in alleen Eekhof een goedkopere optie, aangezien deze bereid was het tot nu toe gegeven onderwijs voort te zetten. De curatoren wisten dat zijn bezielende colleges druk bezocht werden, ook door niet theologen, terwijl de colleges niet eens verplicht waren. Een minderheid van het curatorium ging met de faculteit mee, maar die was voor de christelijk-historische minister J.Th. de Visser niet doorslaggevend. Alle overleggingen van de faculteit ten spijt werd Eekhof nog geen anderhalve maand later tot hoogleraar in de geschiedenis van het christendom, de leerstellingen van de christelijke godsdienst, alsmede in het bijzonder in de geschiedenis van het gereformeerd protestantisme benoemd. Roessingh polste de minister nog om voor Van Rhijn een buitengewone leerstoel los te krijgen, maar ving bot, zoals hij verwacht had.

Kortstondige invloed
De faculteit zou weten dat ze een confessioneel- hervormde collega hadden gekregen die, anders dan toen hij nog buitengewoon hoogleraar was, niet slechts een adviserende stem had. Een tamelijk opzichtige poging Eekhofs leeropdracht hardhandig te beperken, liep stuk op het succesvolle tegenoffensief van de betrokkene, binnen en buiten de directe kring van zijn collega's. Sarcastisch noteerde Roessingh in zijn dagboek dat Eekhof 'nu voor het eerst met het volle gezag van zijn verkregen macht', scherp oppositie voerde. Achteraf was Kristensen erg van zijn stuk, in het besef dat de oude vriendschappelijke verhoudingen in de faculteit aan hun eind waren gekomen. De verslechterde verhouding tussen Eekhof en zijn collega's kwam op scherp te staan toen Roessingh eind 1925 door kanker werd geveld. 'Met nadruk' schoof Eekhof de net als hijzelf confessionele Th.L. Haitjema als opvolger naar voren, sinds 1923 kerkelijk hoogleraar in Groningen. Zonder succes.
Na deze geschiedenis wist de open en aimabele Eekhof de verhoudingen te verbeteren, ook al verschilde hij in de jaren 1929 en 1931 vasthoudend van mening met zijn collega's over benoemingen van nieuwe hoogleraren. Op 23 maart 1933 overleed Eekhof 49 jaar oud, na een kort en gelovig gedragen ziekbed aan een longontsteking. De tot de ethisch-orthodoxe richting gerekende J.N. Bakhuizen van den Brink (1896-1987) volgde hem op. Na Eekhofs overlijden verdween de invloed van confessioneel-gereformeerde theologen weer uit het college van hoogleraren in de Leidse theologische faculteit.

C.M. van Driel
(Niels van Driel is historicus: hij raadpleegde de archieven van faculteit, curatoren en ministerie van onderwijs)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 december 2004

De Wekker | 16 Pagina's

Herrie rond hoogleraren

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 december 2004

De Wekker | 16 Pagina's