Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De waarde van het leven: overeenkomsten èn verschillen tussen christelijke en Joodse ethiek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De waarde van het leven: overeenkomsten èn verschillen tussen christelijke en Joodse ethiek

Verslag conferentie RCGS

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De afgelopen weken lieten weer een staalkaart zien van wat er allemaal aan de hand is rond het thema de waarde van het leven. Britse artsen die abortus pleegden omdat ze een hazenlip een ernstige handicap vonden, werden niet vervolgd. De Hoge Raad veroordeelde een ziekenhuis en een vroedvrouw voor het niet verrichten van prenataal onderzoek waardoor een gehandicapt kind ongewenst kon worden geboren. En juridisch getouwtrek rond het mogen beëindigen van het leven een vegeterende vrouw in Amerika.

Het was dan ook bepaald een actueel onderwerp waarover de Vereniging van Regionale Christelijke Gereformeerde Studiekringen (RCGS) zaterdag 5 maart confereerde. Maar de aandacht ging die dag bepaald niet alleen uit naar de concrete beslissingen rond leven en dood. De sprekers was gevraagd vooral in te gaan op de achtergronden van die beslissingen: de achterliggende waarden en normen vanuit de Bijbel. Die Bijbel is niet alleen het uitgangspunt voor christenen, maar ook voor (orthodoxe) Joden. Daarom werden op de conferentie bijdragen geleverd vanuit beide tradities.

Schepping van God of klompje cellen?
De christelijke ethiek werd verwoord door prof.dr.ir. H. Jochemsen (bijzonder hoogleraar medische ethiek aan de Vrije Universiteit en directeur van het Lindeboominstituut – Centrum voor christelijke medische ethiek). Hij stond met name stil bij de beschermwaardigheid van het menselijk embryo. Niet alleen bij abortus, maar bijvoorbeeld ook bij onderzoek aan embryonale stamcellen en bij de vraag wat te doen met restembryo‘s die ontstaan na reageerbuisbevruchting, is het belangrijk om te weten wat God in Zijn Woord zegt over het menselijk leven vóór de geboorte. Eén van de meest treffende bijbelplaatsen is in dit verband Psalm 139. Daaruit blijkt:
• vanaf het vroegste begin is de vrucht een schepping van God;
• er is continuïteit tussen de vrucht in de moederschoot en de volwassen bijbelschrijver;
• de hele psalm spreekt van een blijvende persoonlijke relatie tussen God en mens;
• een embryo is dus een “zich belichamend mens”.
In deze psalm wordt de schepping van ieder mensenkind vergeleken met de schepping van de eerste mens: Adam. God blaast zijn adem in het stof der aarde. Er is, ook vanuit andere bijbelteksten, geen reden om te veronderstellen dat de bezieling pas laat in de ontwikkeling van de vrucht plaatsvindt. Integendeel: reeds vanaf de conceptie is er sprake van een menselijke geest, ook al is er pas bij de vorming van de hersenen (zesde week) sprake van een bewustzijn.
Er is echter in de loop van de kerkgeschiedenis wel discussie geweest over het moment van bezieling. Ging de kerkvader Tertullianus nog uit van bezieling bij de conceptie, vanaf de vroege Middeleeuwen kregen de opvattingen van de Griekse filosoof Aristoteles aanhang. Na heftige strijd werd in de twaalde eeuw de heersende opvatting dat de menselijke ziel pas na 40 dagen werd ingestort – daarvóór was alleen sprake van een ‘animale’ ziel. In de zeventiende eeuw keerde de kerk weer terug naar de oorspronkelijke bijbelinterpretatie.
In de (orthodox-)christelijke ethiek wordt heden ten dage uitgegaan van de volledige beschermwaardigheid van het menselijk leven vanaf de conceptie. Kort samengevat: biologisch gezien is het embryo duidelijk een menselijk wezen (want een van de moeder te onderscheiden eenheid, met een continue ontwikkeling van bevruchte eicel naar volwassen mens) en Bijbels gezien bestaat een mens uit een eenheid van ziel en lichaam. In de wetenschap is echter de heersende mening dat er sprake is van een relatieve beschermwaardigheid. Het ‘klompje cellen’ aan het begin mag nog voor vanalles gebruikt of vernietigd worden als daar goede redenen voor zijn. Met de verdere ontwikkeling nemen de mogelijkheden voor onderzoek, gebruik of vernietiging van het menselijk leven af.
Zo blijkt dat allerlei praktische normen rond onder andere abortus, onderzoek aan embryo‘s en kweek van embryo‘s voor medische toepassingen terug te gaan op de (levensbeschouwelijk gefundeerde) opvattingen over wat het embryo nu eigenlijk is. En ook bij kwesties rond het einde van het leven speelt precies dezelfde vraag: is het menselijk leven waardevol op basis wat wij kunnen waarnemen aan ‘vermogens’ (zoals het kunnen communiceren)? Òf is het menselijk leven waardevol omdat de mens een schepping Gods is?

God geeft opdracht om schepping te verbeteren
De Joodse zienswijze werd tijdens de conferentie verwoord door mr. drs. R. Evers, rabbijn van het Nederlands- Israëlitisch Kerkgenootschap en rector van het bijbehorende Seminarium. Omdat hij op zaterdag de sabbath viert, las de dagvoorzitter zijn bijdrage voor.
Uit die bijdrage sprak veel overeenkomst met de christelijke ethiek, maar ook waren er opvallende afwijkingen. Daarbij bleek in zijn denken de traditie, zoals vastgelegd in de Talmoed, een grote rol speelt.
Uitgangspunt is voor hem dat de waarde van het leven is gebaseerd op het zekere geloof, dat het menselijk leven van onschatbare waarde is. Maar in de voorbereidende fase van het leven dat komen gaat, kan men juist nog veel veranderen. Vanuit de opdracht van God om genezend te handelen, verdedigde Evers het genetisch verbeteren van het menselijk leven door het corrigeren van het DNA in de bevruchte eicel. Uiteraard onder strikte voorwaarden. Ook therapeutisch kloneren (gebruik van identieke embryo‘s voor medische doeleinden) vond hij toelaatbaar. Dit past namelijk in de Joodse opvatting dat God de wereld opzettelijk onvolmaakt schiep, om de mens in de gelegenheid te stellen als partner van God de wereld te vervolmaken. Genetische manipulatie vormt geen inbreuk op de schepping, maar slechts een noodzakelijk bijsturen daarvan.
Net als prof. Jochemsen, ging rabbijn Evers in op het moment van bezieling. Ook hier bleek dat de wegen uitgaan. Hij beschouwt de eerste veertig dagen als ‘plantaardig leven’, dus menselijk leven zonder een menselijke ziel. De bezieling vindt daarna in fasen plaats: eerst in de vorm van een soort ‘primaire energie’, vergelijkbaar met de levenskracht van dieren. Vervolgens is er pas bij de geboorte sprake van een vorm van bezieling die zelfstandig menselijk leven mogelijk maakt (de ‘jetser hara’). Deze bezieling gaat geleidelijk over in de ‘jetser hatov’: de bezieling die religieus leven mogelijk maakt, welke pas ten volle na de puberteit gerealiseerd wordt.
Ook ging hij in op het afscheid van de ziel bij het sterven. Ook daarin zag hij, met name op grond van de mystieke traditie, meerdere fasen. Reeds dertig dagen voor het sterven neemt dat deel van de ziel dat met God kan communiceren (de ‘nesjama’), geleidelijk afscheid van het lichaam. Dat afscheid gaat door tot een jaar na het lichamelijke sterven, hoewel dertig dagen na dat sterven dit deel van de ziel reeds geheel in de hemel is opgenomen. Er blijft echter altijd een deel van de ziel (de ‘nefesj’) in de buurt van het lichaam achter, waardoor de doden weten wat er op de aarde gebeurt. Dat deze geloofsopvattingen consequenties hebben voor beslissingen rond het einde van het leven en bijvoorbeeld ook over het belang van een graf, zal duidelijk zijn.

Theologische hulp gewenst!
In de discussie ’s middags werd met name doorgesproken over het begin van het leven. Daarbij kwam naar voren dat het eigenlijk heel jammer is dat er onder medisch-ethici, maar ook onder theologen, niet of nauwelijks aandacht is voor de bezieling van het embryo, terwijl dat toch consequenties heeft voor wat wel en niet geoorloofd is in praktische zin. Ook kwam aan de orde dat het niet altijd eenvoudig is om de Bijbel te interpreteren tegen het licht van de wetenschappelijke kennis en mogelijkheden van nu. De Bijbels spreekt immers in een andere taal en vanuit een ander wereldbeeld dan de moderne wetenschap. Maar het goed verstaan van Gods wil vanuit de Bijbel blijft natuurlijk beslissend voor het menslijk handelen. Theologen zouden wat dat betreft de christelijke medisch-ethici wel wat meer mogen bijstaan dan nu het geval is!
De complete inleidingen worden in een brochure opgenomen. Belangstellenden van buiten de RCGS kunnen deze brochure aanvragen bij ondergetekende: 0317 414161 / baldieleman@ solcon.nl.

Dick Bal (voorzitter RCGS)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 2005

De Wekker | 16 Pagina's

De waarde van het leven: overeenkomsten èn verschillen tussen christelijke en Joodse ethiek

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 2005

De Wekker | 16 Pagina's