Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit ons diaconale verleden (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit ons diaconale verleden (1)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De herontdekking van het evangelie van de rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof alleen bracht ook een andere visie op de dienst van de liefde met zich mee. Van Calvijn wordt gezegd dat hij de paus schaakmat zette met de ouderling als pion.

De visie op ambt(sdragers) en gemeente is daarbij medebepalend geweest. Voor de reformatoren Bucer en Calvijn was er in de kerk geen plaats voor hiërarchie, maar slechts voor de dienst. En dat heeft ook zijn weerslag op het ambt van diaken. In de Rooms-Katholieke traditie was de diaken een ambtsdrager geworden die zich nog uitsluitend bezig hield met liturgische taken. Juist in de oude kerk ging men op het dubbelspoor van de liturgische en de sociale diaken. In de gereformeerde reformatie krijgt de diaken weer een sociale en maatschappelijke taak. Het is Calvijn die de diaken de kerk uitstuurt naar de armen toe.

In Nederland
In Nederland krijgt de diaken in de tijd van de reformatie een positie op het snijpunt van de sociale dienst van de overheid en het diaconaat van de christelijke gemeente. Dat betekent dat de functie van de diaken tamelijk onduidelijk is en niet goed af te bakenen ten opzichte van de burgerlijke autoriteiten.
Het verzorgen van de armen in een bepaalde stad gebeurt door de diakenen. Zij putten uit twee financiële bronnen: de collecten voor de armen in de kerk en de fondsen die de overheid daarvoor ter beschikking stelde.
De eerste inkomstenbron is nog terug te vinden in zondag 38 van de Heidelbergse catechismus. Daar wordt als kenmerken van de eredienst genoemd: de verkondiging van het evangelie, de bediening van de sacramenten, de dienst van het gebed en ‘de armen christelijke handreiking te doen’. De dienst van de diaken is niet een wereldlijke, al gaat deze ook over materiële aangelegenheden, maar een geestelijke. De dienst ontspringt aan Christus. Het geven van aalmoezen behoort tot de heilige plicht van de christenen. Het zijn de bewijzen van dank die we Christus schuldig zijn. Deze gaven geven wij rechtsreeks aan Christus en de zijnen. Dat zijn zij die honger en dorst hebben, aan naakten en vreemdelingen volgens Mattheüs 25.
De tweede inkomstenbron geeft de overheid ook een vinger in de pap. Diakenen hadden het dan ook niet gemakkelijk. Scheiding van kerk en staat, zoals wij die nu kennen, was er niet. De overheid had invloed ook op de regering van de kerk en haar diaconaat. Soms werden diakenen meer ambtenaar dan ambtsdrager. Dan gingen regels en formeel handelen de dienst aan de armen overheersen tot schade van het diaconaat. In vroegere uitgaven van de kerkorde is nog terug te vinden dat diakenen met anderen, zoals ‘armmeesters’ en ‘huiszittenmeesters’, dienen samen te werken. Samenwerking en overleg van diakenen met ambtenaren van de sociale dienst of de afdeling welzijn is dus niet van vandaag of gisteren, maar van eeuwen her.

Hulpouderling?
De gedachte leeft in de Middeleeuwen dat de hiërarchie van bisschop, priester en diaken af te leiden was uit het Oude Testament. Daar is sprake van de hogepriester, priesters en levieten. Levieten als helpers van de priesters dus. Zo zijn diakenen helpers van de priesters. Tussen twee haakjes de ook onder ons wel levende gedachte dat diakenen kunnen optreden als hulpouderling komt hier vandaan. Hulpouderling betekent dan helper van de ouderling. Juist ook hier heeft de reformatie principieel gebroken met de Rooms-Katholieke traditie. Toch is de gedachte dat de diaken hulpje van de ouderling is hardnekkig, ook onder gereformeerden.
Een hoogleraar zei het ooit zo: ‘de diakenen zijn dienaars van de ouderlingen en van de gehele gemeente, daartoe door de apostelen aangesteld, opdat zij in de bediening van de heilige dingen de noodzakelijke dienst zouden doen aan de opzieners en ouderlingen, en hen zouden helpen om die bedieningen te vervullen, die enkel arbeid en last betekenen, zoals bijvoorbeeld het verzamelen van aalmoezen’. Hier zijn we een eind bij Bucer en Calvijn vandaan.

Helper van de gemeente
Bucer rekent de zorg voor de armen juist tot een kenmerk van de kerk. Hij spreekt namelijk over drie ‘soorten’ ouderlingen. Er zijn er die leren, anderen die regeren en weer anderen die helpen: leer-, regeer- en hulpouderlingen. De helpende ouderlingen zijn de diakenen. Maar de verandering ten opzichte van de Rooms-Katholieke visie zit vooral in het feit dat de hulp (net als het leren en regeren) zich richt op de gemeente. De diaken is geen hulpje van de ouderling, maar helper van de gemeente en dan vooral van de leden die in nood verkeren.
De taak van de priester in de Rooms- Katholieke Kerk was vooral het op de juiste wijze uitvoeren van de liturgie. De diaken stond hem daarin bij. Tot de taken van de diaken behoorde het lezen van het evangelie, de voorbede voor de nood van kerk en wereld en de uitdeling van brood en wijn bij de eucharistieviering. Het lijkt er soms op dat het calvinistische gegeven dat de diaken de kerk is uitgestuurd de samenleving in liturgisch opzicht negatieve effecten heeft gehad. Echter de diaken is nog steeds dienaar en dus op geestelijke wijze bezig met deze dienst. Hij staat immers in dienst van Christus. Die dienst richt zich zowel op de gemeente als lichaam van Christus als op de armen als de mensen met wie Christus zich vereenzelvigt (Mattheüs 25: 40, 45). De diaken dient zeker in de wereld te staan en de nood te kennen, maar hij is evenzeer geplaatst in de gemeente en haar eredienst. Bucer en Calvijn plaatsen de diaken bij de avondmaalstafel en de verantwoordelijkheid voor de armen als diaconale taak ontspringt daar. De inzameling van de gaven heeft bij hen een diaconale spits.
Diaconaat is dan dienst vanuit Christus en aan Christus. Met minder kunnen we niet toe. Juist de verbinding van het liturgische en het sociale in het ambt van diaken kan voor de gemeente een aanduiding zijn dat aanbidding en actie, getuigenis en daad, vroomheid en sociale bewogenheid bijeenhoren.

Veenendaal, H.H. van Well
(drs. H.H. van Well is diaconaal consulent)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juli 2005

De Wekker | 16 Pagina's

Uit ons diaconale verleden (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juli 2005

De Wekker | 16 Pagina's