Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoopvolle verwachting

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoopvolle verwachting

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

En nu, wat verwacht ik, Here? Mijn hoop, die is op U. (Psalm 39: 8)

Midden in deze Psalm van David staat vers 8 als een omslagpunt. We lezen hierin: een beklemmende vraag, met daarop een bevrijdend antwoord.

Een beklemmende vraag
We hebben hier een Psalm, waarin ons een blik wordt vergund in het hart van David. Hij weet zich door de Here geplaagd en gestraft, zoals uit vers 11 op te maken valt.
Vermoedelijk is hij ernstig ziek. In een dergelijke situatie komen er vaak allerlei vragen en problemen op je af, zoals: Waarom overkomt mij dit? Je beseft ook de betrekkelijkheid van het leven. Hij worstelt daarmee en komt er niet uit. Van binnen is hij opstandig. Maar in het bijzijn van de goddelozen wil hij zich niet laten gaan. Hij houdt zijn lippen stijf op elkaar, terwijl het van binnen kookt. Maar wanneer hij alleen is, dan kan hij het niet langer uithouden om te zwijgen. Nu moet hij spreken. Niet om de Here aan te klagen. Daarvoor wordt hij bewaard.
Het is een biddend smeken. Hij heeft er behoefte aan, om met de Here te spreken over de moeilijke omstandigheden waarin hij verkeert. Het is een beklemmende vraag, waarmee hij zich tot God wendt: “En nu, wat verwacht ik, Here?

Het is een vraag, die er ineens uitspringt, nadat David eerst diep nagedacht heeft over de zin van het menselijk bestaan en dan toegespitst op zijn eigen situatie. Het raakt hem zelf.
Hij heeft er zicht op gekregen, dat hij vergankelijk is en het leven slechts een damp is en niet meer dan enige handbreedten, zo’n 10 tot 25 cm. Eigenlijk maar een heel kort stukje. Dat nu is het leven van een mens. En van dat leven verwachten wij het allemaal. Daar menen wij het geluk op te kunnen bouwen. Daar doen we alles voor.
We brengen bijeen en vergaderen ons schatten op aarde alsof we hier altijd zullen blijven. Maar uiteindelijk weten we niet, wie het straks in handen zal krijgen.

En als David daar aanbeland is, dan zit hij vast en kan hij niet verder. En zo stamelt hij dan: “En nu”. Staande in het heden en voor een toekomst, die hij niet kan overzien, dat maakt hem klein. En als je moet erkennen, dat ieder mens ijdelheid is, dan blijft er van je eigendunk niets over. Dan klemt temeer de vraag: “En nu, wat verwacht ik, Here? Kunnen wij die klemmende vraag van David overnemen? Zijn ook wij vastgelopen?
Maar weten we dan ook, bij Wie wij terechtkunnen? Dat is wel van wezenlijk belang!

Davids gebed is geen slag in de lucht, maar bewust gericht op zijn God. Het is bij hem ook niet een lijdelijk afwachten, maar een vertrouwend verwachten. Dat blijkt duidelijk uit het antwoord op deze vraag.

Een bevrijdend antwoord
Als David zijn vraag gericht heeft tot de Here, Die in de Hemel en op de aarde alles gebiedt, de almachtige God, die alles geschapen heeft en met zijn zorgende liefde alles onderhoudt, dan is dat gebeurd in vol vertrouwen en diepe afhankelijkheid. Zo klinkt dan de blijde geloofsjubel: “Mijn hoop, die is op U”.

Door af te zien van zichzelf en op te zien tot God, wordt de innerlijke vuurgloed, die hem verteerde, geblust en ontvangt hij een verkwikkende verkoeling in zijn binnenste.
Nu hij verlicht mag ademhalen na alle bange tegenspoed en zich mag vastgrijpen aan zijn God, klinkt zijn bevrijdend antwoord: “Mijn hoop, die is op U”.

Deze hoop is geen ijdele hoop, maar een vast vertrouwen op zijn God, de God van het Verbond, Die van geen wankelen weet. Deze God is het dan ook waard, dat op Hem onze hoop en verwachting gevestigd wordt. Waar de mens als nietig schepsel aan de vergankelijkheid is onderworpen, daar is en blijft Hij de Onvergankelijke.

Zo werpt David zich vol vertrouwen in de sterke armen van zijn God, aan Wie hij zich met hart en ziel verbonden weet. Uit ondervinding weet hij, wat hij aan God heeft. Talloze malen redde de Here hem op wonderlijke wijze uit benarde omstandigheden.
En daarom mag hij ook nu zijn hoop vestigen op de Here, Die hem nooit beschaamde.
Laten ook wij zo ons vertrouwen vestigen op de Here, onze God, wiens werk volkomen is!

M. den Bleker
(ds. M. den Bleker is emerituspredikant en woont in Ureterp)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 januari 2006

De Wekker | 16 Pagina's

Hoopvolle verwachting

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 januari 2006

De Wekker | 16 Pagina's