Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nehemia - hoofdstuk 1

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nehemia - hoofdstuk 1

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

We lezen de komende weken het boek Nehemia. Deze geschiedenis speelt zich voornamelijk af rondom de muur van Jeruzalem. Dit bouwverslag in ik-stijl bevat als Woord van God geestelijk en praktisch onderwijs met het oog op het werk in Zijn koninkrijk. Wat vooral opvalt, is de plaats van het gebed.

Vs.1 brengt ons naar december (Kisleu) 446 v. Chr. Zo’n 120 jaar eerder, in 586 v. Chr., was de ‘elite’ van Juda weggevoerd naar Babel. In 538 v. Chr. trok de eerste groep Joden weer terug. In 515 werd de herbouw van de tempel voltooid (zie ook Haggaï 1). In 458 trok opnieuw een groep Joden naar Jeruzalem o.l.v. Ezra, de priesterschriftgeleerde (Ezra 1). Vijandige inwoners van Palestina zorgden er in 450 voor dat koning Artasasta de eerste bouwactiviteiten aan de stadsmuren liet stilleggen. Daarna bleef Jeruzalem openliggen met haar vervallen muren en verbrande poorten.

Vs. 1-3
– een aangrijpend verslag

De jood Nehemia werkt in Perzie (11) aan het hof van Artasasta (of: Artaxerxes) in de burcht Susan. Als schenker is hij een hooggeplaatste vertrouweling van de koning, verantwoordelijk voor diens veiligheid. Nehemia moet in Perzie geboren zijn. In de maand Kisleu, in 446 v. Chr. krijgt hij van zijn broer Hanani en enkele anderen (2) verslag van de situatie in Juda. Het volk heeft het zwaar. Muren en poorten van Jeruzalem zijn nog steeds één treurige, hopeloze puinhoop (3).

Vs. 4
– een opmerkelijke reactie

De reactie van Nehemia is opmerkelijk (4). Diep verslagen rouwt hij op oosterse wijze alsof er iemand gestorven is. Hij vast en bidt dagen, mogelijk zelfs drie maanden lang, tot aan het moment in hoofdstuk 2: 1. Biddend, smekend, schuldbelijdend, knielt hij dagelijks voor de Heere neer.
Waarom? Wist Nehemia niet van Jeruzalems toestand? Misschien wel, al is hij er waarschijnlijk zelf nooit geweest. Zijn reactie heeft een geestelijke achtergrond. Jeruzalem was ooit de woonplaats van de HEERE, waar Hij nota bene wilde wonen temidden van een zondig volk. Daar stroomde het verzoenende bloed dat heenwees naar hét ene en enige offer voor onze zonden, de gekruisigde Christus. Bovendien, de muur van de stad is in de Schrift een verwijzing naar Gods bescherming om Zijn volk (Ps. 80: 13): als een vurige muur (Zach. 2: 5), binnen de veilige ring van Zijn geboden. Nehemia ziet in: hier is Gods eer mee gemoeid.

Vs. 5-11
– een ingrijpend gebed

1. Nehemia bidt ootmoedig
Hij erkent dat die troosteloosheid niet aan HEERE ligt. Hij belijdt schuld. Niet alleen voor zichzelf, maar ook namens en met zijn familie, en het hele volk (vs. 6b-7). Opvallend. Nehemia had zijn volk verwijten kunnen maken. Toch doet hij dat niet. Waarom niet? Ook hier reageert Nehemia geestelijk. Hij is solidair in hun schuld; hij is niet beter dan anderen. In vs. 7 bedoelt hij te zeggen: wij hebben Uw liefde veracht door niet te gaan in de weg van de Torah als Uw genadige liefdesverklaring en wegwijzer voor Uw volk (zie ook Ps. 32: 10). Wie schrikt van andermans zonden, kan alleen maar als zondaar naast hen knielen. Nehemia’s houding doet ook denken aan 1 Kor. 12: 26, “Als één lid lijdt, lijden alle leden mee”. Dat is niet pas waar als ik dat voel, maar dat is zo, omdat de Heere dat zegt.

2. Nehemia bidt vrijmoedig
Nehemia’s woorden tonen een gebogen hoofd, ogen vol ootmoed. Hij heeft zelf niets in handen om de HEERE te vragen. En toch … hij blijft in zijn schuld niet hangen, maar roept de Naam aan die overblijft als mensen alles hebben verzondigd: HEERE!. “God des hemels”, voegt hij er aan toe. Die naam komen we ook elders in de Bijbel tegen (Gen. 24, Jona 1, Openb. 11 en 16). Hij is de almachtige God. Leerzaam is het om te zien, hoe Nehemia pleit bij de HEERE. Hij houdt Hem Zijn eigen Woord voor. In vs. 8-9 doet hij dat met Deut. 30: 1-5. De HEERE heeft via Mozes duidelijk gezegd: als u Mij verlaat, zal Ik u verstrooien, maar als u zich bekeert, zal Ik u terughalen, al was het van het einde van de hemel vandaan. In vs. 10 herinnert Nehemia de HEERE aan wat Hij deed bij de uittocht uit Egypte. Daarmee is hij type van de grote Voorbidder, Christus, die een beroep op Gods eigen hart. In Christus is het waar, dat God een genadig en barmhartig God is. We mogen de HEERE in ons gebed aanspreken op Zijn eigen Woord, omdat Hij daar Zelf op aandringt. De Heere kan, met eerbied gezegd, niet onder Zijn eigen beloften uit. Een andere les is, dat we de beloofde trouw van de HEERE pas zullen ondervinden via de weg van concrete bekering (9). Te denken valt daarbij bv. aan Jac. 4: 8 “Nader tot God en Hij zal tot u naderen” en 1 Joh. 1: 9 Wie zijn zonden belijdt, ontvangt vergeving.

3. Nehemia bidt bereidwillig
Nu Nehemia zo gebeden heeft, komt er ook beweging in zijn gebed. In vs. 11 verklaart hij zich bereid om God te dienen. Doe Uw knecht toch heden slagen en laat hem erbarming vinden bij deze man. Hij bedoelt Artasasta. Kennelijk heeft Nehemia al biddend iets van een plan voor zich gezien. Hij zet zijn verslag onder spanning, want Artasasta moet wel willen meewerken. Maar zou de God des hemels harten van koningen niet kunnen leiden als waterbeken? (Spr. 21: 1). Bij Nehemia gaan bidden en werken samen. Eerst bidden, dan werken. En later blijft hij al werkend bidden. God gaat wel Zijn eigen weg. Nehemia vraagt om ‘heden’ te mogen slagen. Het zal echter nog drie maanden van gebed en vasten vragen, voor God hem uiteindelijk een opening geeft.


Gespreksvragen
1. Als u bedenkt welke geestelijke achtergrond de reactie van Nehemia heeft, hoe kijkt u dan tegen de situatie van de kerk aan? Hoe raakt u dit?
2. De muur verwijst naar Gods bescherming van Zijn volk. Te denken valt o.a. aan Zijn geboden. Hoe kunt u dat doortrekken naar kerk en gezin. Zou je daar ook de belijdenisgeschriften bij kunnen betrekken?
3. Begrijpt u Nehemia’s ootmoedige houding? Wat betekent dat voor onze houding naar anderen?
4. Bespreek de vraag welke plaats Gods eigen Woord inneemt in onze gebeden.
5. Nehemia krijgt eerst een plan en vraagt dan Gods goedkeuring. Waarom is dit toch een goede volgorde? Wanneer is het dat niet?

B. Reinders
(drs. B. Reinders is predikant te Zwaagwesteinde)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 januari 2006

De Wekker | 16 Pagina's

Nehemia - hoofdstuk 1

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 januari 2006

De Wekker | 16 Pagina's