Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nehemia - hoofdstuk 2

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nehemia - hoofdstuk 2

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nehemia heeft het plan opgevat om Juda te helpen. Over dat plan lezen we in hoofdstuk 1 nog niets. Alleen de HEERE weet ervan. Nehemia moet en wil nu eerst wachten op Zijn tijd, want van menselijke kant bezien is het een onmogelijk plan.

God geeft pas na drie maanden, in de maand Nissan (maart/april), een ongedachte opening. Vermoedelijk is de Perzische koning pas dan aangekomen in zijn zomerverblijf te Susan. Al die tijd bidt en vast Nehemia, en dat is hem steeds meer aan te zien.

Onze verlegenheid, Gods gelegenheid
De koning viert een officieel feest. Daar duidt de uitdrukking uit vs.1 op (‘ik hief de wijn op’) Ook zat alleen bij officiële gelegenheden de vrouw van de koning, de voornaamste vrouw uit zijn harem, naast hem. Vs. 1 tekent de spanning van het moment. Nehemia was in het bijzijn van de koning nog nooit treurig geweest. Dat was ook ongewenst. Daar stond de doodstraf op. Maar Nehemia’s gezicht is te zeer getekend door verdriet om het te kunnen verbergen. Het herstel van de Stad van de grote Koning lijkt af te hangen van de goodwill van de Perzische koning. Maar het boek Nehemia is een grote prediking van God die Zijn plan volvoert door onze onmogelijkheden heen.
De koning reageert verrassend. Vrolijke spottend oppert hij dat Nehemia wel eens hartzeer, ofwel, liefdesverdriet (vs. 2) zou kunnen hebben. Het stelt Nehemia allerminst gerust. ‘Toen werd ik zeer bevreesd’, bekent hij! Want, nu is het van tweeën één: een smoes verzinnen en zijn leven redden, of om Gods zaak zijn leven wagen. Zoals ook Esther, aan hetzelfde hof te Susan (Esther 4: 16). De koning brengt hem in grote verlegenheid. Maar onze verlegenheid is heel vaak precies Gods gelegenheid! Wat een geestelijke les, ook voor ons. Niets gebeurt er in Zijn plan toevallig. Hij heeft hier de regie in handen.

Ruimte voor het plan
Nehemia antwoordt voorzichtig. Hij kent het levensgrote struikelblok. Dertien jaar geleden heeft koning Artasasta Jeruzalem verdacht van oproer (Ezra 4: 17-23) en met een wet van Meden en Perzen bevolen dat de bouw van de muur stilgelegd moest worden.
Wie daarop terugkomt, waagt zijn leven. Daarom noemt Nehemia in vs. 3 de naam van Jeruzalem nog niet, maar doet een beroep op de menselijke kant van de koning (“De plaats waar mijn vaderen begraven liggen, is verwoest”). Zo antwoorden is geen ongeloof, maar wijsheid. De koning kan goed luisteren en hoort het verborgen verzoek (vs. 4a). Nu moet het hoge woord eruit. Maar pas nadat Nehemia eerst in een schietgebed de hand van God heeft vastgegrepen (vs. 4b). Wie een biddend leven kent, weet wat dat is. Eén zucht soms maar, naar de open hemel. Wetend dat God die zee van gedachten erachter kent.

God regeert
Hoe leidt God de dingen? Niet voor niets lezen we in vs. 6 dat zijn vrouw naast hem zit. Wil hij naar haar goede sier maken? Nu, ook dat gebruikt Gods dan in Zijn verrassende beleid. Artasasta aanvaardt dat Nehemia voor 12 jaar afwezig zal zijn. Hij geeft alles wat hem gevraagd wordt (vs. 7-8) en bovendien een militaire escorte (vs. 9). Uit hoofdstuk 5 blijkt ook dat hij Nehemia benoemt tot gouverneur over Juda. Wonderlijk en ongedacht! Werkelijk alles en iedereen wordt nu ingeschakeld voor de herbouw van Jeruzalem, schuilplaats voor Zijn volk. Nehemia vat zelf het wonder samen in vs. 8b: De koning gaf ze mij, daar de goede hand van mijn God over mij was. Artasasta, wiens bijnaam Longomanus (lange hand) was, omdat zijn macht zich ver buiten Perzie uitstrekte, is slechts instrument van Hem die met zijn goede hand Zijn volk leidt, waarvoor alle dingen moeten medewerken ten goede.

De vijand wordt wakker
Waar God omziet naar Zijn volk, blijft Zijn tegenstander niet stilzitten (vs. 10). Nehemia zet alles in die éne zin alvast onder geestelijke hoogspanning. Sanballat en Tobia, zullen blijken regelrechte instrumenten van satan te zijn. Deze Moabiet en Ammoniet koesteren pure haat tegen hun broedervolk Israël. In vs. 19 voegt zich daar ook Gesem de Arabier bij, vermoedelijk uit ook een broedervolk, Edom. Nehemia zoekt het goede voor Gods volk. Een zin om over na te denken! Wie de Heere liefheeft, heeft ook Zijn volk lief, al is het moedeloos en geslagen, verbroken door zonden en gebreken. Vijanden zoeken haar ondergang. In vs. 19 en ook later komt het wapen van spot en verdachtmaking aan het licht, dat zijn uitwerking niet blijkt te missen. Als God Zijn kerk bouwt, bouwt satan zijn kapel ernaast. Later in het boek Nehemia blijkt dat dat uiterste waakzaamheid vraagt.

Voorbereidingen
Nehemia gaat, in Juda aangekomen, doordacht te werk. Hij vertelt niemand iets en trekt op een nacht met enkele mannen om de muren van de stad, vanaf de westkant via het zuiden naar de oostelijke muur (11-13). Uiteindelijk kan hij door het vele puin in het dal niet verder (14). Hij klimt naar boven en onderzoekt de muur op stevigheid (15). De Statenvertaling heeft daarvoor ‘hij brak aan de muur’. Pas als hij een totaalbeeld heeft van de vervallen muur, licht hij de leiders in (17) en roept op tot medewerking. Bijzonder om te zien hoe aanstekelijk het geloofsvertrouwen van Gods kinderen kan zijn voor moedeloze mensen. Nehemia getuigt ervan hoe God al die tijd met hem was. Daaruit scheppen de leiders moed. Zou de Heere voor hen niet Dezelfde willen zijn? Onmiddellijk zijn ze bereid om mee te bouwen, en dat gebeurt zeer voortvarend. (18b). Tegenover de spot van de vijand (19) stelt Nehemia de almacht van de God des hemels. In Zijn kracht kan het alleen maar gaan, maar zàl het dan ook gaan. Dat is nog steeds zo, ook voor Zijn kerk anno 2006. Wie, zoals Nehemia deed, wel eens een ‘inspectieronde’ maakt, komt veel puin, scheuren, vijandschap en afbraak tegen. Misschien wel om moedeloos van te worden. Maar zou de Heere daar niet boven staan? De Heere onze God, Hij zal het ons doen gelukken. En wij, zijn knechten, zullen ons gereedmaken en bouwen. Als de Heere zo het huis bouwt, bouwt geen dienaar tevergeefs. (Ps. 127)


Gespreksvragen
1. Onze verlegenheid is Gods gelegenheid. Kent u daar zelf voorbeelden van? Spreek daar eens samen over door.
2. Wat kan ons Nehemia’s ‘schietgebed’ uit vs. 4b leren voor ons gebedsleven?
3. Na het intense gebed in hoofdstuk 1 bestaat hoofdstuk 2 vooral uit praktische regelingen. Hoe verhoudt zich dat tot elkaar?
4. Spreek er met elkaar over hoe aanstekelijk en bemoedigend het geloofsvertrouwen van anderen kan zijn (zie vs. 18)
5. Wat kunt u uit dit hoofdstuk leren voor de kerk van vandaag?

B. Reinders
(drs. B. Reinders is predikant te Zwaagwesteinde)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 februari 2006

De Wekker | 16 Pagina's

Nehemia - hoofdstuk 2

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 februari 2006

De Wekker | 16 Pagina's