Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nehemia - hoofdstuk 4

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nehemia - hoofdstuk 4

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De werkzaamheden op de bouwplaats in Jeruzalem vlotten snel. Nehemia heeft de mensen aangespoord om het van de Heere te verwachten. Ze hebben er ook zin in gekregen (vs. 6). Maar, nu blijkt dat hun enthousiasme en vertrouwen ernstig op de proef worden gesteld.

Eerste aanval van de vijand (1-3)
Vijanden verschijnen bij de muur (1). Sanballat, landvoogd van Samaria, een Moabiet, is gearriveerd met een heel leger aan broeders uit Samaria (2). Vervolgens Tobia (3), een Ammoniet. H. 2: 19 vermeldt ook nog Gesem, de Arabier, vermoedelijk afkomstig uit Edom. Alle drie uit broedervolken van Israël. Hun eerste wapen is spot. Heel het werk wordt belachelijk gemaakt. Dat gebeurt wel heel venijnig. Precies de zwakke punten van het volk (zie 1: 3) zijn het mikpunt. Tobia doet er zijn eigen schep bovenop (3).
Het geheel doet denken aan Psalm 2. Sanballat en Tobia zijn instrumenten van Gods tegenstander. Ook vandaag zet hij zijn wapens in om Gods werk aan te vallen. Hij kent onze zwakke plekken en onze zonden en herinnert ons er graag aan. Hij stelt Gods werk graag voor als mensenwerk en wil de verslagen harten van de gelovigen graag de vrijmoedigheid ontnemen (zie voor het tegendeel: het avondmaalsformulier). Maar Nehemia heeft daar een wapen tegen.

Verdediging, maar met een wraakgebed? (4-5)
Nehemia scheldt niet terug, maar brengt de nood bij God (4). ‘Hoor, onze God’. Nehemia vraagt of God Zelf voor Zijn volk wil opkomen. Wellicht klinkt zijn gebed wat vreemd. Mag je bidden of God die vijanden wil laten vallen in hun eigen wapens en of Hij hun zonden niet wil uitwissen? (4-5). Bad Jezus niet voor Zijn vijanden? Sommigen zeggen: typisch oudtestamentisch! Echter, in Openb. 6: 10 lezen we ook zo’n gebed (Hoe lang wreekt Gij ons bloed niet aan hen die op de aarde wonen?). En ook Jezus schroomt niet om het ‘wee’ uit te spreken over afkerige mensen en plaatsen (Mt. 11: 21). We moeten goed zien: het gaat hier niet om Nehemia’s vijanden, en daarom om Gods vijanden, maar andersom: om Gods vijanden, en daarom om die van Zijn volk. Wat Nehemia bidt, komt niet uit persoonlijke rancune voort, maar uit heilige verontwaardiging. Hij bidt hier of God Zijn verbondstrouw wil laten zien door op te komen voor Zijn volk (zie ook Ps. 9: 1-11). Christus, die voor Zijn vijanden gebeden heeft – en dat ons ook leert! – is Dezelfde die eens al Zijn (en daarom mijn) vijanden voor eeuwig zal wegdoen (Heid. Cat., zondag 19, v/a. 52).

Bidden en werken (6)
Aanvankelijk laten de bouwers zich niet afschrikken. De zaak ligt in Gods handen, en in dat vertrouwen kunnen ze door (6). Bidden en werken gaan bij hen samen op. Ook uit vs. 9 blijkt dat, als de vijand een tweede aanval heeft ingezet. God vraagt ook ons alles in Zijn handen te leggen, maar schakelt onze verantwoordelijkheid niet uit. We dienen die verantwoordelijkheid te nemen, met het gebed om wijsheid en een geheiligd verstand, en lettend op de veilige kaders van Zijn geboden. Afhankelijkheid en verantwoordelijkheid zijn twee spoorrails die evenwijdig samenlopen, en waarop de wagon van onze levensreis zich beweegt. Mits beide gezocht worden bij God.

Tweede aanval van de vijand (7-11)
Twee tactieken van de vijand zijn mislukt. Verdachtmakingen (2: 19) en spot (4: 1- 3). Nu komt hun volgende stap: woede en bedreiging (7). Ook hun aantal groeit. Naast de Samaritaan Sanballat en de Ammoniet Tobia komen we nu ook Arabieren en Asdodieten tegen (7). Dat wijst op een totale omsingeling van Jeruzalem. Samaria ligt ten noorden, Ammon ten oosten, Arabië ten zuiden en Asdod (een Filistijnse stad) ten westen van de stad. Heimelijk bespreken ze hun tactiek: ten strijde trekken tegen Jeruzalem en verwarring stichten (8). Wat herkenbaar. Altijd is Gods werk mikpunt geweest van vijandschap alom. Maar Gods werk kan niet teniet worden gedaan. Aangrijpend wordt dat verbeeld en voorzegd in Openb. 20: 8-10!

Twijfel en hoop (10-15)
Toch mist dit wapen zijn doel niet geheel. De bouwers (Juda) horen ervan. Twijfel steekt de kop op, want … het is inderdaad wel erg veel puin, en wie zijn we nu eigenlijk om weerstand te kunnen bieden? (10). Nehemia legt het werk nu tijdelijk stil (9). Inderdaad. Soms moet dat, omdat Gods zaak ermee gemoeid is. Ondertussen laat de Schrift a.h.w. met een glimlach zien hoe de Heere Zelf uithelpt (zo staat het in vs. 15!). Terwijl het volk zich druk maakt, springt de vijand ondertussen met de geheimhouding van het plan wel erg slordig om (11). Joodse volksgenoten die tussen hen in wonen (12), horen ervan. Wel tien maal komen ze het Nehemia zeggen, misschien wel met gevaar voor eigen leven. Nehemia weet meteen wat hem te doen staat. De bouwers worden op de zwakste punten in de muur (13) tijdelijk tot verdedigers aangesteld. Het gebeurt ordelijk, en goed bewapend. De leiders worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid (14), maar ook op hun (gebrek aan) geloofsvertrouwen. Denk toch aan de Heere, en strijd zo voor uw volk. Hij is immers de grote en geduchte Heere? Inderdaad. Wat bij de mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God. Dat is ook voor de kerk van vandaag, voor allen die het van de Heere verwachten, een geweldige bemoediging. Nooit kan het geloof teveel verwachten, des Heilands woorden zijn gewis …

Troffel en zwaard (16-23)
Als de vijanden hun nederlaag inzien, druipen ze voorlopig af. Het volk kan weer aan het werk (15b), maar Nehemia neemt geen risico. De helft van de mannen bouwt, de andere helft waakt, zwaar bewapend (16). De lastdragers dragen met de ene hand samen de stenen, in de andere een wapen om zich te kunnen verdedigen (17). Een hoornblazer staat paraat om alarm te slaan als de vijand zou aanvallen (18-19). Ieder moet binnen de veilige muur van Jeruzalem blijven (21- 22). Wie op de Heere vertrouwt, wordt niet argeloos. Die wordt waakzaam op de aanvallen van buiten die ons leven en de kerk van alle kanten bedreigen (1 Petr. 5: 8). Maar, God reikt daarvoor wel een machtige bescherming aan. Paulus wijst ons in Ef. 6 op de wapenrusting Gods. Wie bij Hem schuilt, weet: al vraagt God heel mijn inzet (zie vs. 23), toch zal onze God voor ons strijden! (20).


Gespreksvragen
1. Wat vindt u van Nehemia’s gebed in vs. 4-5? Als u daar moeite mee hebt, waarom dan?
2. Nehemia gebed komt voort uit een hartstochtelijke betrokkenheid bij Gods zaak. Hoe reageren wij als we te maken krijgen met (openbare) spot of ander kwaad dat het hart van het christelijk geloof raakt?
3. Spreek samen door over de verhouding tussen afhankelijkheid en verantwoordelijkheid in het leven met de Heere.
4. Liefde tot God en zijn kerk vraagt ook offers, zo maakt dit hoofdstuk ons duidelijk. In hoeverre zijn wij bereid om dat offer ook daadwerkelijk te brengen?
5. Wat leert u dit hoofdstuk over wie God is?

B. Reinders
(drs. B. Reinders is predikant te Zwaagwesteinde)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 februari 2006

De Wekker | 16 Pagina's

Nehemia - hoofdstuk 4

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 februari 2006

De Wekker | 16 Pagina's