Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Openbaring 7: 1-4 (Openbaring deel 7)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Openbaring 7: 1-4 (Openbaring deel 7)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het einde leek gekomen te zijn in het vorige hoofdstuk van Openbaring. De klok die de wereldtijd aangeeft werd als het ware eeuwen vooruit gezet. We kregen zicht op die aangrijpende jongste dag. Daarop werd geroepen tot de bergen: valt op ons en verbergt ons. Zo zou het einde van de genadetijd komen. De Openbaring van Johannes leek afgerond.

Toch neemt het boek Openbaring een nieuwe wending in hoofdstuk 7. We gaan nóg een keer horen van de tijd van Gods oordelen. Die tijd die vooraf zal gaan aan de komst van Christus.

Spiraal
Daar moeten we dus op letten, bij het lezen van Openbaring. Telkens wordt het einde van de geschiedenis aangekondigd. En dan denk je: nu is het voorbij. Maar nee, dan begint juist alles weer opnieuw en wordt de klok van de wereldtijd teruggezet. Wéér lezen we dan over de laatste dagen. Maar: met een andere belichting, met andere beelden. Daarom kunnen we de Openbaring niet lezen als een eenvoudige chronologische beschrijving van de komende geschiedenis. De gang van de Openbaring heeft meer weg van een spiraal, die al cirkelend om dezelfde onderwerpen dieper en dieper afdaalt.

Bedwongen stormwinden
In hoofdstuk 7 wordt de klok dus weer teruggezet. Weer zijn we in de laatste dagen. Nu schouwt Johannes vier engelen (v. 1). Het zijn machtige geesten, die de geweldige natuurkracht van de wind in bedwang houden. Stel je voor dat ze de stormwinden de vrije loop laten! Vernietigende krachten zullen dan losbreken in de natuur. Aarde, zee, bomen – alles zal geteisterd worden. En wanneer de aarde lijdt, dan lijden mensen ook. De aarde is immers het huis van de mensheid. Hoe moet het in die dreigende omstandigheden verder met de kerk? Hoe zal het aflopen met de schapen van Christus? Zullen zij ook ten ondergaan in het pandemonium van de laatste dagen?
Dan klinkt dan een stem uit het oosten (v. 2). Dat is de stem van een vijfde engel. ‘Beschadigt de aarde niet, noch de zee, noch de bomen’. De stormwinden moeten dus bedwongen worden. Bedwongen ‘totdat wij de dienstknechten van God zullen verzegeld hebben aan hun voorhoofden’ (v. 3).

Dat is wel iets om over na te denken. De grote wereldgeschiedenis, met alles wat daarin gebeurt wordt dus dienstbaar gemaakt aan Gods knechten, aan de kerk van Christus. Zij wordt niet vermalen in het grote wereldgebeuren, ook al heeft het daar veel van weg. Johannes mag het goede nieuws doorgeven aan die christenen in Klein-Azië, in die kleine, aangevochten gemeenten. Zijn boodschap is dat het in de wereldgeschiedenis draait om de kerk van Christus. Omdat de wereld draait om het kruis en het lege graf van de Heiland.
Elke keer als we een datum opschrijven kunnen we dat ook opmerken. We leven in het jaar 2006. Dat zijn evenzoveel jaren na de geboorte van Christus. Hij is het centrum van de wereldgeschiedenis. En daarom draait het ook om Zijn lichaam, bruid en kudde.

Verzegeling
De vijfde engel riep nog meer. De dienstknechten van God moeten verzegeld worden. Ze worden ‘gemerkt’ op hun voorhoofd met een zegel. Daarbij moeten we denken aan een stempel. De vijfde engel heeft zo’n zegelstempel dan ook in zijn hand. Het is het ‘zegel van de levende God’ (v. 2).

God is het, in wiens opdracht die engel verzegelt. Voorhoofd na voorhoofd moet hij afgaan. Elke dienstknecht (en dienstmaagd) van de Heere krijgt dat zegel opgestempeld. Dat zegel is, om zo te zeggen, hun levensverzekering. Niet van de een of andere verzekeringsmaatschappij, maar van de levende God Zelf. Dat zegel betekent: hij / zij is eigendom van de levende God. Hij staat persoonlijk in voor de drager of draagster.
Onwillekeurig moet ik denken aan Israël in Egypte. Wat een plagen kwamen er over die verharde Farao en zijn land!
Deels heeft Israël in het land Gosen er ook iets van meegekregen. Maar bij die tiende plaag, toen de verderfengel de oudste jongens van elk gezin moest doden, bleef Israël gespaard. Omdat bij elk Joods huis bloed aan de deurposten was gestreken. Dat teken betekende voor de verderfengel: hier voorbij gaan. Hier is verzoenend bloed gevloeid.
Nu, zo ontvangen de dienstknechten van de levende God ook een teken, een zegel. Aan hem, aan haar gaat het verderf voorbij. Hoe het ook zal stormen in de wereld. Welke krachten, welke oordelen ook over de zee, de aarde en de bomen zullen gaan, God verliest de zijnen niet uit het oog. Het zijn getekende, verzegelde mensen. Zij zullen leven, ook al sterft alles om hen heen de dood.

Ja, zo heeft Christus het toch gezegd en beloofd? “Wie in Mij gelooft zal leven, ook al was hij gestorven.” (Joh. 11: 25) Christus bedoelt: de dood van het lichaam betekent niet het einde. Wie in Mij gelooft heeft het eeuwige leven, en daar verandert de dood van het lichaam niets aan. Dat zal straks, op de jongste dag, heerlijk blijken. Dan zal Christus de zijnen opwekken. Keer op keer heeft Christus zo Zijn volgelingen getroost.
Maar, waar bestaat dat zegel nu eigenlijk uit? Kun je dat ook zien? Johannes maakt er geen melding van dat hij de zegels ziet. Slecht het getál van de verzegelden hoort hij: 144.000 (v. 4). Nu moeten we niet in letterlijke zin denken aan één of andere zichtbare markering van Gods kinderen. Johannes zegt immers elders dat de wereld ons niet kent, en dat het nog niet geopenbaard is wat wij zijn zullen (1 Joh. 3: 1-2). Maar het letterlijk zien van de zegels is ook niet nodig. God houdt Zélf bij wie verzegeld is. Hij houdt het boek des levens bij (Fil. 4: 3). Alle verzegelden staan daarin. Dat is een heerlijke boodschap voor de aangevochten kerk. Er is meer te zeggen over het aantal verzegelden en hun zegel. Daarover een volgende keer.


Gespreksvragen
1. Wat zou u zeggen tegen mensen die Openbaring lezen als een ‘spoorboek voor de eindtijd’?
2. Hoe leidt het besproken gedeelte u, bij het volgen van het wereldnieuws?
3. Wat zegt het u dat God ál Zijn kinderen kent en verzegelt?
4. Hoe kunt u weten of u óók verzegeld bent?

P.L.D. Visser
(drs. P.L.D. Visser is predikant te Ouderkerk a/d Amstel)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 september 2006

De Wekker | 16 Pagina's

Openbaring 7: 1-4 (Openbaring deel 7)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 september 2006

De Wekker | 16 Pagina's