Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zacharia 1: 7-11 (Zacharia 2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zacharia 1: 7-11 (Zacharia 2)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de weg van bekering zou de HEERE weer terugkeren tot degenen die uit Babel waren verlost. Maar dan komt Hij ook met machtige beloften, verpakt in acht visioenen. Er is heil en toekomst voor Zijn volk in zorg en druk.

Drie maanden na zijn oproep tot bekering geschiedt het woord van de HEERE opnieuw tot Zacharia. In één nacht krijgt hij acht gezichten, acht visioenen te zien. Geen bedrieglijke dromen, maar beelden bij helder bewustzijn. In het eerste visioen kijkt hij vanaf een berg in een diep dal, waar hij een Man op een rood paard ziet rijden, omringd door een stoet ruiters die pas zijn teruggekeerd van een inspectietocht. Hij is er de Aanvoerder van. En wat vooral opvalt is dat Hij staat temidden van mirten, verscholen in de diepte. Wat betekent dit allemaal?

De mirten
Een mirt is een sierheester met gladde, donkergroene bladen en een witte bloesem. Hij groeit in vochtige dalen. De nadruk valt hier echter niet zozeer op zijn schoonheid, maar op zijn geringheid en kwetsbaarheid. De mirt is een kleine, tere plant. Vergeleken met de machtige ceders van de Libanon valt hij in het niet.
In het visioen zijn de mirten het beeld van de kleine groep ballingen, die uit Babel naar Jeruzalem zijn teruggekeerd en die geroepen zijn om tempel en stad op te bouwen. Het is het volk van God. Maar wat stelt het eigenlijk voor? Bij de volken om hen heen telt het niet mee. Het wordt veracht en miskend. En het staat nog altijd onder het gezag van de koning Darius. Inderdaad, een klein, zwak, veracht volk, niet in tel bij de heidenvolken.

Is dit ook niet het beeld van de gemeente van Christus, Gods volk? Wat heeft die gemeente te vertellen in een wereld waar alles draait om macht en eer, om geld en genot. Is ze in onze geseculariseerde samenleving niet weggedrukt naar de uiterste rand? Wordt niet de spot met haar gedreven en wordt ze niet permanent bedreigd door machten van de duisternis? En op hoeveel plaatsen op aarde wordt ze niet verdrukt en vervolgd? Mirten in de diepte, dat tekent haar: zwak, kwetsbaar, machteloos.
En dat geldt nu ook voor elke ware gelovige afzonderlijk. Waar woont de Heere? In Jesaja 57: 15 horen we het Hem zeggen: ‘Ik woon in de hoogte en in het heilige en bij die, die van een verbrijzelde en nederige geest is’. Als kind van God word je gebroken in je hoogmoed en eigen kracht en word je ootmoedig, klein en zwak gemaakt, zodat je volstrekt bent aanwezen op Gods genade, macht en kracht. En let op: bij zo’n volk wil de Heere zijn. De Man op het rode paard staat immers daar in de diepte, tussen die mirten.

De Man op het rode paard
Wie is deze Man? In vers 11 wordt Hij aangeduid als de Engel van de HEERE. We mogen hierbij denken aan oudtestamentische openbaring van de Zoon van God, Die vóór Zijn geboorte uit Maria al present is onder Zijn volk. Christus bij de Zijnen. Wat een bemoedigend gezicht is dat geweest. En Hij wordt getekend als een Ruiter op een rood paard. Met andere woorden: Hij is een Strijder. Hij neemt het voor de Zijnen op. De teruggekeerde ballingen bezitten een uiterst geringe plaats in de wereld. Ze zijn zwak, ze worden geminacht en bespot. Ze zijn in zichzelf niet meer dan mirten in de diepte. Maar daar staat de Ruiter op dat rode paard. Hij staat voor hun veiligheid in. Hij zal er voor zorgen dat ze, ondanks alle tegenstand, Gods huis en Zijn stad kunnen herbouwen. Het is alsof de Heere de zwakke bouwers toeroept: ‘Vreest niet, want Ik ben in uw midden. Ik draag u, Ik waak over u, Ik strijd voor u’.
Geweldige bemoediging, ook vandaag. Gods kinderen mogen midden in het strijdperk van dit leven weten dat een sterke Held aan hun kant staat. ‘En zie, Ik ben met U al de dagen, tot het einde van de wereld’ zegt Hij, Die proclameerde: ‘Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde’. Levend uit die wetenschap hoeven we niet weg te kruipen voor welke tegenstand en minachting ook, omdat we in dit strijdend en overwinnend Hoofd van Zijn gemeente meer dan overwinnaars zijn.

De ruiterstoet
Zacharia ziet nog meer. Hij merkt ook dat de Man op het rode paard omringd wordt door een grote stoet ruiters, die voor een deel op rode, voor een deel op bruine en voor een deel op witte paarden rijden. De betekenis daarvan ontgaat hem. Daarom zijn vraag aan de zogenaamde tolkengel: ‘Mijn Heere, wat zijn deze?’. Het antwoord is dat dit verkenners zijn die erop uit zijn gestuurd om het hele land te inspecteren. En wat hebben ze geconstateerd? Dat er overal stilte heerst. Nou, wat is mooier dan rust en stilte. Toch gaat het hier om een andere stilte. Deze stilte wil zeggen dat nog niets wijst op een verandering in de moeilijke situatie van de teruggekeerde ballingen. De wereldmachten hebben het nog steeds voor het zeggen. Kortom, van de vervulling van wat Haggaï voorzegd had, namelijk dat de HEERE binnen korte tijd de hemel en de aarde, de zee en het droge zou doen beven en dat de heidenen bevend zouden komen tot de wens van alle heidenen en dat Hij dit huis dat zij bouwden met heerlijkheid zou vervullen, was nog niets gebleken (Haggaï 2: 7- 10). Waar blijft de geestelijke opleving, de voltooiing van Gods Rijk?

Zitten wij ook niet met deze vragen? Kerken die uitdunnen. Geestelijke malaise alom. ‘Heere, maakt U Uw beloften niet waar? Wanneer komt U terug, Heere Jezus?’. Kijk, de Man Christus zit op de troon en Hij zegt: ‘Zie, Ik kom spoedig’. En ziende op Hem, houd je het vol.


Gespreksvragen
1. Zou de Heere Zich vandaag nog openbaren door middel van visioenen of misschien van dromen?
2. Hoe denk je over de positie van de kerk in onze samenleving en hoe ervaar je dat zelf?
3. Heeft wat Paulus schrijft in 1 Korinthe 1: 18-31 ook iets te maken met het mirt zijn van de gemeente? Hoe en waarom?
4. Waarom hoeven christenen in een vijandige wereld zich niet te schamen? Hoe is de praktijk?
5. Hoe staat het in onze tijd met de stilte die de verkenners waarnamen en wat doet dit ons?

G. van de Groep
(ds. G. van de Groep is predikant te Heerde)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 januari 2007

De Wekker | 16 Pagina's

Zacharia 1: 7-11 (Zacharia 2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 januari 2007

De Wekker | 16 Pagina's