Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een leesbril met twee glazen: de directe en de breedste context (De Bijbel een gewelddadig boek? 3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een leesbril met twee glazen: de directe en de breedste context (De Bijbel een gewelddadig boek? 3)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gelet op het vorige artikel, kan de opvatting dat het Oude Testament een gewelddadig boek is, op zijn minst van vraagtekens worden voorzien. Maar daarmee zijn de problemen nog niet van tafel. Laten we maar gewoon eerlijk zeggen dat we op dit punt in de Bijbel, met name in het Oude Testament, zaken tegenkomen die we niet makkelijk kunnen rijmen met het hart van het christelijke geloof.

De directe context
Goedkope verdediging richt weinig uit, verstaansmodellen die bijbelse lijnen simplificeren of amputeren wijzen we af. Van groot belang is dat we ons ervoor hoeden om onze hedendaagse normen, waarden en inzichten bij voorbaat op te leggen aan de Bijbel. Laat de bijbelteksten, hoe dwars en bevreemdend ze soms ook overkomen, eerst maar eens volledig uitspreken, in hun eigen verbanden, met hun eigen taal en zeggingskracht.
Daarbij moeten wij bijvoorbeeld steeds voor ogen houden dat de wereld van het Oude Testament niet die geordende juridische verbanden kende die wíj vandaag hebben. We moeten doorvragen naar sociaal-culturele omstandigheden, historische contouren, literaire vormen. Een en ander vraagt om geduldig, geoefend, luisterend lezen.

Een voorbeeld. De wraakbeden in de psalmen, zovaak keurig overgeslagen in de zondagse liturgie. Maar wat verliezen we dan? Te bedenken is dat in talloze gebeden de ‘rechtvaardigen’ aan het woord zijn, onderdrukt en vertrapt, die geen enkele weg van recht meer open staat, dan alleen de weg naar God. Het meest verontrustend voor een gemiddelde Bijbellezer is een tekst uit Psalm 139, waarin de psalmist gewaagt van een hartgrondige haat jegens zijn tegenstanders: ‘Zou ik niet haten, HERE, wie U haten, niet verafschuwen wie tegen U opstaan? Ik haat hen met een volkomen haat, tot vijanden zijn zij mij’ (vss. 21-22).
Toch is de oproep tot déze haat geheel anders dan de (pseudo)religieuze legitimatie van het geweld zoals we dat bij jihad-fanatici en soortgenoten zien. Deze bijbelse ‘haat’, gelezen in de eigen taalkundige, sociaal-religieuze en heilshistorische context, bestaat in een restloze overgave aan God en een hartgrondige afkeer van de wereld van het kwade, de mannen van geweld. Het is een soort belijdenis in de negatieve modus. Hoe paradoxaal het ook klinkt: deze haat is níet in strijd met de meest essentiële elementen van het bijbelse ethos: de oproep tot naastenliefde, de noodzaak van vergeving en de zegen van de verzoening.
Een haatuitspraak als die van Psalm 139: 21-22 is ingebed in de spiritualiteit van het Oude Testament, en is niet ‘los verkrijgbaar’ met voorbijzien aan de bijzondere (verbonds)relatie tussen de HERE en dit volk Israël. Met zijn haat tegen Gods vijanden haakt de dichter aan bij Gods eigen afkeer van en verbondsvloek over de goddelozen. Door volledig aan Gods zijde te gaan staan, kiest hij voor de wereld van zegen en goedheid, waarheid en recht. Deze dichter neemt niet het recht in eigen hand, maar legt met zijn bede alles in Gods hand.

De breedste context
Een tweede leesregel is dat we bij het lezen van de geweldteksten steeds rekening houden met de realiteit van de heilsgeschiedenis. Hiermee bedoelen we het ‘totaalverhaal’ van de Bijbel: God is een bijzondere weg gegaan met deze wereld, om zijn volk te redden uit het duister tot het licht. Deze weg verloopt als het ware ‘verbondsmatig’: het verbond met Adam in het paradijs, het natuurverbond met Noach, het genadeverbond met Abraham en met Israël bij de Sinaï, het verbond met David, het nieuwe verbond in Christus.
Deze heilsgeschiedenis vertoont het model van een zandloper: breed - smal - breed. De heilsgeschiedenis zet breed-universeel in met de volkerenwereld die God schiep, maar wordt na de openbaring van zonde en opstand tegen God (Gen. 3-11) versmald in de toespitsing: Abraham - Israël - Juda - David. Via Israël wilde God zijn bedoeling met de wereld realiseren. Ook met Israël ging het echter de weg van zonde en ontrouw op. Dit alles loopt uit op de komst van Jezus Christus, dé mens Gods, het ware Israël, dé David, de tweede Adam. Na zijn volbrachte werk in kruis en opstanding gaat het heil zich weer verbreden, kan het zich ook universeel verbreden. Via Pinksteren stroomt het heil over de grenzen van Israël de wereld in (vgl. het visioen van Petrus in Hand. 10).

Dan is het met name van belang om steeds de bijzondere positie van Israël in deze heilsgeschiedenis in het oog te houden. Het Oude Testament kent een unieke concentratie op Israël, dit éne volk Israël, volk van Gods verbond, waar Hij wil wonen in een ‘theocratisch bestel’. Politiek en godsdienst, volksgemeenschap en cultusgemeenschap, troon en tempel zijn hier niet te scheiden. Israël was als het ware de proeftuin van de wereld.
Bij dit volk was God Koning, hier wilde Hij wonen, zijn heiligheid wilde beslag leggen op het hele volk. Niets onreins, niets gebrekkigs, geen leugen, mocht hier bestaan. Het hele leven in Israël stond in zekere zin op scherp. Het hoogste geluk, volk van God te zijn, moest zich paren aan de hoogste toewijding: heilig zijn. Adeldom verplicht: ‘Heilig zult gij zijn, want Ik, de Here, uw God, ben heilig’ (Lev. 19: 2). Hier staat alles op het spel.
Binnen dit zeer bijzondere heilshistorische kader moeten we dan ook plaatsen wat het Oude Testament verkondigt over het gericht van God, over het verdrijven van de Kanaänitische volkeren, over zeer strenge straffen, over een uiterst secure wetgeving rondom de vragen rein en onrein, enz

Een fundamentele wijziging
Het Nieuwe Testament brengt een fundamentele wijziging. In Christus’ persoon en werk krijgt het Koninkrijk Gods, dat in het Oude Testament door de menselijke zonde – zowel die van de volkeren in het algemeen als die van het volk Israël in het bijzonder – dreigde te ‘mislukken’, definitief gestalte. De verwachting van het Koninkrijk Gods betekende in het Oude Testament de komst van gericht en heil inéén: gericht voor de goddelozen, heil voor de rechtvaardigen. Johannes de Doper begrijpt dan ook niets van Jezus: waar blijft die bijl, die aan de wortel der bomen ligt, die doopt met vuur (Mat. 3: 11 en 11: 3)?
Toch wordt het gericht voltrokken, maar dan ... over Jezus zélf. Zijn vernedering is een verhoging, die het heil van Gods Koninkrijk definitief doet doorbreken. Het is er, reeds, heden, ofschoon nog niet volmaakt en ongestoord. Nu breekt de tijd van de wereldwijde evangelieverkondiging aan. Het gericht over de goddelozen vindt niet plaats, nóg niet – laat ze samen opgroeien tot de oogst, zegt Jezus (Mat. 13: 24-30, 36-43). Het gericht van God is nu in Christus voltrokken. De laatste fase van de geschiedenis wordt beheerst door de spanning tussen het reeds en het nog niet van het Koninkrijk Gods.

Wij leven in het tijdperk van de lankmoedigheid Gods: ‘Hij is lankmoedig jegens u, daar Hij niet wil, dat sommigen verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen’ (2 Petr. 3: 9). Deze lankmoedigheid betekent voor de mens uitstel, maar geen opheffing van Gods gericht. Maar nu is het de tijd niet voor geweld en toorn, het is de tijd van de bruidegom, de tijd voor zegen en liefde.

Het spoor van de heilsgeschiedenis
Onze vragen naar het geweldthema in de Schrift kunnen we naar mijn mening niet zuiver stellen als wij daarbij niet het spoor van deze bijzondere weg verdisconteren, die God in de geschiedenis gaat om zijn heil te verwerkelijken. Veel geweld speelt zich in het Oude Testament af rondom Israël, Gods oogappel. De notie van Gods bijzondere verkiezing staat voortdurend op de achtergrond. Volkeren rondom pogen dit ene volk te vernietigen en het een plaats onder de hemel te ontzeggen: Egypte, Amalek, Assyrië, Babylonië. Maar God maakt plaats voor zijn volk, geeft het een land om in te wonen. De moeilijkste teksten van het Oude Testament hebben hiermee te maken: de opdracht om de Kanaänitische volken uit te roeien (Deut. 7). Dit herinnert aan Sodom en Gomorra: de maat van de ongerechtigheid der Amorieten was vol. Aan de Kanaänitische bevolking voltrekt zich als het ware anticiperend het grote eindgericht van God over een wereld vol kwaad en onrecht.
Zijn deze teksten hiermee verklaard, ‘geneutraliseerd’? Nee, geenszins, maar wel in het licht van een bijbels perspectief gezet, in plaats van onder onze snelle morele oordelen te vallen.

Het beeld van God
Alles wat we tot nu toe te berde brachten, is ook te betrekken op het godsbeeld van het Oude Testament. Want hier ligt natuurlijk onze grootste moeite met het geweldthema in de Bijbel: dat God zelf, de Vader van Jezus Christus, geweld kan uitoefenen. Van de zondvloed tot en met het eindgericht op de ‘dag des Heren’.
Inderdaad, de God van de Bijbel kan ontzagwekkende dingen doen, huiveringwekkend voor ons mensen. Maar nooit willekeurig en onberekenbaar. Hij oefent geen geweld om het geweld, zoals in menige religieuze tekst over de goden uit de wereld rondom Israël het geval is. God is de Heilige Israëls, zo predikt het Oude Testament. Op een of andere manier heeft zijn ‘geweld’ steeds weer te maken met zijn afschuw van het kwade, van de zonde, van de opstand. Zijn ingrijpen verijdelt de triomf van de leugen. Gods geweld staat in een breder kader: dat van God en de gerechtigheid, God en het kwaad. Keer op keer dient zijn geweld het herstel van recht en vrede. Zowel het Oude als het Nieuwe Testament ademen het besef dat uiteindelijk alleen bij déze God de toorn veilig is: ‘Wreekt uzelf niet, geliefden, maar laat plaats voor de toorn, want er staat geschreven: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, spreekt de HERE’ (Dtn. 32: 35; Rom. 12: 19).

God is de gans-Andere, die actief-reëel in woord en daad handelend optreedt. Gode zij dank – want in de dagelijkse realiteit van een wereld waarin de duivel en het lot, de haat en de dood voortdurend aan zet komen, staat een God-met-schone-handen buitenspel.
God is een God van ontzagwekkende heiligheid, vlammende toorn, gepassioneerde naijver, in de kracht van zijn liefde en de vastheid van zijn gerechtigheid. De HERE is God, Hij laat niet met zich spotten. Dit opent het zicht op de onpeilbaar diepe ernst van onrecht, machtsmisbruik, hoogmoed, geweld en onderdrukking. God die het recht en de gerechtigheid liefheeft, blijft niet onbewogen bij de schending daarvan. Hij neemt de mens, die onrecht pleegt, in zijn handelen volstrekt serieus en stelt hem verantwoordelijk voor zijn daden. De beul heeft niet tot in de eeuwigheid een voorsprong op zijn slachtoffer. Dit biedt uitzicht aan troostelozen en hoop aan verdrukten. Dat God het kwaad uiteindelijk niet ongestraft laat, is de troost bij uitstek voor de talloze beroofden en bedrogenen van onze geschiedenis.

Tenslotte
Dat er allerlei geweldteksten in de Bijbel staan waar wij het moeilijk mee hebben, moet trouwens ook niet overgeaccentueerd worden. Want als het eropaan komt, is de grondlijn van de Schrift door een kind te verstaan. ‘Een ogenblik duurt zijn toorn, een leven lang zijn welbehagen’ (Ps. 30: 6). Want Hij is de God, die in liefde en ontferming de mens zoekt en opnieuw tegemoet treedt. ‘Ik kán Efraïm niet verderven, mijn hart keert zich om tegen Mij’ (Hos. 11: 8).
Gods oordeelsprediking is een lokroep tot omkeer, een uitgestoken hand. Het is deze prediking die in het Nieuwe Testament openbloeit, van de kribbe tot het kruis. Waar die Ene in het oordeel ondergaat opdat de velen zouden leven. Aan deze God kan een mens zich met een gerust hart toevertrouwen, mét al zijn vragen.

Heilig, heilig, heilig! Gij gehuld in duister,
geen oog op aarde ziet U zoals Gij zijt.
Gij alleen zijt heilig, enig in uw luister,
één en al vuur en liefde en majesteit.

H.G.L. Peels
(Prof. dr. H.G.L. Peels is hoogleraar Oude Testament aan de TUA.)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 februari 2007

De Wekker | 16 Pagina's

Een leesbril met twee glazen: de directe en de breedste context (De Bijbel een gewelddadig boek? 3)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 februari 2007

De Wekker | 16 Pagina's