Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gods oordeel is rechtvaardig (Ezechiël 8)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods oordeel is rechtvaardig (Ezechiël 8)

Ezechiël 8: 1-18

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de rechtspraak worden soms fouten gemaakt. Door een rechterlijke dwaling wordt er iemand veroordeeld die onschuldig is. Dat is een geweldige tragiek die hoort bij onze zondige en gebroken wereld. Maar bij de Here God komt dat niet voor. Als de Here veroordeelt en straft is dat rechtvaardig. Dan is er alle reden voor. Dat stelt Ezechiël aan de orde in hoofdstuk 8.

In hoofdstuk 8 begint een nieuw onderwerp. De eerste drie hoofdstukken gingen over de roeping van Ezechiël. In hoofdstuk 4 t/m 7 ging het over Gods oordelen over Juda en Jeruzalem. Ezechiël moest die oordelen uitspreken en door symbolische daden duidelijk maken. Vanaf hoofdstuk 8 gaat het over de verdorvenheid van Jeruzalem. De ernst van haar zonde. Er is dus alle reden voor Gods oordeel. Ezechiël ziet die zonde van Israël in een visioen. Hij weet nog precies de dag te noemen waarop dat visioen plaatsvond (vs. 1). Het is ruim een jaar later dan het visioen in hoofdstuk 1 (zie 1: 2). Voor ons gevoel komt dat visioen erg ongelegen. Ezechiël heeft net bezoek. De oudsten van Juda zitten bij hem. Blijkbaar had de Joodse kolonie in Babel een zekere mate van zelfstandigheid. Ze hebben eigen leiders die zaken binnen de gemeenschap regelen. Waarschijnlijk zijn ze naar Ezechiël toegekomen om de Here te raadplegen. Tijdens dat bezoek krijgt Ezechiël een visioen.

Het visioen
Ezechiël zegt dat de hand van de HERE op hem viel. Dat wijst op het plotselinge van het visioen. Hij ziet een bijzondere gedaante die de contouren heeft van een mens, maar Hij straalt vuur uit; een lichtgloed die schittert als metaal. Het is duidelijk dat het om een verschijning van de HERE Zelf gaat. Een verschijning die zo verheven en luisterrijk is dat Ezechiël het niet goed onder woorden kan brengen. Die goddelijke gedaante strekt een soort hand uit en Ezechiël wordt beetgepakt bij een lok van zijn haar. Het haar dat hij in hoofdstuk 5 moest afscheren is dus weer aangegroeid. Aan die haarlok wordt hij opgetild en meegevoerd naar Jeruzalem. Hij ziet in dat visioen dus wat er in Jeruzalem gebeurt. Hij wordt neergezet bij de noordelijke poort van de binnenste voorhof van de tempel. Daar stond een afgodsbeeld. Dat beeld wekt de Here God tot naijver, tot heilige jaloersheid. Omdat de eer die Hem toekomt, wordt gegeven aan een beeld dat niets kan. Ezechiël krijgt de opdracht: Kijk eens naar het noorden (vs. 5). Zie eens wat voor afschuwelijk beeld ze daar hebben neergezet; zo kwetsen en beledigen ze Mij. Je snapt toch wel, Ezechiël, dat Ik hier niet meer wonen kan (vs. 6) omdat ze mijn heilige Naam zo te grabbel gooien. Dat moet Ezechiël dan ook aan die oudsten van Juda meedelen. Hoort het woord van de HERE: Ik kan niet meer in jullie midden blijven wonen omdat je Mij zo gekrenkt hebt.

De rondleiding
Als de Here Ezechiël dat afgodsbeeld heeft laten zien, krijgt hij te horen: Nog meer gruwelen zul je zien (vs. 6). God geeft hem a.h.w. een rondleiding door de tempel. God laat hem dingen zien die hij nog nooit ontdekt heeft, omdat de mensen het geniepig verborgen houden. Hij moet verder de voorhof ingaan. Daar zit een gat in de muur; mogelijk door achterstallig onderhoud. Ezechiël moet dat gat groter maken en er doorheen kruipen. Dan komt hij bij een deur. Daar moet hij naar binnen gaan als een soort spionageopdracht om eens poolshoogte te nemen wat er zich in de tempel afspeelt. Als Ezechiël door die deur naar binnengaat, komt hij in een ruimte waar het geheimzinnig donker is. Alleen de gloeiende kolen van wierookpannen verspreiden licht. Ezechiël ziet allerlei afbeeldingen van dieren op de muur die als goden vereerd worden. Niet alleen grote dieren als leeuwen en stieren. Ook kruipende dieren als slangen en kevers en kikvorsen die in Egypte vereerd werden. Zeventig mannen uit de oudsten van het land zijn in die ruimte in het geheim bezig afgoderij te bedrijven. De leiders zijn verleiders geworden. Eén van hen is Jaäzanja, de zoon van Safan. Safan speelde een rol bij de reformatie onder Josia. Jaäzanja kan dus beter weten; toch doet hij aan deze ontheiliging van de Here mee. Intussen krijgt God ook nog de schuld. Ze zeggen: de Here heeft ons verlaten (vs. 12). Het is dus Gods eigen schuld dat wij afgoden dienen. Zo verdraaien ze de feiten.

Het vervolg
Dan gaat de rondleiding van Ezechiël verder. Ze komen in een vertrek waar de babylonische god Tammuz wordt vereerd. Tammuz is de god van de groei van het koren. Als het koren rijp was en gemaaid moest worden, werd dat gezien als het sterven van Tammuz. Als de mannen aan het maaien waren, gingen de vrouwen Tammuz bewenen. Om er zo voor te zorgen dat Tammuz volgend voorjaar weer zou opstaan uit de dood. Ten slotte komt Ezechiël op zijn tocht door de tempel in de binnenste voorhof waar een groep van zo’n 25 man bezig is om de zon en de maan en de sterren te aanbidden. Ze liggen geknield voor de hemellichamen terwijl ze oneerbiedig hun rug naar Gods tempel hebben gekeerd. Als de Here zo Ezechiël heeft rondgeleid, maakt Hij zijn reactie bekend. Is het niet gruwelijk wat zich in het geniep in de tempel afspeelt? Daarnaast is ook het hele land nog vol geweld. Ik moet wel met mijn oordeel komen omdat ze bewust tegen mijn goede wegen ingaan. Zijn oordeel is rechtvaardig en verdiend omdat ze Hem in zijn God-zijn hebben aangetast.


Gespreksvragen
1. God is een heilig God. Hij is heilig jaloers als de eer die Hem toekomt aan afgoden wordt gegeven. Zijn wij daar voldoende van doordrongen? Hoe blijkt dat?
2. Veel afgodendienst in Ezechiëls tijd vond in het geheim plaats. Hun belijdenis week af van wat in hun hart was? Kan dat ook onder ons voorkomen? Kent u voorbeelden?
3. Die 70 oudsten klaagden dat God hen verlaten had. Hoe hebben ze volgens u de situatie verdraaid? Kan die klacht van God verlaten te zijn ook nu voorkomen?
4. Kun je lijnen trekken van de verering van Tammuz en de hemellichamen naar de newagebeweging en astrologie en dergelijke zaken in onze tijd?
5. God laat via Ezechiël weten dat zijn oordeel terecht is omdat Hij zo gekrenkt is. Is dit voor ons een aansporing om des te meer de genade in Jezus Christus te zoeken?

M.J. Oosting
(ds. M.J. Oosting is predikant te Biezelinge.)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 september 2008

De Wekker | 16 Pagina's

Gods oordeel is rechtvaardig (Ezechiël 8)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 september 2008

De Wekker | 16 Pagina's