Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pastoraat aan gemeenteleden met een borderline stoornis (Pastoraat en borderline stoornis 2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pastoraat aan gemeenteleden met een borderline stoornis (Pastoraat en borderline stoornis 2)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

We hebben vorige week gezien hoe aangrijpend een borderline persoonlijkheidsstoornis kan zijn voor de patiënt zelf en voor zijn omgeving. Deze week zullen we stilstaan bij enkele belangrijke aspecten van het pastoraat aan borderlinepatiënten.

De houding waarmee psychisch zieke mensen benaderd worden, is vaak doorslaggevend voor de uitkomst van de hulp die geboden wordt. Vooral bij gevoelige mensen, zoals borderlinepatiënten, luistert de benadering zeer nauw. Het betekent veel voor hen te weten dat er iemand is die hen onvoorwaardelijk accepteert. Aanvaarding (Romeinen 8: 15) betekent echter niet dat een pastor (predikant, ouderling, pastoraal werker) ook al het ongepaste en/of zondige gedrag onvoorwaardelijk hoeft te accepteren. Wel mag er uit de aanvaardende houding van de pastor iets blijken van het feit dat ook de pastor zich een zondaar weet voor God en zich dus niets meer voelt dan zijn gesprekspartner.

Vertrouwensband
Tijdens de eerste contacten met een borderlinepatiënt zal gewerkt moeten worden aan een enigszins stabiele vertrouwensband. Omdat de manier waarop een borderlinepatiënt zichzelf voordoet sterk kan verschillen van zijn innerlijke gevoelsleven zal een pastor tijdens de eerste contacten moeten proberen in te schatten hoe het vertrouwen (op God en de medemens) er werkelijk voorstaat.
Daarnaast moet hij bedacht zijn op zogenaamd ‘uittestgedrag’. Met dit vaak ongepaste gedrag (bijvoorbeeld manipulerend gedrag of woedeaanvallen) test een borderlinepatiënt de betrouwbaarheid van de pastor uit. Wanneer een pastor in staat is dit gedrag niet persoonlijk op te vatten, geeft dit hem de mogelijkheid er meer ontspannen mee om te gaan en de pastorant te laten zien dat hij te vertrouwen is.

Borderlinepatiënten hebben door hun aandoening vaak een ernstige behoefte aan aandacht. Daarom moet een pastor een goede balans proberen te vinden tussen te veel en te weinig aandacht geven en duidelijk zijn grenzen bewaken. Daarnaast is het goed te weten dat de pastor tijdens de gesprekken zeker zal stuiten op overdrachtsreacties (projectie van ervaringen, gevoelens en wensen (uit het verleden) op een ander) van de borderlinepatiënt. Hoe langer een gesprek duurt, hoe heftiger de overdrachtreacties. Meestal wordt daarom geadviseerd de gesprekken te beperken tot 30-45 minuten.
De verhalen en het gedrag van een borderlinepatiënt zullen bij de pastor ook reacties en gevoelens oproepen (tegenoverdracht). Wanneer de pastor zich hierbij bewust is van zijn eigen gevoelens en tekortkomingen en deze ook met een biddend hart openlegt voor God, zal hij zich professioneler kunnen opstellen tegenover de angsten en gevoelens van een borderlinepatiënt.
Een pastor moet ook duidelijk zijn over zijn grenzen qua professie. Hij mag aangeven dat sommige zaken beter (ook) met een psycholoog/psychiater besproken kunnen worden. Dat is geen teken van falend pastoraat, maar juist van goede zorg. De pastorale taak houdt dan immers niet op; de pastor geeft enkel aan dat het niet goed is voor de pastorant en voor hemzelf, wanneer hij (als enige) de pastorant helpt bij zaken die buiten zijn professie vallen.

Juist omdat borderlinepatiënten geneigd zijn zich volledig vast te klampen aan iemand die hen de helpende hand toereikt, moet een pastor oppassen voor redderfantasieën. Hij moet van zichzelf afwijzen naar de Redder Die gezocht en gevonden wil worden, de Redder van het leven, Jezus Christus. Een dergelijke benadering kan voorkomen dat de extreme idealisatie door een borderlinepatiënt uitloopt in machtsmisbruik (door pastor of pastorant) of in suïcidaal of ander zelfbeschadigend gedrag.

Verantwoordelijkheid
Het is voor een borderlinepatiënt vaak moeilijk om beslissingen te nemen. Een pastor kan hem vanuit Gods Woord helpen de juiste beslissingen te nemen. Gods Woord leert ons verantwoordelijk te zijn voor onze eigen daden en voor onze relatie met medemensen en God. Een pastor mag die verantwoordelijkheid niet overnemen, ook niet wanneer hij hier (impliciet) om gevraagd wordt. Anders lopen de verhoudingen scheef. Het gevaar van machtsmisbruik ligt dan op de loer. Daarnaast loopt de pastor bijvoorbeeld het gevaar achteraf beschuldigd te worden van een eventuele zelfmoordpoging of verkeerde daad (‘Als u niet gezegd had dat ik deze beslissing moest nemen …’).
Dit betekent echter niet dat een pastor een borderlinepatiënt hoeft te overladen met niet te behappen verantwoordelijkheden. Alles moet er echter wel op gericht zijn dat de pastorant zijn eigen verantwoordelijkheden leert nemen. Zo kan een pastor (met behulp van bijvoorbeeld de diaconie) hulp bieden bij maatschappelijke problemen (bijvoorbeeld schulden).

Een groot deel van de borderlinepatiënten is zeer extravert en kan vaak, schijnbaar zonder enige moeite, al zijn problemen bij een ander neerleggen. Dit kan door een buitenstaander als schokkend worden ervaren en hem van de wijs brengen. Het feit dat een borderlinepatiënt zijn trauma’s en problemen graag lijkt te willen vertellen, wil echter niet zeggen dat het ook altijd goed is deze problemen uitgebreid te bespreken. Het gevaar voor een crisis is dan namelijk groot en daarom kan het soms beter zijn bepaalde onderwerpen (die al bij een psycholoog/psychiater besproken worden) niet ook uitgebreid te bespreken tijdens het pastorale gesprek.
Wanneer men ervoor kiest sommige aspecten van trauma’s te bespreken, zal er rekening gehouden moeten worden met afweer- en/of verdringingsmechanismen, de ‘waaromvraag’ en (mogelijk) een verwrongen of beschadigd Godsbeeld. Een pastor moet erop bedacht zijn, dat een borderlinepatiënt juist bij het bespreken van de pijn van traumatische ervaringen snel de neiging heeft het contact met zijn pastor te verbreken. De pastor doet er dan goed aan zich niet op te dringen, maar te laten weten dat hij beschikbaar blijft en dat het contact te allen tijde weer kan worden opgepakt.

Godsbeeld
Het beeld dat een borderlinepatiënt van God heeft, kan dus ernstig beschadigd of verwrongen zijn en is door het zwart-witdenken ook vaak zeer veranderlijk (van volledige toewijding aan de Here tot volledige ontkenning van Zijn bestaan).
Het geloof kan als steunend of als bedreigend worden ervaren. Het geloof is steunend, wanneer men God als zeer nabij ervaart. Geloofservaring kan dan zelfs gepaard gaan met visioenen of wanen.
Wanneer God als veraf wordt ervaren en/of gebeden niet lijken te worden verhoord, roept dit vaak woede, opstandigheid of ontreddering op. Veel gelovige borderlinepatiënten weten zich geen raad met deze gevoelens, omdat ze menen niet opstandig te mogen worden tegen de Heilige God. Dit kan resulteren in ernstige gewetensconflicten en vervolgens in het gevoel volkomen waardeloos te zijn. Dit kan uitmonden in roekeloos/destructief gedrag.

In het pastoraat mag echter het juiste beeld van God worden geschetst. Daarbij moet een pastor zich ervan bewust zijn dat het schetsen van een juist beeld van God niet meteen betekent dat een borderlinepatiënt dit beeld van God ook overneemt en integreert. Voor een borderlinepatiënt is het door het zwart-witdenken immers vaak zeer moeilijk een evenwichtig beeld van een ander of de Ander vast te houden.
Ook mag een pastor de pastorant begeleiden in het uiten van zijn moeiten en klachten naar God. Hij mag met hem meezuchten om de gebrokenheid in het leven (Romeinen 8: 22, 23, 26) en samen met hem uitzien naar de grote toekomst waarin er geen pijn en verdriet meer zal zijn.

Destructief
Suïcidaal of destructief gedrag steekt vaak de kop op in crisissituaties. De pastorale zorg hangt hierbij af van de situatie. Is er een directe crisissituatie of is de crisis weer geweken? Deze inschatting is in het geval van borderline lastig te maken, omdat veel borderlinepatiënten wat betreft crises kunnen worden gekenmerkt als ‘stabiel instabiel’.

Bij een levensbedreigende situatie is het belangrijk eerst het leven van de borderlinepatiënt veilig te stellen. Hiertoe kan een bezoek aan de Spoedeisende Hulp noodzakelijk zijn. Ook kan een pastor ondersteuning, bemoediging en vertroosting bieden aan de borderlinepatiënt en zijn omgeving.
Wanneer de directe crisis geweken is, kan men voorzichtig dieper ingaan op de geestelijke noden. De pastor mag Gods liefde en ontferming voorspiegelen. Het feit dat een borderlinepatiënt weet dat de Here om hem geeft, kan hem houvast bieden.

Zonde, schuld en verwrongen verhoudingen
Door de borderlineproblematiek (verslavingen, suïcidaal gedrag, woede-uitbarstingen, enzovoort) kan een borderlinepatiënt gebukt gaan onder schuldgevoelens over zonden en verwrongen verhoudingen (met God en de naaste). Hierbij speelt meestal een kluwen van zowel terechte als onterechte schuldgevoelens een rol. Onterechte schuldgevoelens – die als het ware zijn ingeprent – mogen ontmaskerd worden, omdat ze de pastorant bij God en de medemens vandaan houden.

Wanneer er sprake is van werkelijke schuld, moet deze schuld beleden worden tegenover God en/of de naaste. Dan kunnen er stappen worden gezet naar het herstel van de verhoudingen. Of en hoe er vermaand moet worden, hangt echter in alle gevallen af van de situatie van de borderlinepatiënt. Een (hernieuwde) crisis ligt bij de borderlineproblematiek altijd op de loer.

Echter, niet elk pastoraal gesprek hoeft te gaan over (de gevolgen van) de borderlineproblematiek. Het kan zelf een opluchting zijn, wanneer er een keer aandacht wordt besteed aan alledaagse dingen, zoals hobby’s en dergelijke. Net als andere zieke mensen, wil een borderlinepatiënt niet graag gezien worden als ‘die patiënt’. Hij ís zijn persoonlijkheidsstoornis niet, hij hééft hem. En daarnaast ís hij nog zoveel meer: gemeentelid, vader, moeder, broer, zus, vriend, vriendin en bovenal schepsel van de levende God. Ook een borderlinepatiënt heeft gaven van de Here ontvangen, die hij mag gebruiken. Er zijn dingen om dankbaar voor te zijn, dingen die goed gaan en dingen waar hij gelukkig om mag zijn.
Het is daarom erg belangrijk verbeteringen en dingen die goed gaan te benoemen. Dit versterkt het zelfvertrouwen en het gevoel inderdaad meer te zijn dan ‘die moeilijke borderlinepatiënt’.

Carola van der Kruk-de Boer
(Carola van der Kruk bereidt een boek over pastoraat aan gemeenteleden met een borderline persoonlijkheidsstoornis voor.)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 januari 2009

De Wekker | 16 Pagina's

Pastoraat aan gemeenteleden met een borderline stoornis (Pastoraat en borderline stoornis 2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 januari 2009

De Wekker | 16 Pagina's