Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De grote hogepriester (Hebreeën 6)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De grote hogepriester (Hebreeën 6)

Hebreeën 4: 14-5: 10

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het voorgaande gedeelte (4: 11- 13) konden we inhoudelijk zeer beknopt de kern van de brief vinden: op basis van de goede boodschap van God wordt erop aangedrongen met ernst dit in gehoorzaamheid te volgen, opdat niemand zal neervallen onderweg en verloren gaan. Nu wordt er dan op die inhoud nog dieper ingegaan.

Wij hebben een grote hogepriester. Hiermee wordt de draad van de belijdenis weer opgepakt, zoals dat ook al in 2: 17 en 3: 1 gebeurde. Jezus was als hogepriester kennelijk in de gemeente algemeen bekend en beleden.

Hij is de hemelen doorgegaan. Deze woorden roepen het beeld op van de hogepriester in het oude Israël, die op de Grote Verzoendag de tempel in ging door de voorhangsels heen tot in het Allerheiligste. Zonder dat het woord hier genoemd wordt is daarmee het feit van de verzoening eigenlijk al aan de orde gesteld. Dat verklaart ook het belang van die belijdenis: laten we daaraan vasthouden. Dat het nu niet meer om de doorgang door de tempelvoorhang, maar om die door de hemelen zelf gaat geeft de uitzonderlijk grotere waarde van deze hogepriester dan ook aan.

Het eerste belang is, dat Jezus, de Zoon van God kan meevoelen met onze zwakheid. Daarmee staat Hij tot op zekere hoogte op dezelfde manier tegenover ons als destijds de oudtestamentische priesters. Zie 5: 2. Zij konden tegemoetkomend zijn jegens mensen, maar: vanuit een vorm van zwakheid, die ook hen tot zondigen bracht (5: 3). Daarmee treden de verschillen met de oudtestamentische priesterschap tegelijk aan de dag. Bij Jezus geen zonde, al weet Hij wel van verzoeking. De verzoeking in de woestijn (Mattheüs 4: 1- 11), ook aangehaald in Hebr. 2: 18, is a.h.w. het concentratiepunt van heel Jezus’ leven en werk in dit opzicht. Maar juist het “zonder te zondigen” krijgt daar wel heel bijzonder handen en voeten.
Jezus kan meevoelen met onze zwakheden, maar niet vanuit een eigen zwakheid, maar juist vanuit kracht, vanuit overwinning op de boze.
Het offer, dat de oudtestamentische priesters brachten in hun liturgie kreeg zijn vervulling in het offer van Christus, waarin Hij èn hogepriester èn offer is: Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt.

Geen “Umstimmung”
Deze geweldige rijkdom brengt tot de oproep “Laten wij daarom met vrijmoedigheid toetreden tot de troon der genade …”. Dit vraagt nadere aandacht. In de lutherse theologie heeft men o.a. hier wel een grond menen te vinden voor de gedachte aan de zogenaamde “Umstimmung”. Door het offer van Christus zou dan de troon van God genadetroon geworden zijn. Door het offer van Christus zou God een genadige God geworden zijn. Dat is een omkering van de werkelijkheid. Bovendien heeft de bestrijding van deze karikatuur de zaak nog verergerd door de “verzoening door voldoening” om die reden tot een achterhaalde leerstelling te verklaren.

Maar: Christus’ optreden, zijn hogepriesterschap, inclusief zijn weerstaan van de verzoeking, heeft niet bewerkt dat God een genadig God is, maar heeft aan het licht gebracht dat God genadig wilde zijn. Zijn genade is altijd al karakteristiek voor Hem geweest. Maar nu dat aan het licht is getreden mogen wij met vrijmoedigheid toetreden. En we mogen daar ook nog veel van verwachten: Barmhartigheid ontvangen en genade vinden om hulp te verkrijgen te gelegener tijd.

Dat Christus werkelijk Gods genade aan het licht heeft gebracht en dat Hij niet God heeft “umgestimmt” blijkt uit de uitdrukkelijke vermelding, dat Hij door God tot zijn waardigheid geroepen is. Dat gold van alle hogepriesters, te beginnen bij Aäron zie Hebr. 5: 4 en de verwijzing naar Exodus 28: 1. Maar ook van Christus: zie Hebr. 5: 5-6.
Hier wordt evenals in 1: 5 verwezen naar Ps. 2: 7 en vervolgens naar Ps. 110: 4: Gij zijt priester in eeuwigheid naar de ordening van Melchisedek. In dit gedeelte wil de aanhaling er slechts de vinger bij leggen, dat Jezus weliswaar niet uit de stam Levi was, maar om deze wijze van geroepen zijn tóch deze grote hogepriester kon en zelfs moest zijn. Later komt de ordening naar Melchisedek nog uitvoeriger ter sprake.
Het gehoor geven aan deze roeping was al een daad van gehoorzaamheid, maar wel gehoorzaamheid aan zijn Vader, die genade voor zondaren wilde.

Gehoorzaamheid
Dat dit niet slechts “waardigheid” was, maar een zwaar gevulde opdracht blijkt uit het 7e vers. Daarin wordt kennelijk verwezen naar de gebedsstrijd in Getsémané, zie Mattheüs 26: 36 vv. Dat het om de angst voor de dood ging blijkt al uit het feit, dat Hij bad tot Degene die uit de dood kon redden.
Moeilijkheden zijn er bij de vertalingen van vs. 7. “en Hij is verhoord uit zijn angst” (NBG), “en verhoord zijnde uit de vreze” (SV), “vanwege zijn diep ontzag voor God” (NBV). Voor elk van de vertalingen is iets te zeggen gezien de betekenissen van het woord eulabeia, dat zowel “angst” als vrees in de zin van “vrees des Heren” in zich kan hebben.

Uitgaande van het begrip “vrees” in de laatste zin (zo opgevat door Luther) wijst Van Oyen erop, dat Christus’ gebed is verhoord, “niet doordat inderdaad die drinkbeker als zodanig werd weggenomen, maar doordat de Vader Hem overtuigt van de noodzakelijkheid van deze drinkbeker en Hem alzo de schrik ervoor wegneemt, omdat ’s Vader wil te doen tenslotte voor Jezus is geweest de grootste zaligheid”.

Dat mensen door lijden en beproevingen heen de echte gehoorzaamheid leren is bijna een algemeen geldende werkelijkheid en zeker in de christelijke gemeente in de relatie met God bekend. Juist in de Hebreeënbrief wordt daar aandacht aan besteed. Zie hdfst. 12. Hoewel Christus de Zoon van God was ontkwam Hij hier ook niet aan. Integendeel, Hij is ons zelfs dáárin gelijk geworden. Maar eenmaal in Gods heerlijkheid is zijn vreugde vele kinderen in diezelfde heerlijkheid binnen te leiden. Want toen Hij het einde had bereikt, is Hij voor allen die hem gehoorzamen een oorzaak van eeuwig heil geworden”.


Gespreksvragen
1. Hoe ervaart u Christus’ meegevoel met uw zwakheden?
2. Op welke wijze geeft u de vrijmoedigheid van 4: 16 gestalte in uw leven?
3. Geeft het u ook troost dat Christus niet Zichzelf de eer van hogepriester heeft toegeëigend?

J. Manni
(Ds. J. Manni is emerituspredikant en woont in Rotterdam.)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 2009

De Wekker | 16 Pagina's

De grote hogepriester (Hebreeën 6)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 2009

De Wekker | 16 Pagina's