Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Briefwisseling

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Briefwisseling

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de rubriek Briefwisseling schrijven twee personen elkaar in De Wekker één of meerdere brieven over een onderwerp dat hen en ook de lezers van De Wekker bezighoudt en boeit. In deze serie lezen we mee in de brieven die prof.dr. T.M. Hofman en ds. A.Th. van Olst elkaar sturen. Prof. Hofman is predikant geweest in Ouderkerk a/d Amstel en Rijnsburg en is tegenwoordig hoogleraar voor het Nieuwe Testament in Apeldoorn. Ds. A.Th. van Olst is sinds 14 januari 2009 als predikant verbonden aan de gemeente van Utrecht-West.

Beste Anne,

Hartelijk dank voor je tweede brief. Dit antwoord schrijf ik in een veelbewogen week. Je reikt in je tweede brief heel wat dingen aan waaruit blijkt dat we in Apeldoorn voortdurend bezig zijn om op een verantwoorde wijze naast de wetenschappelijke toerusting evenzeer aandacht te besteden aan de geestelijke vorming en de praktische voorbereiding. Je vraagt om een voortgaande bezinning en creatieve aanpak.

In je tweede brief signaleer je de werkelijkheid zoals je die ervaart: enerzijds vanaf de bevestiging terstond predikant te zijn in volle rechten en plichten en anderzijds je innerlijk besef als beginnend predikant nog veel te moeten leren. Daar ligt inderdaad een spanning die trouwens evenzeer bekend is na de voltooiing van andere studies. Jij wilt graag wat verder met me nadenken over het verwachtingspatroon van een afgestudeerde en van de eerste gemeente. We kennen elkaar goed genoeg om te weten dat wij beiden ervan overtuigd zijn dat verwachtingspatroon en roepingsbesef met elkaar verbonden zijn. De Here heeft ons geroepen om als dienaar van Zijn Woord op Zijn tijd en wijze te gaan werken. Verwachtingspatroon is in dit verband een meerduidig woord.
Moet je verwachtingspatroon verbinden met zicht op het ambtelijk werk of richt het woord zich meer op de aansluiting tussen opleiding voor en praktijk van het werk als predikant? Wij zijn het er samen over eens dat we juist als predikant goed moeten onderscheiden tussen roeping en ambitie. Al wil dat niet zeggen dat roeping per se in moet druisen tegen wat ik van harte zou willen, maar de diepste motieven liggen niet in de sfeer van mijn (zelf) ontplooiing. Wat het zicht op het ambtelijk werk betreft, leren wij steeds meer, dat de Zender de koers bepaalt. Dat gaat ook bij predikanten niet vanzelf. Dat snijdt soms ook in ons eigen vlees. Naast de studie in het Woord als hoofdbron heb ik persoonlijk meer dan eens ervaren dat toerusting tot het ambtelijk werk ook alles te maken heeft met ‘samen met alle heiligen’. Zij die mochten dienen in de kerk der eeuwen hebben ons een schat nagelaten (ook in praktische zaken) waar we dankbaar en verwonderd uit mogen putten. Zo worden we verder gevormd en groeit er een persoonlijke geestelijke visie op de dienst midden in deze tijd! Die dienst leren we dan steeds meer kennen in de intensieve omgang met de gemeente.

Anne, naar ik begrijp wil jij (vooral) ook verder denken over dat tweede aspect van het woord verwachtingspatroon, namelijk je verwachtingen over de aansluiting tussen de opleiding voor en de praktijk van het predikantschap. Dan valt te denken aan het profiel van een gemeentepredikant. Hoe wordt er in de opleiding de jaren door heen gewerkt naar voldoende toerusting en vaardigheid om het ambt te bekleden en hoe houd je die kennis en vaardigheid op peil? Ook jij hebt in je eerste jaar in de gemeente al kennisgemaakt met een grote verscheidenheid van terreinen waarop je moet kunnen functioneren. Het predikantswerk is sterk in beweging en zoals de hele maatschappij hectisch is, zo dreigt dat ook steeds meer de toon te zetten in het gemeentelijke en bredere kerkelijke leven. Anne, ik ben je dankbaar voor het feit dat je deze thematiek opnieuw onder mijn aandacht brengt. Juist in een tijd waarin de geestelijk inhoudelijke kant van de toerusting tot predikant terecht veel aandacht vraagt, zullen we tevens moeten blijven zoeken naar (nieuwe) wegen om de praktische vaardigheden en het probleemoplossend vermogen van jonge predikanten te laten groeien. De basis is in de opleiding gelegd, maar verdere toerusting moet voortdurend plaatsvinden. Er zijn wel stemmen opgegaan voor een leervicariaat van één jaar. Om zo gedurende veel langere tijd echt ‘mee te lopen’ en nog meer ervaring op te doen alvorens zelfstandig te gaan werken in de gemeente. Je zou ook kunnen denken aan verdere uitbreiding van het instituut van mentor in classisverband. Intensieve trajecten van na- en bijscholing zijn evenzeer goede alternatieven, die misschien minder kostbaar zijn dan het eerst genoemde traject. Juist door deze praktische vorming en ondersteuning zou de geestelijke groei meer ruimte kunnen krijgen.
De verwachting van de gemeente kan van plaats tot plaats ook behoorlijk variëren, maar daarbij moet tevens het Woord de koers bepalen. Als dienaar en gemeente mogen we steeds weer leren luisteren te midden van de vele stemmen die klinken, totdat je samen diep verwonderd de stem van de Goede Herder mag horen en leren gehoorzamen, in alle facetten van het werk. Zo houdt deze Herder dienaar en kudde dicht bij Zich.

Met een broedergroet.

Hofman.


Beste professor Hofman,

Opnieuw heel hartelijk dank voor uw brief! Deze brief zal al weer de laatste zijn. In uw brief vind ik veel herkenning. Hartelijk dank ook voor alle opmerkingen die u gemaakt heeft over het geestelijk karakter van het ambt, over roeping en afhankelijkheid versus ambitie en zelfontplooiing. U schrijft ook over het ‘samen met alle heiligen’, en daarmee over het putten uit de schat van de kerk der eeuwen. Dat schatgraven voedt, houdt scherp, en bepaalt voortdurend bij de kerntaak van het predikambt: dienaar zijn van het Woord.
Ik ben ook blij dat we samen zien dat een voluit geestelijke benadering op geen enkele manier strijdig is met (blijvende) toerusting op allerlei terreinen. En naast de praktische toerusting (hoe pak je het aan, hoe organiseer je het, waar let je op bij het voorbereiden van een begrafenis en het contact met de familie), mag in verdere toerusting ook aandacht besteed worden aan bijvoorbeeld de vraag welke rol de eigen persoonlijkheid speelt in de communicatie met gemeenteleden, welke valkuilen er zijn in het pastoraat, juist als het niet gaat om reguliere bezoeken, maar om bezoeken waarin verstoorde relaties aandacht vragen, of waarin bijvoorbeeld omgegaan moet worden met op scherp staande meningen. Hoe gemakkelijk kan een probleem energie opslokken, doordat je onderdeel van het probleem wordt, en wat een zegen als je weet hóe dat kan gebeuren, zodat het voorkomen kan worden.
Ik merk hoe belangrijk een goede communicatie is in de gemeente, en hoe makkelijk het misgaat op dat vlak. Ik merk ook dat de verleiding groot is te veel werk op eigen schouders te laden en sommige problemen op te gaan lossen, terwijl je een ander meer helpt als je niet toelaat dat die zijn of haar eigen problemen doorschuift naar anderen.
In dat kader kijk ik ook met dankbaarheid terug op extra colleges die ik aan het einde van de studie mocht volgen, waarin gesproken werd over het eigen ‘gedragsprofiel’ en de relatie tussen eigen persoon en processen in de gemeente. Een duidelijk teken dat in Apeldoorn daar aandacht voor is.
Het is, denk ik, winst als we zien dat de dagelijkse omgang met de Heere, en het putten uit de schat der eeuwen, geen garantie geven dat we niet, door onverstandige dingen te doen, uitgeblust raken, of fouten maken die bijdragen aan een verstoorde verhouding, die vervolgens weer veel energie zal opeisen om het weer goed te krijgen.

Dat er stemmen zijn opgegaan voor een leervicariaat van één jaar, vind ik nog niet zo’n vreemde gedachte, al zullen daar inderdaad praktische bezwaren aan kleven. Het voordeel van zo’n leervicariaat is, dat de onderwerpen die in Apeldoorn zeker al aandacht gekregen hebben, nu in de praktijk ervaren worden, terwijl je je werk als het ware onder toeziend ook van een ervaren collega doet.
Ik kan me best voorstellen dat het nog niet zo eenvoudig is om iets dergelijks te realiseren. Daarom zouden we kunnen beginnen met de dingen die u erna noemt in uw brief: een uitbreiding van het mentoraat in de classis, waarbij wat mij betreft dan ook aandachtsvelden beschreven zouden kunnen worden. Zo voorkom je dat het mentoraat alleen probleemgestuurd wordt: de beginnend predikant stelt een vraag, en de mentor antwoordt. Dat is natuurlijk heel zinnig, maar misschien worden de meeste uitglijders wel gemaakt zonder dat je het zelf in de gaten hebt. Bij beschreven aandachtsvelden, bijvoorbeeld persoonlijke omgang met de Heere, agendabeheer, preekvoorbereiding, etc., kan de mentor vragen stellen, en de beginnende predikant het eigen functioneren nog eens overdenken. Predikanten met bijzondere gaven op dit vlak zouden zelfs meerdere mentoraten tegelijk kunnen vervullen.
U noemt ook intensieve na- en bijscholingstrajecten. Dat klinkt erg groot, maar als we nu eens klein zouden beginnen: een dag per half jaar zou al een hele stap voorwaarts zijn. Als we dan beginnen met de beginnende predikanten, dan is het best te overzien en gemakkelijk te realiseren. Zo kunnen we dankbaar gebruikmaken van ervaren predikanten, die zich er volgens mij graag voor in zouden zetten.

U schrijft: ‘Juist door deze praktische vorming en ondersteuning zou de geestelijke groei meer ruimte kunnen krijgen.’ Als dat de winst van deze briefwisseling zou zijn, zou ik erg dankbaar zijn. Dan hoeven we niet bang te zijn voor een ongeestelijke professionaliseringsslag onder predikanten, al mogen we er alert op zijn. Bij verdere toerusting denk ik dan ook zeker aan verdere toerusting wat betreft het geestelijk karakter van het ambt. Dat is niet allereerst iets van nascholing of mentoraat, maar van de binnenkamer. Maar de hindernissen daarbij mogen er wel een plaats krijgen. Graag zelfs.

Hartelijk dank voor uw brieven. Ontvang een hartelijke groet vanuit Utrecht! Graag wens ik u samen met uw vrouw Gods zegen toe.

Anne

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 februari 2010

De Wekker | 20 Pagina's

Briefwisseling

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 februari 2010

De Wekker | 20 Pagina's