Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over de bakker en zijn brood (De invulling van de tweede kerkdienst 2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over de bakker en zijn brood (De invulling van de tweede kerkdienst 2)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Prof. Baars schreef in het vorige nummer over de invulling van de tweede kerkdienst. Krentenbollen en gebak kunnen het brood van de bakker niet vervangen. Zo kunnen themadiensten met mogelijkheden voor interruptie en discussie niet vervangen wat in de prediking van boven en van buiten tot ons komt. In mijn reactie stel ik de vraag of prof. Baars de bakker en de gemiddelde kwaliteit van zijn brood niet overschat.

Eerst maar even een opmerking vooraf. Ik ben van het type dominee dat nog verwachting heeft van de tweede dienst. Ik zie die dienst als leerdienst en ben gewend om van de leerdienst niet minder werk te maken dan van de eerste dienst op zondag. Van experimenteren met de tweede dienst heb ik minder verwachting. Ik ben niet tegen een weloverwogen aanpassing van bepaalde vormen, maar stel nuchter vast dat het uiteindelijk de inhoud is die de aantrekkelijkheid en de ‘voedingswaarde’ van de dienst bepaalt.

Mensje uit het stof verrezen
Prof. Baars somt de bezwaren op die in onze tijd klinken tegen de preek als proclamatie van het Woord. De klassieke preek is niet alleen teveel monoloog, maar dikwijls ook te lang en onvoldoende relevant. Daartegenover stelt hij dat de prediking – als aanzegging en toezegging van Godswege – wezenlijk is voor het welzijn van de gemeente.
Het zal waar zijn dat de prediking geen uitwisseling is van menselijke inzichten en ervaringen. In de prediking komt Gods Woord met gezag tot ons. Daarbij mogen we echter niet vergeten dat de ‘bediening der verzoening’ aan zondige mensen is toevertrouwd. Calvijn wist het al: de prediker is een ‘mensje uit het stof verrezen’. Hij heeft – als het goed is – van de Heilige Geest gaven ontvangen om het Woord te verkondigen, maar hij kent natuurlijk ook zijn beperkingen. Het kan zijn dat hij meer een pastor is dan een prediker. Niet zelden is hij te druk om zich goed voor te bereiden. En als hij niet oppast, diept hij uit de Schrift vooral oude schatten op, terwijl de nieuwe onaangeroerd blijven. Veel predikers leven bovendien zo in hun eigen wereld, dat jongeren terecht klagen: onze vragen komen niet aan de orde en worden dus ook niet beantwoord.
Wat ik bedoel te zeggen is dit: prof. Baars zet voor mijn gevoel te gemakkelijk een isgelijkteken tussen de prediking als aanzegging en toezegging van Godswege en de vorm waarin wij dominees daaraan in onze preken gestalte geven. Om te blijven bij het beeld van de bakker en zijn brood: sommige bakkers verkopen brood waar nauwelijks kraak of smaak aan zit. Het mag dan alle ingrediënten bevatten die nodig zijn, maar het geurt niet en het knispert niet. Is het een wonder dat klanten wegblijven of – in het beste geval – vragen naar iets ter vervanging van dit brood?

Dialogisch preken
Het is duidelijk: het heil is door God uitgedacht. Het komt dus niet op uit mensen en het ontstaat ook niet uit de ontmoeting tussen mensen. Maar als Paulus het evangelie brengt in Athene, heeft hij zich wel eerst goed geïnformeerd over zijn hoorders. Wie zijn ze en wat houdt hen bezig? In zijn preek gaat hij daarop in. Hij brengt de boodschap die hij brengen moet – ook die van de opstanding van de doden –, maar kiest daarvoor de vorm van de dialoog en laat ruimte voor interrupties.
Het is dan ook niet toevallig dat dialegesthai één van de werkwoorden is, die het Nieuwe Testament kent voor de verkondiging. Op verschillende plaatsen in het boek Handelingen lezen we dat Paulus ‘besprekingen’ voerde. In dialogische gesprekken trachtte hij Joden en Grieken ervan te overtuigen dat Jezus de Christus is (Hand. 18: 4, 19; 19: 8, 9).
Persoonlijk geloof ik dat dialogisch preken de behoefte aan discussiediensten en rondetafelgesprekken minder groot maakt. De vragen van de hoorders worden immers gesteld en serieus genomen. De predikant vertolkt Gods woorden uit het verleden in relatie tot het heden en iedereen begrijpt: hij heeft niet alleen de Bijbel gelezen, maar ook de mensen en de wereld waarin ze leven. Toch zie ik niet in waarom er daarnaast niet ook ruimte zou kunnen zijn voor een reactie op de verkondiging in de vorm van het stellen van vragen na of zelfs tijdens de dienst. En zou bijvoorbeeld een getuigenis waarin de actualiteit of de betrouwbaarheid van de verkondiging geïllustreerd en bevestigd wordt niet een stukje meerwaarde kunnen geven aan een dienst? Ik schreef al: ik heb weinig verwachting van dit soort vormen als ze een tekort aan inhoud moeten compenseren.
En ook: de dialoog creëert de boodschap niet. Maar als God zelf ervoor kiest om ons op dialogische wijze te doen delen in zijn waarheid, wat is er dan op tegen dat wij daarvoor in of rondom de kerkdienst bij deze tijd passende vormen zoeken?

Ambt van alle gelovigen
Er is nog iets dat bij het lezen van het artikel van prof. Baars vragen opriep. Het lijkt erop dat de predikant als enige in staat is het Woord van God te verstaan en te vertolken. Hij is daartoe door God geroepen en gezonden. Toegegeven: de predikant heeft met het oog op de opbouw van de gemeente bijzondere gaven en een bijzondere opdracht ontvangen. Er is ook alle reden om een nauw verband te (blijven) zien tussen Gods spreken en het spreken van de predikant als in de verkondiging de Schrift wordt uitgelegd en toegepast. Maar we zijn niet rooms! Het verstaan van Gods Woord is niet exclusief voorbehouden aan de predikant. Sinds de uitstorting van de Geest hebben allen in de gemeente gaven ontvangen en velen hebben ook de gave van het onderscheiden waar het in Gods Woord op aankomt. Nee, ik zeg niet dat velen daarom ook wel als verkondigers kunnen optreden, maar wie zijn wij om hun te ontzeggen dat zij in hun reacties op de prediking bijdragen aan het verstaan van wat de Geest tot de gemeente zegt? Het is toch niet voor niets dat de Heidelberger Catechismus in zondag 12 het ambt van Christus in direct verband brengt met het ambt van alle gelovigen? We willen toch niet terug naar de tijd dat de onwetende en onmondige gemeente meer ontzag had voor de ambtsdrager dan voor de boodschap die hij bracht?
Ik begrijp natuurlijk best dat prof. Baars dit niet bedoelt, maar ik daag hem uit om in zijn reactie op mijn artikel juist hierop ook in te gaan. Hij is bang dat in het groepsgesprek over de Bijbel niet meer met ambtelijk gezag gesproken kan worden. Doet hij zo niet tekort aan een wezenlijke trek van de Reformatie dat niet de ambtsdrager gezag heeft, maar het Woord dat hij brengt?

Didactisch motief
Naast een aantal Bijbels-theologische motieven om niet te krampachtig om te gaan met vormen van dialoog in de kerkdienst, zie ik ook een didactisch motief. Het is algemeen aanvaard dat interactie tussen de spreker en zijn hoorders leidt tot meer effectiviteit in de communicatie. De spreker wordt geholpen om zich in het presenteren van zijn informatie voluit te richten op zijn hoorders. De hoorders zijn beter in staat om de ontvangen informatie te verwerken en worden geprikkeld om in beweging te komen. Ik zie niet in waarom dit didactische principe wel in de collegezaal zou kunnen worden toegepast en niet in de kerkdienst, met name in de leerdienst.
Eerlijk gezegd verwacht ik vanuit Apeldoorn op dit punt zelfs stimulansen en niet alleen bedenkingen. We staan als kerk in het spanningveld tussen vasthouden aan de traditie en aanpassing aan de nieuwe tijd. Niet alleen het loslaten van de traditie, maar ook het missen van de aansluiting bij de nieuwe tijd bedreigt de kerk in haar voortbestaan. Mijn vraag aan prof. Baars is daarom: welke tips heeft hij voor bakkers die in hun winkel steeds vaker klanten tegenkomen die iets meer verwachten van zijn brood dan dat het alle noodzakelijke ingrediënten bevat?

Het is de bedoeling dat prof. A. Baars in het volgende nummer van De Wekker afrondend zal reageren.

A.P. van Langevelde
Ds. A.P. van Langevelde is predikant te Zoetermeer

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 februari 2010

De Wekker | 20 Pagina's

Over de bakker en zijn brood (De invulling van de tweede kerkdienst 2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 februari 2010

De Wekker | 20 Pagina's