Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Heeft Jezus Zich vergist? (Jezus en Zijn Wederkomst 2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Heeft Jezus Zich vergist? (Jezus en Zijn Wederkomst 2)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het vorige artikel hebben we stilgestaan bij de vraag wat Jezus wist van de wederkomst? In Mattheüs 24: 36 horen we dat ook de Zoon ‘dag en uur’ niet weet. Hoe verdraagt zo’n uitspraak zich met Zijn godheid? De vraag die ons nu bezighoudt raakt de zogenaamde termijnteksten. Deze teksten spelen ook een belangrijke rol in het boek van André F. Troost.

Bij de termijnteksten denken we aan de uitspraken die Jezus gedaan heeft op de dubbele vraagstelling van Zijn discipelen. Het gaat daarbij enerzijds om een antwoord op vragen rond de verwoesting van Jeruzalem en de tempel en anderzijds om de wederkomst of de voleinding. De problematiek spitst zich toe op de juistheid van Jezus’ antwoorden. Heeft de Heiland Zich vergist?

Zich vergissen is menselijk
Voor Troost, de auteur van het boek Engel naast God. Hoe goddelijk is Jezus? is het antwoord op de vraag naar het zich al of niet vergissen door Jezus van groot belang in zijn zoektocht naar antwoorden op de vraag wie Jezus werkelijk is? Troost komt na zijn exegese van de teksten over het niet weten van de Zoon en de termijnteksten tot de overtuiging dat de (beperkte) ‘onwetendheid’ van Jezus Hem gebracht heeft tot uitspraken die ‘vanuit aards, menselijk perspectief’ een ‘vergissing’ genoemd kunnen worden. Jezus gaf er tegenover Zijn discipelen blijk van, dat Hij binnen afzienbare tijd de voleinding verwachtte, zo concludeert Troost uit woorden als Mattheüs 10: 23; Mattheüs 16: 27 en 28 en Mattheüs 24: 34. Dat spoedige wereldeinde is er niet gekomen. Troost spreekt in dit kader ook van het berouw van God. Dan kunnen mensen, ook Jezus, zich vergissen ‘omdat God zo ongelofelijk meevalt’.

Deze uitleg speelt voor de auteur een belangrijke rol in zijn zoektocht naar de werkelijke Jezus van de Schrift. Hij weet zich in zijn huidige verstaan gesteund door het spreken van de kanttekenaren van de Statenvertaling bij de uitdrukking Engel des Heren. Daarbij neemt Troost de helft van de uitleg van de Statenvertalers over. Hij sluit zich aan bij hun kanttekening dat het hier gaat om de aanduiding ‘hoofd der engelen’. De aantekening dat we hier te doen zouden hebben met de Eeuwige, de Schepper zelf, meent Troost na exegetisch onderzoek niet ‘zonder meer’ over te kunnen nemen. Als een rode draad door zijn boek horen we de onderbouwing van de visie dat we in Jezus te doen hebben met het hoofd der engelen. Weliswaar een engel die anders is dan alle andere engelen, de enige, unieke ongeschapen engel die vóór alle engelen is aangesteld – maar dan toch: een engel, de engel des Heren, dé exclusieve Zoon (= Geliefde) van God.

De antwoorden van Jezus
Met opzet spreken we van de antwoorden van Jezus op de vragen van de discipelen in Mattheüs 24. Het is van groot belang oog te blijven houden voor het tweeledige karakter van de vragen van de leerlingen van Jezus en Zijn tweeledig antwoord daarop. Het antwoord dat Jezus in vers 34 Zijn discipelen gaf op de vragen over de val van Jeruzalem en de verwoesting van de tempel is wel degelijk juist gebleken in de gang van de geschiedenis. Voor menigeen die dat antwoord uit Jezus’ mond heeft vernomen is het tijdens zijn of haar leven aangrijpende werkelijkheid geworden.
In het vervolg van Mattheüs 24 lijkt het alsof dat wat Jezus in de verzen 35 en volgende zegt naadloos aansluit qua tijd bij het gedeelte over de verwoesting van stad en tempel. Bij onze uitleg van deze moeilijke woorden moeten we ons rekenschap geven van het soort tekst dat hier aan de orde is. Men spreekt wel van ‘profetische’ of ‘apocalyptische stof’.
Soms wordt er dan ook op gewezen dat in het Bijbels spreken over de toekomst vaak sprake is van een verkorting van het historisch perspectief waardoor de dingen samentrekken. Bij dit profetische gedeelte verdient de meervoudige vervulling onze aandacht. Daarom moeten we ook voorzichtig omgaan met woorden als ‘terstond’ in vers 29.

Gezien de fase van Zijn levensgang en Zijn werk waarin Jezus Zijn discipelen antwoordt op hun vragen moeten we in rekening brengen dat de antwoorden voor de discipelen op een aantal punten (nog) verhullend waren. Dat geeft de evangeliebeschrijving eerlijk weer. Het was nog niet de tijd om meer te weten. De Christus stond nog voor Zijn kruislijden, dood en opstanding. Later heeft God meer geopenbaard. Zo heeft Paulus meer gezegd over de komst van antichrist vóór het einde van de wereld en in Openbaring valt daarover nog meer te lezen. Als we dit in onze overwegingen betrekken, wordt de uitleg dat Jezus Zich vergist zou hebben zeer aanvechtbaar. De elementen van troost en vermaning tot waakzaamheid zijn in het Bijbels spreken over de Toekomst essentieel. Het gaat niet om berekening en schematisering. Mattheüs 24 is helder over de verwoesting van stad en tempel in de nabije toekomst. Maar het tijdstip van de voleinding is aan mensen onbekend. Die grote Dag zal plotseling aanbreken, dat vraagt voortdurende waakzaamheid en ontmoedigt en verbiedt alle berekening. De woorden over de ‘onwetendheid’ van de Zoon beogen geen leer aangaande Christus te ontvouwen, maar onderstrepen in die fase van de evangeliegeschiedenis het onverwachte van de Dag. We moeten deze profetische taal horen klinken en verstaan in die fase en op dat moment.

De Zoon weet wat Hij zegt
Is dat houdbaar in het licht van Mattheüs 16: 27 en 28? Het komen van de Zoon des Mensen wordt toch heel nabij gedacht, nog vóór verschillenden van de omstanders sterven? Zo’n conclusie noemt J.P. Versteeg voorbarig. Hij wijst op de wederkomst als afsluiting van het hele proces van Jezus’ verhoging, beginnend met Zijn opstanding. ‘In de opstanding brak de koninklijke waardigheid van de Zoon des mensen reeds door die in de definitieve parousie haar voltooiing zal vinden.’

De Zoon is aan het woord ook in Zijn profetisch spreken. Juist tijdens Zijn leven en werk op aarde is er enerzijds dat hoge en heilige. Jezus stilt stormen als werk van God. Let bijvoorbeeld op Psalm 107: 29 en Psalm 93. Jezus vergeeft zonden wat volgens de omstanders ongehoord is! Hij zegt in Johannes 8: 46 “Wie van u overtuigt Mij van zonde?” In alles heeft Hij Zijn Vader geëerd in volkomen gehoorzaamheid tot de dood van het kruis. Dat dienen was doortrokken van vernedering en ontlediging. De vossen hebben nog holen en de vogels van de hemel nog nesten, Hij daalde zo diep af! De Zoon des mensen, de lijdende Knecht, weet wat Hij zegt en Wie Hij is. Hij wijst er in Johannes 17: 3 op dat gemeenschap met God alleen mogelijk is door gemeenschap met Christus Jezus. Handelingen 4: 12 vertolkt hoe onontbeerlijk Zijn heilswerk is. Juist de aangevochten Thomas heeft verwonderd en gelovig gestameld: ‘Mijn Heere en Mijn God.’ (Johannes 20: 28). Johannes mag in hoofdstuk 1 hooggestemd, door de Geest geleid, getuigen van het wezen van het vleesgeworden Woord. Wat wij mensen nooit zullen kunnen samenbrengen, heeft God genadig geopenbaard in de incarnatie (vleeswording) van Zijn Eniggeboren Zoon.
De tekening die Openbaring 1 geeft van de verhoogde Jezus Christus sluit heel nauw aan bij het spreken van het Oude Testament over wezen en werk van de Heilige God. Openbaring laat het beslissend karakter van het verlossingswerk van het Lam Gods doorklinken. De toonzetting is die van aanbidding. De opbouw van Openbaring 4 en 5 zegt heel veel over de verhouding tussen de Almachtige en het Lam, de parallellie mag ons niet ontgaan. Dat doet op geen enkele wijze iets af van de waarachtige mensheid van onze Heiland, als Zondeloze.

Troost wil ons deelgenoot maken van zijn worsteling om een in zijn ogen onnodige blokkade weg te nemen. Hij hoopt zo via schuldbelijdenis over het onzuivere spreken van de kerk aangaande de godheid van Jezus een brug te kunnen slaan naar synagoge en moskee. Zijn formuleringen inzake de in zijn ogen onjuiste visie die anderen hebben op het wezen van Jezus zijn m.i. niet steeds adequaat en komen soms bijna over als een karikatuur. De auteur haalt in kort bestek zoveel aan (vaak heel beknopt) dat zijn argumentatie mij niet heeft kunnen overtuigen. Dat betreft zeker zijn uitleg van Johannes. Troost wil een antwoord geven op de vraag ‘Hoe goddelijk is Jezus?’ Via allerlei nuanceringen probeert hij het eigene van deze unieke ongeschapen Engel te waarborgen. Maar Jezus is ‘niet God zonder meer’, zo concludeert hij. De gevolgen voor de christologie zijn verstrekkend, maar werken ook verder door. Blijkens blz. 60 ervaart Troost zijn visie als bevrijdend. Voor mij is er sprake van een ingrijpende vergissing, die helaas kan leiden tot verdere spraakverwarring.

T.M. Hofman
Dr. T.M. Hofman is hoogleraar nieuwtestamentische vakken in Apeldoorn

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 2011

De Wekker | 20 Pagina's

Heeft Jezus Zich vergist? (Jezus en Zijn Wederkomst 2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 2011

De Wekker | 20 Pagina's