Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Augustinus als gesprekspartner voor vandaag

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Augustinus als gesprekspartner voor vandaag

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wie vandaag als christen hulp zoekt voor het geloofsgesprek met tijdgenoten, kan heel goed terecht bij Aurelius Augustinus, de bisschop van Hippo. Door het gezin waar hij opgroeide en door zijn ontwikkeling weet hij uitstekend wat er gaande is in de wereld, en in zijn ‘De Stad Gods’ laat hij zien hoe hij serieus in gesprek gaat met tijdgenoten. Om van te leren!

Augustinus: iemand die het leven kent
Augustinus’ biografie biedt aanknopingspunten om vandaag naar hem te luisteren. Ik vertel iets over het gezin waar hij uit kwam en over zijn ontwikkeling. We zullen zien dat hij een boeiend persoon is met wie je wel in gesprek wilt.
Je kunt niet zeggen: Augustinus is zo beschermd opgegroeid – hij kan nooit een interessante gesprekspartner zijn. Vader Patricius hoort bij de oude landadel van het Romeinse rijk. Hij is naar Noord-Afrika – graanschuur van Rome – verhuisd en zit in het gemeentebestuur van Thagaste. Hij is pas op zijn sterfbed christen geworden en heeft geleefd met de Romeinse goden. Patricius was getrouwd met Monnica, en vrouw uit Noord Afrika. Zij was christen en leefde ook zo. Haar zorg is dat haar kinderen goed terecht zullen komen en vooral: dat zij christen zullen worden. Augustinus heeft het haar niet makkelijk gemaakt. Later schrijft hij er zelf over: mijn moeder heeft veel om mij gehuild, ‘meer dan moeders over de lichamelijke dood van hun kinderen doen’.
Ook Patricius vindt het belangrijk dat Augustinus een goede opleiding krijgt. Helaas heeft hij niet genoeg geld en komt Augustinus na een jaar in Madaura gestudeerd te hebben weer terug naar Thagaste. Hij verveelt zich en ontwikkelt zich tot ‘hangjongere’. Gelukkig is er een rijk familielid die ervoor zorgt dat hij verder kan studeren, eerst in Madaura en later in Carthago. Tijdens zijn studie wordt Augustinus geraakt door een boekje van Cicero, dat in hem het verlangen naar eeuwigheid en naar echte wijsheid laat ontwaken. Hij gaat op zoek in de Bijbel, maar kan daarin geen antwoord vinden. Een jaloerse God die plagen gebruikt om volkeren te straffen, daar kan hij niks mee. In zijn ogen haalt de Bijbel het niet bij de schrijvers van zijn tijd, waarvan met name Cicero er één is. Bovendien vindt hij in de Bijbel geen antwoord op de vraag naar goed en kwaad. Dat vindt hij bij de Manicheeërs, volgelingen van een Perzische wijsheidsleraar. Als hij afgestudeerd is en als leraar naar Thagaste terugkeert, sluit zijn moeder de deur voor hem: een Manicheeër komt er bij haar niet in. Of dat meegewerkt heeft aan de verandering is niet duidelijk. In ieder geval vraagt hij zich wel steeds meer af of datgene wat Mani leert je nou echt verder helpt. Hij komt weer terug bij Cicero en de zoektocht naar eeuwigheid en wijsheid. Uiteindelijk komt hij – via Milaan, waar hij onder de indruk raakt van de preken van Ambrosius, die de Bijbel op een sterk vergeestelijkende manier uitlegt – als christen terug in Afrika. Daar wacht hem al snel een levenstaak waar hij nooit van had kunnen of willen dromen: hij werd priester en een paar jaar later bisschop van Hippo. Maar: hij draagt zijn afkomst en ontwikkeling zijn leven lang met zich mee.

In gesprek met tijdgenoten
Minstens een even goede reden om vandaag met Augustinus in gesprek te willen gaan is het feit dat Augustinus zelf uitgebreid met zijn eigen tijdgenoten in gesprek is gegaan. Daarbij denk ik nu niet in eerste instantie aan kerkelijke tijdgenoten. Ik vind boeiende dingen bij Augustinus die ons vandaag in de kerk verder kunnen helpen. Met het oog op kerkelijke eenheid kun je veel leren van wat hij tegen de Donatisten schreef. Als het gaat om heiligheid en rechtvaardiging kun je veel leren van wat hij tegen Pelagius en zijn aanhang schreef. Zo is er meer te noemen. In veel boeken is Augustinus in gesprek met kerkelijke tijdgenoten. Maar daar kom je op de markt tegenwoordig niet echt mee verder. Daarvoor moet je een ander boek lezen. Ik bedoel ‘De Stad Gods’, het dikke boek dat Augustinus schreef in de jaren na 410. Hij is dan bijna 20 jaar priester en 56 jaar oud. Hij werkt tot na 426 aan zijn grote boek. De laatste jaren kan hij er fulltime aan werken, omdat hij vanaf 426 (72 jaar oud) een opvolger voor zich heeft aangewezen om bisschop te zijn in Hippo.

Val van Rome
Eerste aanleiding voor het gesprek met zijn tijdgenoten in ‘De Stad Gods’ is het feit dat Rome in 410 door de Vandalen onder Alarik werd ingenomen en gruwelijk geplunderd. Rome, de eeuwige stad, was gevallen. We moeten daar niet te gering over denken. We zouden het gevoel kunnen vergelijken met het gevoel dat over een groot deel van de wereld is gekomen na 9/11, de val van de Twin Towers in New York. Hiëronymus, die in Jeruzalem woont en daar het Oude Testament in het Latijn vertaalt, schrijft: ‘Het helderste licht op aarde was gedoofd … Het Romeinse rijk was onthoofd … De wereld verging met deze ene stad’.
De mensen uit die dagen wisten wel hoe dat kwam: de oude Romeinse goden waren aan de kant geschoven, de verering van hen was zelfs een tijdlang verboden geweest en het christendom was officiële godsdienst van het Romeinse rijk geworden. In zijn boek gaat Augustinus in op dat verwijt. Hij toont aan dat in de tijd dat nog volop de Romeinse goden werden vereerd er ook vele rampen over de stad zijn gekomen. Er heeft een moreel verval plaatsgevonden in die tijd – juist onder invloed van die goden. Uitgebreid is de beschrijving die Augustinus geeft van de verschillende goden die voor van alles en nog wat ‘nodig’ waren in de beleving van de Romeinen. Het is er niet beter op geworden, zegt hij. De plundering die onder Alarik plaatsvond was nog mild vergeleken bij de manier waarop onder invloed van de Romeinse goden steden werden ingenomen. Alarik –die christen was – had namelijk bepaald dat kerken en kapellen als asielplek moesten worden gerespecteerd. Velen werden gered door naar een kerk te vluchten. Het christendom heeft dus eerder temperend gewerkt tijdens de plundering van Rome dan dat het de ondergang heeft bewerkt.

Domme christenen?
Een tweede thema in ‘De Stad Gods’ is het verwijt dat ontwikkelde Romeinse aristocraten maken aan de christenen in hun dagen. Die Romeinen hebben wel in de gaten dat het volksgeloof een beetje plat is. Zij weten dat de wereld anders in elkaar zit. Ze geloven in een leven na dit leven. Maar ze kunnen niks met het christendom. De kern daarvan is dat God mens geworden is in Jezus Christus. Hij is zelfs gestorven aan een kruis. Daar kunnen ze niks mee. Nee, christenen zijn domme mensen die domme dingen geloven.
Met deze mensen gaat Augustinus in gesprek. Niet door hun kritiek aan de kant te vegen. Hij gaat met hen echt in gesprek en laat zien dat hij hun wereld kent – stellig een effect van zijn opleiding. Aan de hand van de geschiedenis van de mensheid laat hij zien dat de problemen van deze wereld – de tragiek van het leven, dat getekend wordt door spanning, twist en chaos – niet echt doorgrond worden door de filosofie van wie ook maar. Het probleem zit hem in de scheiding die zich onder mensen voltrekt door wat een mens wil. Kort gezegd: er zijn mensen die er alleen op uit zijn rijkdom en roem te verwerven – zoals Kaïn die een stad bouwt, en er zijn mensen als Abel en later Enos, van wie Augustinus in Genesis 4: 26 leest: Deze hoopte de naam van God de Heer aan te roepen. Dat is dan ook de karakteristiek van de bewoners van die andere stad: zij hopen niet op zichzelf maar op God.

Uiteindelijk kan de filosofie je niet echt helpen om beter te leven. Dat kan nog steeds een manier zijn om als Kaïn roem voor jezelf te verwerven. Beter wordt het alleen als je bij die andere stad hoort – en hoopt op God die zijn glorieuze stad in deze wereld laat komen.
Er verschijnen vandaag veel boeken die je willen helpen bij het gesprek met tijdgenoten over het geloof. Ik meen dat Augustinus in ‘De Stad Gods’ in staat is om ons zeker ook verder te helpen en dat hij alleen maar tot schade van het echte gesprek ongelezen blijft.

W. van ’t Spijker
Drs. W. van ’t Spijker is predikant in Hilversum-Pniël.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 mei 2011

De Wekker | 20 Pagina's

Augustinus als gesprekspartner voor vandaag

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 mei 2011

De Wekker | 20 Pagina's