Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De spiegel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De spiegel

Over de preek- en hoorcrisis; in gesprek met voorgangers

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

“… lijkt hij op een man die het gezicht waarmee hij geboren is, in een spiegel bekijkt, want hij heeft zichzelf bekeken, is weggegaan en is meteen vergeten hoe hij eruitzag.” (Jacobus 1: 23, 24)

In dit artikel wil ik ingaan op het gesprek met voorgangers over de preek- en hoorcrisis. Hier is uiteraard veel meer over te zeggen dan in deze bescheiden bijdrage kan. Ik kies ervoor om het te beperken tot een enkel, niettemin essentieel, punt. Ik wil dit doen vanuit de opmaat uit Jacobus 1, dat we niet moeten vergeten hoe we er ècht uitzien en ons niet mooier moeten voordoen dan we zijn. Uiteindelijk gaat het om het inzien in ‘de volmaakte wet’, ‘die van de vrijheid’.

Het is de taak van een kerkenraad om toe te zien op de prediking. Uit een binnenkort te verschijnen speciale uitgave van Ambtelijk Contact, waarin een historisch overzicht wordt geboden over de laatste 50 jaar, blijkt dat er in de artikelen uit dat blad en ook op de ambtsdragerconferenties veelvuldig aandacht is gegeven aan toezicht op de prediking. Een citaat: “Toezicht, dat is er bij staan en toezien, met aandacht, zorg en vreugde, hoe het Woord Gods de sprekende God aan het woord laat. En juist omdat dit verstaan een zaak is van verstand en hart, zal de prediker dit toezicht willen begrijpen, waarderen en aanvaarden. Want in zijn ouderling spreekt niet de criticus, maar de belanghebbende, de broeder, die met hem vol eerbied is voor het Woord. En die daarom hem corrigeren kan bij eenzijdigheid in de tekstkeuze en tekstverklaring.” (1964, ds. B. van Smeden).
Ds. J.H. Velema, een veelschrijver in het blad, beschreef bij één van het zestal verschuivingen die hij onderscheidde: “de verschuiving van de prediking met betrekking tot het belijden – beleven. Vroeger waren de preken sterk dogmatisch. De laatste jaren werd ook ingegaan op ethische vragen. De wijze waarop het geloof werd beleefd, kwam veel duidelijker en concreter aan de orde.”(1971).
Vele jaren later (2009) schreef ds. R. Bikker, “dat hij van de gemeente leerde hoe hij echt moest preken. Daar leerde hij wat de vragen waren waar mensen mee rondlopen.”
Als dit laatste bij alle predikers inderdaad het geval is, waarom is er dan nog steeds sprake van een preek- en hoorcrisis?

Authenticiteit
Vanuit mijn vak (psychologie) en ervaring (als ouderling) heb ik regelmatig over dit punt van de ‘preek- en hoorcrisis’ nagedacht. Als ik de huidige generatie hoorders goed begrijp dan is er vooral een vraag naar authenticiteit van de prediker. Er is niet persé een vraag naar een goed betoog, hoewel het niet zonder een deugdelijke studie kan, ook niet een vraag naar een hoger entertainmentgehalte van de preek, dat vervliegt uiteindelijk toch, maar een vraag naar iemand die zelf beleeft wat hij zegt. Hij mag het best saai brengen, liever niet natuurlijk, als het maar oorspronkelijk en ècht is en aansluit in de existentie, het bestaan van de mens van nu. ‘Met huid en haar betrokken’, zegt W. Dekker in zijn jongste boek (zie kader). Dit punt wil ik er eens uithalen en als een spiegel voorhouden aan predikers en aan hen die op hun werk hebben toe te zien.

Existentie
Ik zou in dit kader de vinger willen leggen bij (een onderdeel) van de persoon van de prediker. De prediker is een mens, geroepen tot het verkondigen van het evangelie. De kerken hebben die roeping bevestigd en gecontroleerd of deze broeder gaven van hoofd, hart en handen heeft om voorganger te kunnen zijn. Betekent dit dan dat dit ook altijd goed gaat? Helaas niet, al wil ik wel erkennen dat de predikers bevoegd zijn en wil ik ook verwachten dat Hij die hen geroepen heeft, trouw is en het ook doen zal (1 Thess. 5: 24).
Ik wil in dit verband de vraag stellen of het zo is dat deze broeders allemaal voldoende in deze tijd staan? Weten zij wat het bestaan van hun gemeenteleden is? En kunnen zij daar op aansluiten en de brug slaan? Ik mag hopen van wel. Niettemin heb ik zo mijn vragen.
Voor mij is het duidelijk dat verreweg de meeste van onze predikers meer dan gemiddeld intelligent zijn. Zij hebben vaak veel gaven om te studeren, om te begrijpen wat er in de Bijbel staat.
Ik denk overigens dat verschillenden van hen vroeger vanwege die hoge intelligentie niet altijd goede aansluiting bij de overige leerlingen op school hebben gehad en dat dit hun sociale ontwikkeling negatief kan hebben beïnvloed. Ook is het mogelijk dat zij zichzelf geleerd hebben de vragen van het leven vooral met het verstand te benaderen en op te lossen. Nogal eens zal dat ten koste zijn gegaan van het optimaal ontwikkelen van het gevoel hierin. Kortom, risicofactoren om een goede herkenning te vinden bij de hoorders van hun preken, waarbij het zeker zo is dat zij voor zichzelf zullen denken volstrekt authentiek te zijn, maar dat dit nauwelijks herkenbaar is voor ‘andersdenkenden’, beter: voor ‘andersvoelenden’.

Reflectie
Waarvoor ik zou willen pleiten is de (her) ontwikkeling van het (zelf)reflectief vermogen van de prediker als dat er weinig is. En, indien voldoende aanwezig, of hij en degenen die toezicht hebben uit te oefenen dit vermogen goed gebruiken.
Door bijvoorbeeld de situatie zoals ik die hierboven benoem, bestaat het risico dat een aantal predikers een wat ‘scheve’ ontwikkeling heeft doorgemaakt, namelijk eenzijdig rationeel. Dit verklaart vaak ook hun voorkeur voor het systematische en minder voor de praktische theologie. Ik acht het van groot belang dat predikers in staat zijn niet alleen over hun eigen gedachten maar ook over hun eigen gevoelens na te denken en vooral over de oorzaken en de gevolgen ervan. Wie ben je zelf, hoe kom je over, waarom reageren mensen zo op mij, wat kan ik daar aan doen? Wanneer de prediker in staat is te luisteren naar het wat, hoe en waarom van het gedrag van andere mensen en ook van dat van zichzelf en de effecten ervan, dan gaat hij anders zijn preek maken, daar ben ik van overtuigd. Wanneer hij daarbij ook nog dicht bij zichzelf blijft (postmoderne opmerking), zich niet mooier voordoet dan hij is, dan wordt dat geproefd en erkend en raakt dat de mensen in het hart. Hoe mooi is het dan als de prediker in die situaties dan de woorden van God kan laten klinken en heen kan wijzen naar wat Gods Woord daar over zegt en ook hoe hij dat zelf probeert. Dan is er aansluiting op zijn hoorders, zo denk ik, dan is er bevinding, dan is er de praktische prediking waar ik zoveel mensen naar hoor vragen.

Toezicht
Toen ds. Van Smeden schreef dat je de ouderling niet als criticus moet zien maar als iemand die in liefde helpen wil het woord bij de gemeente te brengen, raakte hij mijns inziens een nog steeds actueel thema. Het is van belang dat ouderlingen die spiegel voor de prediker proberen te zijn. Soms is het nuttig (nodig) dat een prediker (alsnog) een leertraject volgt waarin hij de on- of onderontwikkelde (zelf)reflectieve vaardigheden ontwikkelt. Het volgen van supervisie of intervisie kan een belangrijk hulpmiddel zijn.

Ik pleit voor een regelmatig en vertrouwelijk gesprek van enige wijze ambtsdragers met hun prediker. Laat in dat gesprek dan niet alleen de kritische geluiden klinken, omdat dat meestal toch geen effect blijkt te hebben omdat de prediker alleen maar in zijn weerstanden schiet, maar laat vooral ook de waarderende zaken horen. Van (echte) positieve feedback groeien mensen, ook predikers. Het versterkt de vertrouwensrelatie en geeft de gelegenheid om ook de andere zaken constructief te bespreken. Dergelijke gesprekken beperken zich dan niet tot de formele voortgangsgesprekken maar vinden gewoon ‘onderweg plaats, als we op weg zijn, nederliggen …’ enz. (Deut. 6). Laat de prediker in de spiegel (leren) kijken en vooral niet vergeten. Laten toezichthouders de spiegels voorhouden.

A. Heijstek
Drs. A. Heijstek is docent aan de TUA en de CHE. Tevens is hij ambtsdrager in de Pniëlkerk te Veenendaal.


In reactie op Alister McGrath’s betoog dat het einde van het protestantisme aanstaande is, pleit drs. W. Dekker in zijn boek Marginaal en missionair voor een herwaardering van de prediking. Het protestantisme is in een te rationeel vaarwater terechtgekomen dat niet meer goed aansluit bij de belevingscultuur van de hoorder van vandaag. Het protestantisme moet terug naar zijn roots, zo schrijft hij. In de reformatorische traditie bestaat de heilsbemiddeling daarin dat het Woord van God, dat over alle facetten van het leven gaat, ingaat in ons bestaan. De prediking werd altijd gezien als het instrument bij uitstek. Het vraagt een vertaling van het levende Woord van God dat voortdurend actueel blijft. ‘Dat betekent voor de prediker dat hij met huid en haar betrokken is’. Volgens Dekker past daar een relationeel en dialogisch model bij.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 oktober 2011

De Wekker | 24 Pagina's

De spiegel

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 oktober 2011

De Wekker | 24 Pagina's